Désirant, Yvonne (1899-2002)
Voluit: Ivonna Francisca Ernestina Désirant
Scheikundige en eerste vrouwelijke werkleider aan de Universiteit van Gent. Ontdekker van de synthese van hexafluorbenzeen. Geboren op 2 juni 1899 in Sint-Amandsberg (Gent) en overleden op 17 augustus 2002 in Oostende.
Contents
Biografie
Doordat vader Louis voor zijn werk regelmatig werd overgeplaatst – hij was controleur bij de douane en accijnzen - doorliep de jonge Désirant een grillig schoolparcours. Ze volgde achtereenvolgens les in de stadsschool van Gent (het Wagenerinstituut), de gemeentescholen van Nieuwkerke en Moeskroen en de middelbare school in Kortrijk. In haar voorlaatste schooljaar was ze ingeschreven in het Institut de Bouchet in Brussel, maar ze verwerkte de leerstof via briefwisseling. Na de Wereldoorlog verhuisde het gezin opnieuw naar Gent. Daar beëindigde Désirant als vrije leerling haar middelbare schoolopleiding op de banken van het Athenée de jeunes filles. Ze was toen al twintig jaar oud. Het Athenée de jeunes filles was de eerste school in het Gentse die een volwaardige humanioraopleiding aan meisjes bood. Een humanioradiploma was een voorwaarde om tot het universitair onderwijs te worden toegelaten.[1] Ouders die zoals Louis Désirant en Marie Coeman hun dochter naar het Athenée stuurden, koesterden wellicht de hoop dat hun kind een universitair diploma zou behalen. Met zo’n diploma konden jonge middenklassevrouwen ook zonder partner in hun onderhoud voorzien.
Als vrije leerling van het Athenée kon Désirant nochtans geen diploma voorleggen. Ze bood zich daarom aan bij de Centrale Jury, waar ze na examens haar getuigschrift middelbare opleiding behaalde. Het daaropvolgende academiejaar 1921-22 schreef ze zich, op aanraden van haar vader, in de Universiteit van Gent in voor de opleiding natuurwetenschappen, als voorbereiding op een apothekersopleiding. Vele meisjes kozen voor apothekerstudies: met drie jaar was het de kortste weg naar een diploma.[2] Bovendien fronste de goegemeente niet over vrouwelijke apothekers. Het klaarmaken van geneeskrachtige bereidingen in de apothekerskeuken, het meticuleus afmeten en het zorgende aspect van het beroep paste immers de vrouwelijke natuur. Bovendien kon het beroep in een huispraktijk worden beoefend, waardoor het familieleven minder in het gedrang kwam.
Désirant was een goede student. Met grote onderscheiding sloot ze haar kandidatuur natuurwetenschappen af. Het jaar daarop, in 1923 maakte ze, mogelijk onder de invloed van professor Frédéric Swarts, een koerswijziging: ze koos voor chemie in plaats van apothekerstudies. Met grote onderscheiding diplomeerde ze in 1926 tot doctor in de scheikunde. Désirant was de eerste vrouw die aan de Universiteit van Gent dit diploma behaalde. Eenmaal afgestudeerd werd ze onmiddellijk door Swarts opgevist en tot assistent van de cursus algemene scheikunde (categorie 1) op de Franse taalrol benoemd.[3] Het universitair assistentschap was op zich een weinig benijdenswaardige positie. De job was beperkt in de tijd en betaalde slecht. Het was dan ook moeilijk om kandidaten vast te krijgen. Slechts de enkelingen die door research gebeten waren en een academische carrière ambieerden, hapten toe. Désirant kwam terecht in Swarts’ innovatieve onderzoeksgroep rond organofluorchemie.
Désirants mandaat werd positief beoordeeld en met het maximale aantal jaar verlengd. Ondertussen solliciteerde ze in 1930 een eerste maal voor een promotie tot werkleider. Sinds 1929 kwamen assistenten die vier jaar in dienst waren automatisch in aanmerking voor deze promotie. Omwille van haar gebrekkige kennis van het Nederlands werd de functie haar echter in eerste instantie ontzegd.[4] De Gentse universiteit stond voor een nakende vernederlandsingsoperatie van de leergangen vanaf 1930 en achtte Désirants promotie niet passend. Nadat ze haar kennis van Nederlands had bijgespijkerd, werd haar tweede aanvraag ten slotte wel aanvaard. De benoeming maakte van Désirant de eerste vrouw aan de Universiteit van Gent in die functie (1931). Werkleiders behoorden tot het vaste wetenschappelijke personeel van de universiteit. Zij waren de rechterhand van een hoogleraar, die zij bijstonden in zijn onderzoeks- en onderwijstaken – het begeleiden van practica voor studenten.
