Brien, Paul Louis Philippe (1894-1975)
Dierkundige, bioloog en politicus, geboren te Hannuit op 28 mei 1894 en overleden te Watermaal-Bosvoorde op 19 februari 1975.
Biografie
Paul Brien werd geboren te Hannuit op 28 mei 1894. Hij was de zoon van Eléonare Heine en Emile Brien, stichter en directeur van de gemeentelijke school. Hij volgde les aan de Normaalschool van Nijvel, waar hij zijn diploma regentaat haalde. Hij gaf nadien van 1915 tot 1917 les in Hannuit. Na de Eerste Wereldoorlog schreef hij zich in aan de ULB om natuurwetenschappen te studeren.[1]
Tijdens zijn opleiding was hij vooral geboeid door de lessen van Auguste Lameere.
Tijdens zijn tweede kandidatuur werd hij aangesteld als leerling-assistent van Auguste Lameere. In 1922 werd hij doctor in de natuurwetenschappen, groep dierkunde. In hetzelfde jaar werd hij volwaardig assistent van Auguste Lameere. In 1926 werd de cursus biologie aan Paul Brien toevertrouwd. In 1928 kwam daar de fysiologie van de dieren bij. In 1930 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar aan de ULB.
In 1934 bij het emeritaat van Auguste Lameere, volgde Paul Brien hem op voor de cursussen: elementen van de dierkunde, vergelijkende anatomie en dierkundige biologie. In 1937 kwamen daar de systematische dierkunde bestaande uit de vergelijkende anatomie en de histologie bij.
Hij was van 1944 tot 1947 decaan van de Faculteit Wetenschappen en lid van de Administratieve Raad van de ULB.
Hij maakte ook heel wat buitenlandse studiereizen. Zo kreeg hij de kans om van 1922 tot 1923 Jean Massart te vergezelen op zijn reis door Brazilië. Paul Brien maakte dankzij het Cassel-fonds van de ULB ook twee zoölogische expedities naar Belgisch-Congo.[2] Hij ging in 1937 naar Katanga (regio van het meer van Upemba) en in 1948 trok hij naar Bas-Congo.
In 1957 vertrok hij opnieuw naar Congo. Deze missie werd mogelijk gemaakt door het CEMUBAC (Centre d’Etudes médicales de l’ULB en Afrique centrale). Van 1957 tot 1958 verbleef hij nabij Leopoldstad op korte afstand van Stanley Pool.[3]
Tijdens zijn reizen verzamelde hij ook unieke dieren, een deel werd geschonken aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
In 1964 werd hij toegelaten tot het emeritaat. Nadien werd hij ereprofessor aan de ULB.
Hij werd op 2 juni 1945 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique , effectief lid op 8 december 1951 en directeur van de Klasse Wetenschappen in 1956.
Hij was ook lid van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen en directeur van de Klasse natuur- en geneeskundige wetenschappen van deze Academie. Hij was corresponderend lid van het Institut de France en fellow van de Academy of Sciences of New York. Hij was lid, later voorzitter en ere-voorzitter van de Société royale zoologique de Belgique. Hij was ook lid en voorzitter van de Société de Biologie de Bruxelles.
Hij was vice-voorzitter van het NFWO en voorzitter van de commissie biologie aan deze instelling.
Hij was in navolging van Auguste Lameere vanaf 1926 directeur van het Institut Zoologique Torley-Rousseau.
Hij ontving eredoctoraten van de universiteiten van Parijs, Aix-Marseille, Rijsel, Clermond-Ferrand, Bordeaux, Dakar, Dijon, Besançon, Rouen en Elisabethstad.
Hij won ook verschillende prijzen. In 1932 verwierf hij de Lamarck prijs, de Driejaarlijkse biologieprijs en de Alumni prijs van de Universitaire Stichting. In 1942 ontving hij de Van Benedenprijs en in 1953 de Tienjaarlijkse prijs voor de zoölogie.[4]
Politieke loopbaan
Hij was de oprichter, voorzitter en ere-voorzitter van het ‘’Comité de Vigilance des Intellectuels antifascistes’’. Hij was van 1935 tot 1936 voorzitter van het Volksfront. Hij werd als kandidaat van het Volksfront op 22 juni 1936 verkozen tot senator voor de provincie Brabant. Hij nam echter op 27 oktober 1936 ontslag.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij bij de bezettende autoriteit bekend voor zijn politieke ideeën en voor zijn onverzettelijke houding aan de ULB.
