Gluge, Gottlieb (1812-1898)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
Gluge, Gottlieb (1812-1898)

Fysioloog, anatoom en professor aan de Universiteit van Brussel, geboren te Brakel op 18 juni 1812 en overleden te Nice op 28 december 1898. Genaturaliseerd Belg.


Biografie

Gluge groeide op in een traditioneel joods gezin. Zijn vader Mathias Klucke was voorzanger in de synagoge van de joodse gemeenschap. De jonge Gluge deed zijn humaniora aan het Gymnasium van het Duitse Detmold. In 1831 schreef hij zich in aan de Medische Faculteit van Berlijn.[1] Op 23-jarige leeftijd promoveerde Gluge tot doctor in de medische wetenschappen en de chirurgie na de presentatie van zijn thesis over anatomie getiteld: Observationes nonnullae microscopiae fila (quae primitiva dicunt) in inflammatione spectantes. De politieke situatie van die periode verhinderde dat een joodse arts zich als geaggregeerde kon vestigen aan de Universiteit van Berlijn. Gluge emigreerde daarom naar Frankrijk. Hij werkte zich in in de experimentele methodes onder leiding van Mangendie aan het Collège de France. Eveneens werkte hij samen met Cruveilhier aan de pathologische anatomie in het amfitheater. Gluge specialiseerde zich in de micrografie, een wetenschap die toen nog in zijn kinderschoenen stond. Hij bestudeerde voor Velpeau verschillende tumoren.


Op 26 juli 1838 werd Gluge, met de steun van Ad. Quetelet en Alexandre von Humboldt, benoemd aan de leerstoel fysiologie van de Universiteit van Brussel. Hij nam vakken op zich en introduceerde pathologische anatomie in het curriculum. Hij gebruikte zijn eigen microscoop om demonstraties te geven in de pathologische histologie. Dit alles was een primeur aan de Belgische faculteiten uit deze periode. De financiële middelen van de Universiteit van Brussel waren echter precair. Het onderwijs van Gluge werd dan ook getroffen. Om het ontbreken van materiaal op te vangen, richtte hij zich tot de Rijksveeartsenijschool van Kuregem en tot professor Thiernesse. Deze laatste aanvaarde het delen van de middelen.


In 1857 stichtte Gluge onder het patronaat van de Universiteit van Brussel, de Société bruxelloise d’Anatomie. Hij werd kort daarna ontslagen ten gevolge van een tweespalt tussen de oude en de nieuwe generatie. Van 1869 tot 1870 was Gluge rector van de Universiteit van Brussel. Op 30 september 1873 werd hij ontslagen uit zijn functie als professor.[2] Op 9 juli 1875 publiceerde hij een artikel over de vrijheid van onderwijs aan de Belgische universiteiten. Hij wees op het belang van de combinatie onderwijs-onderzoek. Tijdens de zaak Louise Lateau, de gestigmatiseerde van Bois-d’Haine stelde hij zich radicaal op tegen het bestaan van mirakels.


Gluge werd op 16 december 1843 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles en lid op 15 december 1849. Hij was directeur van de Klasse Wetenschappen in 1857 en in 1873. Hij werkte frequent samen met Ad. Quetelet en gaf hem advies over medische vraagstukken. Tegelijkertijd had hij een huisartsenpraktijk en Alfred de Musset was één van zijn patiënten.[3]Op 15 augustus 1892 werd er door de Universiteit van Berlijn hulde gebracht aan het wetenschappelijk werk van Gluge, vijftig jaar na het behalen van zijn diploma.[4]


De laatste jaren van Gluges wetenschappelijke loopbaan werden bemoeilijkt door zijn wankele gezondheid: hij leed aan astma, had oogproblemen en depressies. In de laatste jaren van zijn leven trok hij zich terug in Nice bij zij n dochter.


Werken

In 1834 werd Gluge door de Faculteit Geneeskunde bekroond voor zijn werk over de geschiedenis van de griep: Die influenza oder Grippe nach den Quellen historisch pathologisch dargestellt. Hij publiceerde tussen 1843 en 1850 een pathologische anatomieatlas: Atlas pathologischem anatomie.[5] Gluge verwierf de steun van professoren uit de École vétérinaire om zo de nodige studie- en observatiespecimen te verzamelen. Hij bestudeerde en ontleedde deze in de lokalen van de universiteit. Hij werd beschouwd als een pionier in het klinisch anatomisch onderwijs. Zijn adagio luidde dat om een goede clinicus te worden, men zich moet interesseren in de pathologische anatomie. in 1850 stelde hij een werk op over de pathologische histologie: Pathologische Histologie. Hij ontving voor dit werk de Montyon prijs en het werd vertaald in het Engels.


Gluge was de eerste die de diapedese van de witte bloedcellen beschreef. hij was gefascineerd door experimenteren en wilde een algemene pathologie ontwikkelen. Hij deed onderzoek in verschillende domeinen, onder andere: uremia na uitroeiing van de nieren (1839), een experiment over de enting van kanker (1840), experimenten over de vlucht van vogels (1848), experimenten over het samenlopen van gevoelige en motorische vezels (1840), een experiment over de verzachting van de hersenen (1840) en verschillende studies over de lever en de nieren.


