Gillis, Jan Baptist (1893-1978)
Scheikundige en wetenschapshistoricus, geboren te Aarlen op 8 augustus 1893 en overleden te Oostende op 25 augustus 1978.
Biografie
Jan Gillis werd in Aarlen geboren op 8 augustus 1893 als de zoon van Pauline De Keghel en de militaire geneesheer Louis Henri. Hij bracht het grootste deel van zijn jeugd door in Gent bij zijn grootvader langs moederskant, een vlaamsgezinde geneesheer. De jonge Gillis studeerde aan het Atheneum, eerst in Gent en later in Antwerpen. In 1913 werd hij kandidaat in de natuurwetenschappen.[1] In de Eerste Wereldoorlog vocht hij mee en raakte gewond in Wespelaar. Hij slaagde erin om na hospitalisatie in een Antwerps hospitaal de Nederlandse grens over te steken zonder geïnterneerd te worden.[2] In Nederland studeerde de vluchteling chemie in het laboratorium van Professor Smits aan de stedelijke universiteit van Amsterdam. Hij doceerde hier ook natuurkunde en chemie. In 1917 werd Gillis naar het front teruggeroepen. In 1918 studeerde hij af aan de officierschool. Tegelijkertijd slaagde hij erin om zijn eindexamen van doctor in de scheikunde af te leggen voor de speciale Belgische Centrale Examencommissie in Le Havre.[3] Hierna ging hij aan de slag in het Laboratorium voor Plantkunde bij Camille De Bruyne, bij wie hij promoveerde tot doctor in de natuurwetenschappen.
Gillis' academische carrière startte met zijn benoeming tot werkleider in het laboratorium van Frederic Swarts aan de Rijksuniversiteit van Gent. Deze chemicus was vooral bekend om zijn synthese van organische fluoriden. In 1923 werd hij benoemd tot docent aan de Rijksuniversiteit van Gent, waar hij belast werd met de cursus analytische chemie, zowel in het Nederlands als het Frans. Geleidelijk aan werd zijn onderwijsopdracht uitgebreid met cursussen over analytische elektrochemie, de kwantitatieve analytische scheikunde, de analyse der minerale bestanddelen, de organische analyse, de farmaceutische anorganische chemie en de microchemie. Ook doceerde hij methodenleer in de scheikunde.[4] In 1932 werd Gillis benoemd tot gewoon hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen aan de RUG. Van 1936 tot 1937 was hij secretaris van de faculteit en van 1937 tot 1938 deken. Van 1951 tot 1952 was hij secretaris van de Academieraad en het daaropvolgende jaar werd hij tot rector van de RUG benoemd. Bovendien bekleedde hij de functie van voorzitter van de Raad van Beheer.[5] In 1961 werd hij toegelaten tot het emeritaat.
Gillis was in 1938 één van de stichtende leden van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten. In 1944 werd hij bestuurder van de Klasse van de Wetenschappen en in 1977 ere-lid.
Door zijn mecenaat werd de J. Gillisprijs opgericht.[6] Hij zetelde in de commissies die de J. Gillisprijs en de Mac Leodprijs uitreikten.[7] Ook was hij een tijdlang voorzitter van het Nationaal Comité voor Scheikunde.[8] Gillis was één van de iniatiefnemers van het Zuidnederlands Genootschap voor de Geschiedenis der Geneeskunde, Wiskunde, Natuurwetenschappen en Techniek.[9]
Hij was nauw betrokken bij de vereniging Dodonaea, een wetenschappelijk, biologisch-genootschap oopgericht aan de RUG op initiatief van Julius MacLeod. Het ledenaantal van deze vereniging was sterk afgenomen na de Eerste Wereldoorlog. Gillis wierp zich op als secretaris van deze vereniging en slaagde erin om deze verder te ontwikkelen door onder meer activiteiten te organiseren. In 1938 werd Gillis benoemd tot lid van het Genootschap tot Bevordering van Natuur-, Genees- en Heelkunde te Amsterdam. In hetzelfde jaar werd hij lid van de commissie Réactions et des Réactifs analytiques nouveaux van de International Union of pure and applied Chemistry, in 1949 werd hij er voorzitter. In 1939 stichtte hij samen met enkele anderen de Koninklijke Vlaamse Chemische Vereniging. Hij werd tot de eerste algemene voorzitter verkozen, een ambt dat hij vier jaar lang vervulde, om daarna erelid te worden.[10] In 1949 was Gillis medestichter van het internationale tijdschrift Analytica Chemica Acta.[11]
Werken
Aan het laboratorium van Smits bestudeerde Gillis de homogene en de heterogene gewichten.[12] Hij richtte een laboratorium op aan de Universiteit van Gent dat zou uitgroeien tot het Instituut voor Analytische Chemie.[13] In zijn laboratorium werden verschillende reagentia ontwikkeld door de vorming van organische complexen van reagentie met metalen, vb. fenyfluoron op germanium. Hij legde zich toe op de sporenanalyse met micro-en ultra-micromethoden, zoals bij de verontreining door kwikdampen in het laboratorium en de industrie. Hieruit ontstonden verschillende publicaties over de gevoeligheidsgrenzen van de analytische reacties. Gillis werkte eveneens op het gebied van de spectraalanalyse.