In juni 1942 werd hij in Luik door Gestapo-officieren ondervraagd over zijn lidmaatschap van de Vereniging van Vrienden van Rene Jadot, zijn steun voor het Republikeinse Spanje, zijn activiteiten in het Comité de Vigilance des Intellectuels antifascistes en zijn lidmaatschap in de Vrijmetselarij. Op borgtocht vrijgelaten tot en met december 1942, werd Brien vervolgens in zijn laboratorium gearresteerd en meegenomen als gijzelaar naar de citadel van Hoei.[5]
Hij was een vurig verdediger van de Franse taal en zijn uitstraling op de cultuur van België en Brussel. Hij kantte zich ook tegen de splitsing van de ULB in een nederlandstalige en een franstalige universiteit.
Hij was stichter, oud-voorzitter en ere-voorzitter van het Front démocratique des Francophones de Bruxelles (FDF).[6]
Hij was commandeur en grootofficier in de Kroonorde. Hij ontving ook het burgerkruis 1ste klas.
Hij overleed te Watermaal-Bosvoorde op 19 februari 1975.
Werken
Hij was een zoöloog gespecialiseerd in de ongewervelden, waarbij hij de ontwikkeling na het embroystadium, de vorming van de organen en de oorspong van het kiemplasma analyseerde. Daarnaast bestudeerde hij de ongeslachtelijke voortplanting en de regeneratie.
In het begin van zijn carrière werkte hij in het embryologisch laboratorium van Marc de Sely Longchamps. Hij deed hier onderzoek naar de manteldieren. Zijn doctoraat behandelde dan ook de embryologie van een manteldier, de salpa maxima.
Nadien deed hij ook onderzoek naar de sponsdieren. Al zijn onderzoekswerk over de Afrikaanse sponzen verscheen tussen 1968 en 1974. Het meeste hiervan werd opgenomen in het tijdschrift Revue de Zoologie et de Botanique africaines.[7]
Tijdens zijn bezoek aan de Stanley Pool of de Malebo Pool slaagde Paul Brien erin de embryologie en de ethologie van de Protopterus dolloi op te helderen. Het is een unieke vis met een luchtademhaling via longen die, ingekapseld in een cocon in het slijk, kan overleven nadat het water in het droge seizoen is weggetrokken.[8]
Waarschijnlijk was Briens eigen wetenschappelijke overtuiging - hij was in tegenstelling tot Brachet of de Franse en Engelse communistische biologen M. Prenant en J.B.S. Haldane geen neo-darwinist, maar een neo-lamarckist - die neigde naar een interpretatie van de evolutie waarin aan het milieu een belangrijke rol wordt toegekend, gedeeltelijk verantwoordelijk voor zijn enthousiasme voor de theorieën van Lyssenko. Desalniettemin bleef Brien ten aanzien van het lyssenkisme vrij voorzichtig. Zo schreef hij in Communisme : "les conceptions mitchouriennes que nous présente Lyssenko dans un langage, il faut le dire, assez obscur, s'inscrivent dans le courant de la biologie contemporaine. Mettant l'accent sur le caractère global [...] de l'hérédité et sur l'importance du milieu, Lyssenko s'attarde peu à rappeler la signification des gènes. Il ne peut les ignorer". Brien eindigde dit artikel met de wens dat de ontdekkingen van Lyssenko verder geanalyseerd en geverifieerd zouden worden. Zelfs indien ze niet volledig worden aangenomen, zouden ze belangrijke controlestudies stimuleren en hierdoor een aanzienlijke bijdrage leveren tot de uitbreiding van de theoretische concepten van de biologie. Het einde van de illusies kwam er voor Brien - die het domein van de genetica zeer goed kende - toen hij de experimenten ook zélf in zijn laboratorium overdeed en er niet in slaagde de zogenaamde geniale resultaten die in Rusland geboekt waren, te bewijzen. Brien verliet de communistische partij enkele jaren later.[9]