Gluge weigerde het bestaan van een vitaal beginsel toe te geven.


Hij publiceerde zijn observaties over de mens, waarvan Ad. Quetelet verschillende resultaten overnam voor zijn statistische studies.


Publicaties

  • "Die influenza oder Grippe nach den Quellen historisch pathologisch dargestellt", Minden : Verlag von Ferdinand Efsman, 1837.
  • Observationes nounullae microscopicae fila quae primitiva dicunt in inflammatione spectantes, Berlijn, 1838.
  • Anatomisch-mikroscopische Untersuchungen, vol. 1, Minden, 1839.
  • Anatomisch-mikroscopische Untersuchungen, vol. 2, Jena, 1842.
  • Met Berschet, "Quelques recherches sur la structure des membranes de l’œuf des mammifères", in Annales des sciences naturelles, vol. 8, Parijs, oktober 1837, p. 224-228.
  • Atlas der pathologischen Anatomie, Jena, 1843-1850.
    • De laatste drie uitgaven verschenen apart onder de titel: Pathologische Histologie, Jena, 1830.
    • Atlas of pathological Histology, vertaald door Joseph Leidy, Philadelphia, 1853.
  • "Recherches microscopiques sur une nouvelle altération du tissu des reins", in Archives de médecine, Brussel, 1840, p. 228-229.
  • "Recherches microscopiques et expérimentales sur le ramollissement du cerveau", in Archives de médecine, Brussel, 1840.
  • Met A. Thiernesse, "Recherches expérimentales relatives à l'action des huiles grasses sur l'économie animale", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 1ste reeks, vol. 3, n°9.
  • "La trichinose et les moyens de la prévenir", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 2de reeks, vol. 9, n°2. 1866.
  • "Sur les mesures à prendre pour prévenir l'infection vermiculaire par la viande de porc", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 2de reeks, vol. 8, n°7, 1865.
  • "Quelques mots sur la fièvre récurrente qui a régné à Blankenberghe en 1859", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 2de deel, vol. 8, n°4, 1865.
  • Fragments d'anatomie pathologique sur les polypes, les cancers, les tubercules, les corpuscules de Malpighi de la rate, etc, Brussel, 1840.
  • "Physiologie", in Encyclopédie populaire, Brussel, 1830.
    • 2de editie, Brussel, 1853.
  • "Untersuchungen über das Wesen der von Bright entdeckten Entartung der Nieren in der Wassersucht", in Wochenschrift für die gesammte Heilkunde, 1837, n° 38 et 39, p. 625-633.
  • La nutrition ou la vie considérée dans ses rapports avec les aliments. Conférence donnée à l'Université de Bruxelles, Brussel, 1856.
  • "L'épidémie de Bruxelles en janvier, février et mars 1869". in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 2de reeks, vol. 3, n°5.
  • "Abcès de la rate. Guérison", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 3de reeks, vol. 4, n°2.
  • "Note sur un kyste dermoïde et pileux évacué spontanément par l'urètre", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 3de reeks, vol. 4, n°6.
  • "Une terminaison rare de la fièvre typhoïde". in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 3de reeks, vol. 5, n°6.
  • La liberté de l'enseignement et les universités, discours prononcé en séance publique de l'Université libre de Bruxelles, à la réouverture des cours, le 11 octobre 1869, Brussel, Mayolez, 1869.
  • La liberté d'enseigner et la liberté d'ignorer, 1870.
  • "Quelques mots sur le cas de Louise Lateau, la stigmatisée de Bois-d'Haine", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 3de reeks, vol. 9, n°5, 1875.
  • "Discours sur le recrutement des professeurs dans les universités", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 3de reeks, vol. 10, n°9.
  • "Faut-il défendre les séances publiques d'hypnotisme? ", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 3de reeks, 1888.
  • "A propos des microbes de la suppuration", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 4de reeks, vol. 5, n°8, 1891.
  • "Pleuropneumonie interlobulaire exsudative de l'espèce bovine", in Journal vétérinaire et agricole de Belgique, 1843.
  • Note sur le goitre du cheval. Répertoire de médecine vétérinaire, s.l.n.d.
  • "La panique du choléra", in Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 1881.
  • "Note sur l'extirpation de la vésicule biliaire", Bulletin de l'Académie royale de médecine de Belgique, 1885.
  • Bijdragen in verschillende Belgische en buitenlandse tijdschriften.
  • Talrijke rapporten in de Jaarboeken van de Académie des sciences en van de Académie de médecine de Belgique.


Publicaties aan de Academie


Bibliografie


Noten

  1. VANLAIR, Constant, "Notice sur Gottlieb Gluge, Membre de l'Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1900, p. 180.
  2. VANLAIR, Constant, "Notice sur Gottlieb Gluge, Membre de l'Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1900, p. 181.
  3. VANLAIR, Constant, "Notice sur Gottlieb Gluge, Membre de l'Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1900, p. 177.
  4. ZYLBERSZAC, Salomon, "Gluge (Gottlieb)", in Biographie Nationale, vol. 40, Brussel : Établissements Émile Bruylant, 1977, kol. 365.
  5. VANLAIR, Constant, "Notice sur Gottlieb Gluge, Membre de l'Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1900, p. 166-169.