Naast scheikunde interesseerde Gillis zich voor biochemische en biologische vraagstukken. Zo deed hij onderzoek naar de bepaling van kationen in extracten van bietzaden en bietwortels en koper-ijzerbepalingen in bloedserum met nieuwe, in zijn laboratorium ontworpen methoden. Verder hield hij zich bezig met de farmaceutische problemen en de analytische methoden van de Belgische Farmacopee. Ook toonde hij belangstelling voor de methodologie van de analytische chemie en haar geschiedenis.
Gillis ondernam verschillende studiereizen: in 1939 naar Uppsala als gast van Henrik Lundegardh om zich te bekwamen in de spectrochemie en in de VS in de microchemie. Voor zijn onderzoek ontving hij verschillende prijzen. In 1920 werd hij laureaat van de wedstrijd voor reisbeurzen. In 1945 werd hem de Lavoisier-medaille toegekend door de Société Chimique de France voor zijn werken over de Réactifs pour l’analyse qualitative minérale. In 1946 ontving hij de Agathon De Potterprijs. In 1949 kreeg hij de prijs van het 22ste Congreso International de Quimica Industrial te Barcelona. In 1957 volgde een ere-doctoraat van de Faculteit Wetenschappen van de Universiteit van Genève.[14]
Wetenschapsgeschiedenis
Gillis was vele jaren lid van de Bestendige Commissie voor de Geschiedenis van de Wetenschappen. Daar zette hij zich in voor de oprichting van een Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen In 1950 was hij één van de stichtende leden van de Kring voor de Geschiedenis van de Farmacie in de Benelux. Na zijn emeritaat wijdde hij zich volop aan de geschiedenis van de wetenschappen. Hij schreef verschillende studies over George Sarton, Leo Hendrik Baekeland en August Kekulé. Hij ontving in 1965 de Gemlin-Beilsteingedenkplaat voor zijn werk over Kekulé.[15]
Hij was de hoofdspreker op het eerste Symposium over de geschiedenis van de Wetenschappen in 1975. Gillis was nauw betrokken bij de organisatie van dit symposium.
Publicaties
- Lijst met publicaties Catalogus Ugent geconsulteerd op 07/07/2010 om 9u.
- Overzicht personen archief
Bibliografie
- Simons, W.J., "Gillis Jan Baptista", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel: Paleis der Academiën, 2002, kol. 293-304.
- De Ley, J. "In Memoriam Dr. Jan Baptist Gillis", In: Jaarboek 1978, Brussel: KVAB, p. 377-381.
Nota’s
- ↑ De Ley, J., "In Memoriam Dr.Jan Baptist Gillis", in: Jaarboek 1978, Brussel: KVAB, 377.
- ↑ Simons, W.J., "Gillis Jan Baptista", in: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel: Paleis der Academiën, 2002, kol. 294.
- ↑ Simons, W.J., "Gillis Jan Baptista", kol. 295.
- ↑ De Ley, J.,"In Memoriam Dr.Jan Baptist Gillis", 377.
- ↑ Simons, W.J., "Gillis Jan Baptista", kol. 298-299.
- ↑ De Ley, J., "In Memoriam Dr.Jan Baptist Gillis", 377.
- ↑ Jaarboek 1978, Brussel: KVAB, 117.
- ↑ Jaarboek 1978, Brussel: KVAB, 306.
- ↑ Website GEWINA, geconsulteerd op 26/03/2021 om 10u30.
- ↑ De Ley, J., "In Memoriam Dr.Jan Baptist Gillis", 378-380.
- ↑ Simons, W.J., "Gillis Jan Baptista", kol. 298.
- ↑ De Ley, J., "In Memoriam Dr.Jan Baptist Gillis", 377.
- ↑ Simons, W.J., "Gillis Jan Baptista", kol. 296.
- ↑ De Ley, J., "In Memoriam Dr. Jan Baptist Gillis", 378-379.
- ↑ De Ley, J., "In Memoriam Dr. Jan Baptist Gillis", 380.