Demaret, Fernand (1911-2008)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
Bron: "Fernand Demaret", op Galerij van botanisten op de website van de Nationale Plantentuin, geraadpleegd op 25 maart 2014.

Plantkundige en directeur aan de Jardin botanique de Bruxelles. Geboren op 30 januari 1911 in Saint-Georges-sur-Meuse en gestorven op 27 december 2008 in Schaarbeek.


Biografie

Demaret studeerde in oktober 1934 af als doctor in de natuurwetenschappen aan de Universiteit van Luik onder het promotorschap van Raymond Bouilllenne. Het daaropvolgende jaar startte hij als stagiaire aan de Jardin botanique de Bruxelles. Demarets klim op de carrièreladder ging gestaag: van assistent in 1935 werd hij in 1945 gepromoveerd tot conservator, in 1951 tot laboratoriumdirecteur en in 1966 tot departementshoofd van de Dienst voor Mossen en Thallofyta. In 1966 belandde hij ten slotte op de directeursstoel als opvolger van Walter Robyns. Onder Demarets bestuur verhuisde de tuin naar het domein van Bouchout in Meise.


Demaret is vooral gekend voor zijn onderzoek naar mossen. Voor zijn Podrome des Mousses en Belgique bestudeerde hij Belgische mossen. Na de oorlogsperiode 1940-45 verlegde hij zijn interesse naar Afrikaanse mossen, in voorbereiding van een Podrome des mousses d’Afrique centrale. Hij wijdde zich ook aan het vervolledigen van de collectie Afrikaanse mossen van de Plantentuin door het aangaan van een uitwisselingsrelatie met het Laboratoire de Cryptogamie van het Muséum National d’Histoire Naturelle de Paris (tussen 1951 en 1963). In 1953 trok Demaret een eerste maal op onderzoeksexpeditie naar Congo. In het Ruwenzorimassief verzamelde hij er mossen en planten. Op zijn tweede studiereis naar dezelfde streek in 1957 verzamelde hij gegevens en materialen voor de opstelling van een diaporama over de vegetatieniveaus van het Ruwenzorimassief voor de Wereldtentoonstelling in Brussel van 1958. Na 1958 richtte Demaret zich ten slotte opnieuw op de Belgische mossen. Onder meer leidde hij de publicatie van een aantal volumes van de Flore Générale de Belgique, in samenwerking met Émile Castagne en daarna met Jean-Louis De Sloover. Na het directeurschap hernam hij in 1976, samen met Rudolf Wilczek (1903-1984) de studie van de mossenfamilie van de Bryaceae en publiceerde in 1993 nog een laatste deel van de Flore générale de Belgique, Bryophytes [vol. III,2]. Demarets internationale reputatie als wetenschapper werd bevestigd in zijn aanstelling als lid van het Comité spécial pour la nomenclature des mousses (1950-1975), en in de secties bryologie van de Internationale Congressen voor Plantkunde in Edinburgh in 1964 en van Seattle in 1969.


Naast zijn levenslange passie voor mossen interesseerde Demaret zich ook voor Centraal-Afrikaanse pteridofyta (pteropsida). Hij nam hij deel aan een botanische studie rond het Zwin en droeg hij bij aan de totstandkoming van een handboek over plantkunde voor middelbare scholen in Congo. Zijn belangstelling voor de geschiedenis van de instelling die hij leidde kwam tot uiting in een aantal wetenschapshistorische publicaties, naar aanleiding van het honderdjarig jubileum van de plantentuin in 1970. Demaret was ook zeer actief op het vlak van het natuurbehoud en was gedurende vele jaren lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. In 1969 werd hij tot voorzitter van de Société royale de botanique de Belgique verkozen. Na zijn directeurschap in de Plantentuin werd Demaret in 1976 tot eredirecteur benoemd. Hij werd opgevolgd door Ernest Petit.


Publicaties

Demarets publicaties handelen grotendeels over bryologie en verschenen voornamelijk in Bulletin du Jardin Botanique de l'Etat. Een exhaustieve lijst van publicaties vind je in Compère, Pierre, "Fernand Demaret (1911-2008): Directeur Honoraire Du Jardin Botanique National De Belgique", in: Systematics and geography of plants, 79 (2009), nr. 1, 8-13.


Bibliografie