Met Jeanne Revis (rechtopstaand) in het laboratorium voor scheikunde - natuurkunde. |
Nog tot aan het emeritaat van Swarts in 1936 bleef Désirant in zijn laboratorium voor algemene scheikunde op de uitdovende Franse taalrol aan het werk. Ze verrichte er in de jaren 1934-36 pioniersonderzoek, toen ze als eerste ooit de synthese van hexafluorbenzeen op punt stelde. Er worden in de bronnen geen duidelijke redenen opgegeven waarom Désirant in 1936 haar mentor niet in de leerstoel algemene scheikunde is opgevolgd, zoals de gewoonte was. Wel wordt uit de correspondentie duidelijk dat de nieuw aangetreden beheerder-inspecteur Alfred Schoep niet uitblonk in vrouwvriendelijkheid. Schoep zocht vooral druk naar argumenten om het 'leger' vrouwen dat het universitaire bastion bestormde, te stoppen. Bezuinigingsargumenten werkten bij Marie-Louise Compernolle. Désirant en haar collega Marguerite Van Hauwaert, die ook een aanvraag voor het werkleiderschap in de chemie had ingediend, werden tegen elkaar uitgespeeld. Voor Schoep was dat te veel. In zijn briefwisseling met de bevoegde instanties merkte hij op: 'Verder moet de minister niet uit het oog verliezen dat met het heengaan van prof. Swarts hier reeds een Juff. (nog een juf!) als werkleider (ook voor een scheikundig vak) is' en 'Verder mag er niet uit het oog verloren worden dat in okt. aanstaande [ ... ] wij met Mej. Desirant zullen blijven zitten'.[5]
Terwijl Marguerite Van Hauwaert richting exit werd begeleid, werd Désirant toegewezen aan hoogleraar René Goubau voor het vervullen van onderwijstaken. Bovendien beslisten de hoogleraren Goubau en Firmin Govaert onderling, dat Govaert off the record van Désirants overblijvende tijd mocht gebruikmaken om haar in zijn organochemisch laboratorium microanalyses te laten uitvoeren. Deze routinebezigheid stond mijlenver af van Désirants speerpuntonderzoek rond hexafluorbenzeen, waarmee noch Govaert noch Goubau enige affiniteit had. Voor Désirant betekende de ommezwaai dat ze geen tijd meer kreeg voor onderzoek, want tegengesteld was aan haar functie-inhoud. Bovendien werden haar werkzaamheden verscheurd tussen twee onderzoekseenheden, zodat het moeilijk werd om banden op te bouwen.
Van het werkleiderschap mocht men normaliter verwachten dat het de laatste rechte lijn richting het professoraat was. Voor Désirant bleek dit niet het geval. In 1957, na het emeritaat van Goubau werd ze opnieuw overgeplaatst, dit keer naar de onderzoeksgroep van de hoogleraar biochemie Lucien Massart. Ze bleef werkleider tot aan haar oppensioenstelling in 1964, wat een unicum was. Ze had ondertussen een takenpakket dat praktisch evenwaardig was aan dat van een hoogleraar. Het is niet duidelijk of Désirant ooit echte pogingen ondernomen heeft om tot een leerstoel op te klimmen. Zelf stelde ze, decennia later in een interview dat zij als vrouw geen kans maakte om hoogleraar te worden: 'Men zei het U niet, maar men voelde het'. [6]
Rond en na haar pensioen begon Désirant zich in toenemende mate voor plantkunde te interesseren. Orchideeën vormden één van haar passies. Samen met de Naturalistes belges of alleen ondernam ze botanische excursies naar verschillende landen.
Désirant was onder meer lid van les Naturalistes belges en van Ardenne et Gaume.
