Cornet, François-Léopold (1834-1887)
Geoloog, geboren op 21 februari 1834 in Givry en overleden in dezelfde stad op 20 januari 1887. Vader van Jules Cornet.
Contents
Biografie
François groeide op in het dorpje Peissant, in het gezin van Jean-Baptiste Cornet, een douanebeambte en de huisvrouw Marie-Rose Aguillera. Hij bracht zijn lagere schooljaren door in de lokale dorpsschool en zette zijn studies daarna verder in Solre-sur-Sambre. Van 1850 tot 1853 studeerde Cornet aan de Ecole des Mines van Bergen. [1] Hij studeerde af op 19-jarige leeftijd.
Na deze studies ging Cornet aan de slag in de steenkoolexploitatie, eerst in Vallée-du-Piéton in Roux en daarna in Charbonnage du Bois, in Charbonnage de Sars-Longchamps en in Levant du Flénu, op die laatste drie plekken telkens als directeur van de werken.[2] In Levant du Flénu bracht hij het snel tot bedrijfsleider. [3] Cornet verliet echter zijn directiepost, om samen met zijn vriend Alphonse Briart een eigen fosfaatontginningsbedrijfje op te starten. Omdat dit niet van de grond kwam, richtte Cornet zich opnieuw op zijn passie, het wetenschappelijk onderzoek. Als wetenschapper werkte hij steeds samen met zijn vriend Briart. Ze publiceerden aan de lopende band. Sommige van hun studies kregen internationale weerklank en oefenden grote invloed uit op de ontwikkeling van de geologische discipline.
Cornet bleef ondertussen nauw verbonden met zijn voormalige school, de Ecole des Mines. In 1865 benoemde de Société des anciens élèves de l'École des mines du Hainaut Cornet tot lid van zijn administratieve commissie. En in 1874 koos de bestendige deputatie van de provincie Henegouwen de mijningenieur tot lid van de administratieve commissie van de School. Cornet vervulde deze functie tot aan zijn dood.
Cornet was vanaf 1873 correspondent en vanaf 1878 lid van de Académie royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles. Daarnaast was hij lid van verscheidene geleerde genootschappen, zoals de Société royale malacologique de Belgique, de Société géologique de Belgique, de Société des sciences, des arts et des lettres du Hainaut, de Cercle archéologique de Mons, de Société des anciens élèves de l'École des mines du Hainaut, de Société royale d'archéologie, d'histoire et de paléontologie de Charleroi en de Société royale belge de Géographie. Ook een aantal buitenlandse genootschappen, zoals de Société géologique de France en de Société géologique de Londres telden Cornet onder hun leden. Cornet was ook nog erelid van de Société des sciences, de l'agriculture et des arts de Lille en van de Société géologique du Nord. Hij was ten slotte stichtend lid en voorzitter van de Société des phosphates de Mesvin-Ciply.
Cornet ontving in 1876 de nominatie van Ridder in de Leopoldsorde. Drie jaar later werd hij geëerd met het kruis van het Erelegioen. De Société des anciens élèves de l'École des mines du Hainaut schonk hem voor die gelegenheid een portret.[4] De grootste eer die Cornet toekwam, was de onthulling van een monument op het kerkhof van Bergen in 1888.
Werken
Cornets vroegste publicaties verschenen in de bulletins van de Société des anciens élèves de l'École spéciale de commerce, d'industrie et des mines du Hainaut. Eén ervan was gewijd aan de bouw van grondwaterextractieputten in de Société du Bois. Hierna stelde Cornet een werk op over de Couchant mijn van Bergen, waarvan enkel het eerste deel, over de voornaamste methoden van steenkoolontginning in België, verschenen is. In een ander artikel gaf hij een beschrijving over luchtdrukmachines die op de mijnsite van à Sart-Longchamps geïnstalleerd waren. Deze publicatie werd gevolgd door enkele beschouwingen op de productie en het gebruik van geperste lucht in de mijnen.