Paul Brien (1894-1975) beweerde in een overzichtsartikel uit 1959 dat de meeste Belgische biologen, hoezeer ze ook de evolutieleer verdedigden, in feite weinig hebben bijgedragen tot de verdere studie van het selectiemechanisme. Als enige uitzondering ziet hij Louis Dollo (1857-1931), Paul Pelseneer en Auguste Lameere. Daarmee sprak hij zich niet uit over de embryologen, marinebiologen, geologen, paleontologen en antropologen die elk op hun manier de evolutieleer hebben geïntegreerd in hun studiegebied en daar toch ook bijdragen hebben toe geleverd. Toch is zijn standpunt niet helemaal onjuist: de Belgische wetenschappers hebben zich relatief weinig ingelaten met het darwinisme als wetenschappelijke hypothese.[10]
Publicatie van zijn cursussen
Uit zijn cursussen vloeiden verschillende publicaties voor. In 1938 verscheen:Eléments de Zoologie et notations d’Anatomie comparée. In 1945 volgde hiervan een geïllustreerde versie.[11]
Vanaf 1939 verscheen:’’Leçons de Biologie animale vol. I (Reproduction, Hérédité, Espèce), het jaar daarop gevolgd door vol. II Organes et fonctions. In hetzelfde jaar verscheen op vraag van de studenten:Guide des Travaux pratiques.[12]
Wetenschapsgeschiedenis
Hij schreef ook over de geschiedenis van de biologie.[13]
Publicaties
- Lijst met publicaties In: Max, Poll & Henriette, Herlant-Meewis, Paul Brien, In:"Annuaire ARB", jaargang 1979, Brussel: ARB, p.96-141.
Bibliografie
- Max, Poll & Henriette, Herlant-Meewis,Paul Brien, In: "Annuaire ARB", jaargang 1979, Brussel: ARB, p. 39-96.
- Eva, Schandevyl, Een bijdrage tot de studie van het intellectuele veld in België: communistische intellectuele tijdens de Koude Oorlog (1945-1956), In:"Revue belge de philologie et d’histoire", Jaargang 77-4, vol. 77, 1999, p.1003-1049.
- Max, Poll, Paul Brien, In:"Nouvelle Biographie Nationale", vol. 2, Brussel: ARB, 1990, p.55-58.
- Max, Poll & Henriette, Herlant-Meewis, Paul Brien, In:"Annuaire ARB", jaargang 1979, Brussel: ARB, p.39-96.
Nota’s
- ↑ Max, Poll & Henriette, Herlant-Meewis, Paul Brien, In:"Annuaire ARB", jaargang 1979, Brussel: ARB, p.39-96.
- ↑ Max, Poll, Paul Brien, In:"Nouvelle Biographie Nationale", vol. 2, Brussel: ARB, 1990, p.55-58.
- ↑ Marc Poncelet, Henri Nicolaï, Jacques Delhal, Jean-Jacques Symoens, "De overzeese wetenschappen", In:Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p.262.
- ↑ Max, Poll & Henriette, Herlant-Meewis,Paul Brien, In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 641-652.
- ↑ Chantal, Kestelooot, Notice biographiques Paul Brien, In:"Encyclopédie du Mouvement wallon", 2007, geconsulteerd op 25/01/2011 om 10u15.
- ↑ Max, Poll & Henriette, Herlant-Meewis,Paul Brien, In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 641-652.
- ↑ Max, Poll & Henriette, Herlant-Meewis,Paul Brien, In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 641-652.
- ↑ Marc Poncelet, Henri Nicolaï, Jacques Delhal, Jean-Jacques Symoens, "De overzeese wetenschappen", In:Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p.262.
- ↑ Eva, Schandevyl, Een bijdrage tot de studie van het intellectuele veld in België: communistische intellectuele tijdens de Koude Oorlog (1945-1956), In:"Revue belge de philologie et d’histoire", Jaargang 77-4, vol. 77, 1999, p.1043.
- ↑ VANPAEMEL Geert, "De darwinistische revolutie", in Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, p.266
- ↑ Max, Poll, Paul Brien, In:"Nouvelle Biographie Nationale", vol. 2, Brussel: ARB, 1990, p.55-58.
- ↑ Max, Poll & Henriette, Herlant-Meewis, Paul Brien, In:"Annuaire ARB", jaargang 1979, Brussel: ARB, p.39-96.
- ↑ Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815, Brussel: Gemeentekrediet/Dexia, 1998, p.431.