Derscheid (Delcourt) Marie (1859-1932)
Arts, tweede Belgische vrouwelijke doctor in de geneeskunde. Geboren op 24 december 1859 in Saint-Vaast (La Louvière) en gestorven op 4 december 1932. Echtgenote van de pediater Albert Delcourt.
Biografie
Derscheid groeide op in een niet onbebemiddeld en wellicht vrijzinnig burgergezin met elf kinderen. Het beroep van haar vader Charles wordt op haar geboorteakte omschreven als 'employé', maar latere bronnen vertellen dat hij directeur van de porseleinfirma Boch zou zijn geweest. In ieder geval had vader Derscheid de middelen om ook zijn dochters een goede opleiding te geven. De jonge Marie volgde een opleiding tot leerkracht aan de Ecole du Denier van Bergen, een middelbare school die door Louise en Marie Popelin volgens het model van de Brusselse Cours d’Instruction van Isabelle Gatti de Gamond. Al snel na het behalen van haar diploma kon Derscheid als leerkracht aan de slag. Ze besliste nochtans om tegelijk ook universitaire studies aan de Universiteit van Brussel te ondernemen. In 1885 behaalde ze een doctoraatstitel in de natuurwetenschappen, waarna ze een geneeskundestudie begon. Ongeveer tegelijkertijd met haar schreven zich ook Clémence Everard en Sylvia Vanheerswynghels in. Dit alles gebeurde wellicht zonder veel problemen. De universiteit had al enige jaren eerder, in 1880, met Emma Leclerq, Marie Destrée en Louise Popelin haar deuren aarzelend voor vrouwen opgezet. Niet zonder moeite hadden de drie jonge vrouwen deze bres weten te slaan in het all-male wetenschapsbastion van de universitaire wereld. De wet van 1876, waarop zij zich hadden beroepen, bevatte dan wel geen expliciet vrouwenverbod, maar verborg de kwestie in een subjectieve schemerzone.[1]
Voor de geneeskundefaculteit was het echter wel de eerste keer dat meisjes de studiebanken vervoegde. De drie waren tout court de eerste jonge vrouwen die in België een medische opleiding startten.[2] Geneeskunde werd beschouwd als een zware richting en vereiste een goede kennis van Grieks en Latijn. De meeste studentes hadden deze talen in hun opleiding niet aangeleerd gekregen. Zij opteerden daarom voor kortere studies, zoals natuurwetenschappen of farmacie. Bovendien was het voor de drie vrouwen op dit moment niet duidelijk of zij met hun doktersdiploma ook aan de bak konden komen. De wet van 1876 bepaalde dat de overheid zou beslissen onder welke voorwaarden vrouwen tot medische beroepen zouden mogen worden toegelaten.[3] De facto betekende dit een verbod. Pas in 1884 forceerde de in het buitenland gediplomeerde huisarts Isala Van Diest een doorbraak. Zij runde al enige tijd een gynaecologische dokterspraktijk in Brussel en verkreeg dat haar situatie in een koninklijk besluit werd gelegaliseerd. Het is mogelijk dat het precedent van Van Diest Derscheid in haar keuze aanmoedigde.
Derscheid voltooide eind oktober 1893 haar studies met grote onderscheiding. Ze was op die manier de tweede vrouwelijke doctor in de geneeskunde in België met een Belgisch diploma, samen met haar studiegenoot Vanheerswynghels. Everard had al in maart het diploma behaald. De diplomering vormde een heus nieuwsfeit. De krant L'Indépendance verklaarde dat 'Il va sans dire que ces deux succès féministes produisent une vive sensation dans le monde universitiare.' [4]
In 1895 jaar won Derscheid de Concours Universitaire. Tijdens studieverblijven in Berlijn, Wenen en Parijs specialiseerde ze zich in orthopedie. Thuisgekomen ging ze aan de slag in het Hospice des enfants assistés, waar ze een afdeling orthopedische gymnastiek oprichtte, terwijl ze ook een privépraktijk opende. Het was vrouwen sinds 1890 door de wet toegelaten een medisch beroep uit te oefenen. Van 1901 tot 1911 was Derscheid als diensthoofd werkzaam in het Hospice des orphelines van Brussel. Na de Wereldoorlog werd ze aangesteld als medisch inspectrice van de stadsscholen van Brussel. In 1914 nam ze deel aan de organisatie van de Antwerpse tentoonstelling De Hedendaagse Vrouw.
Derscheid was de oprichter van de Fédération belge des femmes universitaires. Ze was er van 1921 tot 1932 voorzitter van. Ze was bovendien vicevoorzitter van de Société belge d’orthopédie en lid van de Société belge de chirurgie.
Bibliografie
- Henegouwen, Burgerlijke Stand, 1600-1913, Saint-Vaast, Naissances 1859-1870, akte 272, gedigitaliseerd op: Familysearch.org, geraadpleegd op 27/03/2017 (met dank aan H. Bovens).
- "Au jour le jour. Echos de la ville", in: L'Indépendance belge, 64 (1893), nr. 303, 30 oktober, 1.
- Derscheid, Marie, in: Gubin, Eliane, Jacques, Catherine e.a., Dictionnaire des femmes belges: XIXe et XXe siècles, Brussel, 2006, 188-189.
- Van Rokeghem, Suzanne, Aubenas, Jacqueline en Vercheval-Vervoort, Jeanne, Des femmes dans l'histoire en Belgique, depuis 1830, 2006, 114.
- Gubin, Eliane en Piette, Valérie, Emma, Louise, Marie… L’Université Libre de Bruxelles et l’émancipation des femmes (1834-2000), Brussel, 2004, 104-105.
Noten
- ↑ De wet stelde namelijk dat de overheid de voorwaarden zou bepalen waaronder vrouwen tot de universiteitsbanken zouden worden toegelaten.
- ↑ De praktiserende arts Isala Van Diest had haar medische doctorstitel namelijk in Zwitserland behaald. Omdat haar diploma niet compatibel was, legde ze in 1882-83 wel bijkomende examens verloskunde en chirurgie af aan de Universiteit van Brussel. Op het buitenbeentje Van Diest na had echter nog geen enkel meisje zich aan een Belgische geneeskundeopleiding gewaagd.
- ↑ Wet 20 mei 1876, art. 45: "Le gouvernement est autorisé à fixer les conditions d'après lesquelles les femmes pourront être admises à l'exercice de certaines branches de l'art de guérir."
- ↑ "Au jour le jour. Echos de la ville", in: L'Indépendance belge, 64 (1893), nr. 303, 30 oktober, 1.