Als wetenschapper publiceerde Cornet bijna steeds in co-auteurschap met zijn collega en vriend Briart. Deze handelen steevast over geologische en paleontologische onderwerpen, voornamelijk van Henegouwen, de provincie waarin ze beiden woonden. Met sommige van hun studies oogsten ze internationale erkenning en beïnvloedde ze de ontwikkeling van de geologische discipline diepgaand. Zo was hun mededeling uit 1863 over de grote overschuiving aan de zuidkant van het Belgische steenkoolterrein de eerste beschrijving van zo'n onderwerp. Later zou blijken dat ze met deze publicatie als eerste de kwestie van de platentektoniek ‘avant la lettre’ hadden aangeraakt. En toen arbeiders in 1867 bij graafwerken voor de spoorweg in Spiennes op vreemde mijnschachten botsten, waren het Cornet en Briart die, samen met de docent geografie Auguste Houzeau de Lehaie, officieel uitwezen dat het om neolithische vuursteenmijnen ging. Met hun onderzoeksresultaten maakten de drie wetenschappers furore op het VIde Congrès international d’Anthropologie et d’Archéologie préhistoriques, dat in 1872 in Brussel plaatsvond. Het nieuws van de archeologische ontdekking raakte wijdverspreid. De auteurs wijdden verschillende publicaties aan de neolithische vondsten in Spiennes.
In 1865 beschreven de twee geologen de fossielrijke kalksteen van Bergen, die nadien uitvoerig is bestudeerd. Ze gaven ook nog een beschrijving van de krijtlagen van Henegouwen die nog steeds aan de basis ligt van onze stratigrafische schaal. Voor deze publicatie (Description du terrain crétacé du Hainaut) ontvingen ze in 1866 de gouden wedstrijdmedaille van de Société des sciences, des arts et des lettres du Hainaut. In 1868 presenteerden ze aan de Academie hun Note sur la découverte dans le Hainaut, en dessous des sables rapportés par Dumont au système landenien, d'un calcaire grossier avec faune tertiaire. Ze gingen verder door op dit onderwerp en publiceerden onder meer het vierdelige Description des fossiles du calcaire- grossier de Mons, waarvoor Briart 26 platen tekende, en een Description minéralogique et stratigraphique de l'étage inférieur du terrain crétacé du Hainaut.[5]
Naar aanleiding van de nationale in Brussel in 1880 zonden de twee ingenieurs hun Carte géologique de la partie centrale de la province du Hainaut, een geologische kaart van Henegouwen in 30 groten platen. Briart hield zich ondertussen ook bezig met het bestuderen van de lagen van het Landenien, poogde om analogiën te vinden tussen de deposito's waargenomen in dit gebied, de kruisvorming van de duinen en de kleisedimentatie.[6] Een laatste publicatie van beide auteurs behandelde de Silex quaternaires et carte du relief du sol après le paléozoïque
Een overzichtelijke lijst van Cornets publicaties is beschikbaar in: Dewalque, Gustave, "Notice sur François-Léopold Cornet, membre de l’Académie", in: Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1880, 538-541.
Bibliografie
- DEWALQUE, Gustave, "Notice sur François-Léopold Cornet, membre de l’Académie", in : Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1880, 529-541.
- STOCKMANS, F., "Cornet, (François-Léopold)", in : Biographie Nationale, 31 (1961), 223-224.
- GROESSENS, Eric & GROESSENS-VAN DYCK, Marie-Claire,"De aardwetenschappen", in : Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, 228.
Noten
- ↑ Gustave Dewalque, "Notice sur François-Léopold Cornet, membre de l’Académie", in : Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1880, 519-520.
- ↑ Hij huwde in deze periode met Louise Martin. Het was een kort huwelijk van tien jaar. Na het heengaan van zijn echtgenote in 1868 hertrouwde Cornet in 1870 met Florentine Caupain. Dewalque, "Notice sur François-Léopold Cornet, membre de l’Académie", 525.
- ↑ F. Stockmans, "Cornet, (François-Léopold)", in : Biographie Nationale, 31 (1961), 223.
- ↑ Dewalque, "Notice sur François-Léopold Cornet, membre de l’Académie", 527.
- ↑ Constantin Malaise, "Notice sur Alphonse Briart, membre de l’Académie", in : Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, (1901), 110.
- ↑ STOCKMANS, François, "Briart, (Alphonse)", in Biographie Nationale, vol. 31, Brussel : Établissements Émile Bruylant, 1961, kol. 126.