Werken
Yvonne Désirants naam is verbonden met de ontdekking van de synthese van hexafluorbenzeen, een organische, aromatische verbinding met als brutoformule C6F6. Désirant stelde deze synthese al in de jaren 1934-1936 op punt, maar moest na haar overplaatsing naar het laboratorium van Govaert haar onderzoek onafgerond laten. Een publicatie kwam er niet. Wel diende haar mentor Swarts de onderzoeksresultaten onder haar naam in een gesloten enveloppe officieel in bij de Koninklijke Academie. Deze enveloppe werd pas in 1955, op verzoek van Désirant zelf, geopend. De studie werd onmiddellijk, integraal en ongewijzigd, in de Bulletin de la Classe des Sciences de l’Académie Royale opgenomen. Binnen de wereld van het organofluorchemisch onderzoek was het bestaan van hexafluorbenzeen en de daaraan gekoppelde naam van Désirant ondertussen al enigszins bekend. Maar de publicatie bevestigde nu ook naar de buitenwereld toe de synthese op haar naam officieel als ontdekker. In 1958 bracht Désirant haar uiteindelijke full paper uit. Aanleiding voor de late publicatie was de interesse van een aantal Amerikaanse onderzoekers in de stof.
- "Sur le difluoracétyl-acétate d'éthyle", in: Bulletin de la Classe des Sciences de l’Académie Royale, 15 (1929), 966-982.
- "Sur la nitration du p. fluortoluène", in: Bulletin de la Classe des Sciences de l’Académie Royale, 19 (1933), 325-345.
- "Synthèse de l’Hexafluorobenzène par pyrolyse par fluorotribromométhane", in: Bulletin de la Classe des Sciences de l’Académie Royale, 41 (1955), 759-760.
- "Synthèse de l’Hexafluorobenzène par pyrolyse par fluorotribromométhane", in: Bulletin de la Société Chimique belge, 67 (1958), 676.
Omdat het grootste deel van haar verdere carrière werd opgeslorpt door routineanalyses in het laboratorium van Govaert en onderwijstaken voor Goubau, zijn van Désirants hand geen andere onderzoeksstudies bekend.
Bibliografie
- Tavernier, Dirk, “Désirant, Yvonne”, in: Nationaal Biografisch woordenboek, 18 (2007), 283-286.
- Simon-Van der Meersch, A.M., Een universitaire loopbaan voor vrouwen aan de universiteit Gent (1901-1965). Een glazen plafond?, Gent, 2007.
- Simon-Van der Meersch, A.M., De eerste generaties meisjesstudenten aan de Rug (1882-1930), Gent, 1982.
- Tavernier, Dirk, “The belated hexafluorobenzene papers of Yvonne Désirant”, in: R. Banks (red.), Fluorine Chemistry at the Millennium, Amsterdam, 2000, 491-496.
- Delvingt, Willy, “Décès de Mademoiselle Yvonne Désirant”, in: Parcs et Réserves, 58 (2003), nr. 1, 8.
- Tavernier, Dirk en van Severen, Johan, “Primeur in gesloten envelop”, in: Gent universiteit, 1 (2002), nr. 1, 25.
Noten
- ↑ De oprichting van het Athenée in 1907 leidde na de Eerste Wereldoorlog tot een opvallende uitbreiding van de vrouwelijke vertegenwoordiging in de Gentse auditoria. A.M. Van der Meersch, Een universitaire loopbaan voor vrouwen aan de universiteit Gent (1901-1965). Een glazen plafond?, Gent, 2007, 31. Studentes maakten in de jaren 1920 al een stevige 5% uit van de studentenpopulatie. “5. Studiekeuze”, in: Dossier vrouwelijke studenten aan de UGent, op UGent Memorie, geraadpleegd op 23/04/2015.
- ↑ Leo Vandewiele, Geschiedenis van het farmaceutisch onderwijs aan de Rijksuniversiteit te Gent, Gent, 1970, 11-13.
- ↑ Assistenten van categorie 1 verbonden zich ertoe uitsluitend met hun wetenschappelijke opdracht bezig te zijn. Hun eerste mandaat van twee jaar kon mits positieve evaluatie nog tweemaal met telkens twee jaar verlengd worden. Assistenten van de tweede categorie konden maximaal vier jaar in dienst blijven en mochten nevenactiviteiten uitvoeren.
- ↑ Désirant was geboren uit een Vlaamse moeder en een Waalse vader. De voertaal van het gezin was Frans geweest.
- ↑ Geciteerde door Van der Meersch in Een universitaire loopbaan voor vrouwen aan de universiteit Gent, 51.
- ↑ Interview met A.M. Van der Meersch. A.M. Van der Meersch, Een universitaire loopbaan voor vrouwen aan de universiteit Gent (1901-1965). Een glazen plafond?, Gent, 2007, 41.