Everard (Demoor), Clémence (1865-?)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
Clemence everard.png
Everard tussen haar mannelijke studiecollega's, waaronder Jules Bordet. Rond 1892. Bron: Archives de l'ULB, Fonds iconographique.

Geneeskundige. Eerste vrouw met een Belgisch diploma Geneeskunde, Universiteit van Brussel (1893). Geboren op 4 december 1865. Sterfdatum en -plaats onbekend. Echtgenote van Jean Demoor.


Biografie

Over de jeugd van Everard is weinig bekend. Ze groeide wellicht op in Brussel. Haar vader Edouard Emmanuel Everard was handelaar van beroep, zo staat op Everards geboorteakte te lezen.[1] Everards ouders moeten tot de bemiddelde burgerstand hebben behoord, bij wie het steeds gebruikelijker werd om ook dochters een opleiding te geven. Everard had in ieder geval met zekerheid een degelijke opleiding genoten, met studie van Latijn en Grieks. Zij zou anders nooit een gooi hebben kunnen doen naar een universitaire artsenopleiding. Wellicht volgde de jonge Everard zoals Bertha De Vriese les van een private leraar, ofwel liep ze school in één van de vrije instituten voor meisjesonderricht die het stadsbestuur in samenwerking met de progressieve pedagoge Gatti de Gamond in 1864 had opgericht. In dat laatste geval doorliep ze mogelijk ook de regentenopleiding die Gatti in 1880 had geïnstalleerd. Dat was de hoogste graad die een vrouw op dit moment kon behalen. Voor het onderricht in deze sectie had Gatti voor het eerst hoogleraren van de Universiteit van Brussel ingeschakeld. Hierdoor was de sprong naar het hoger onderwijs voor meisjes plots niet meer zo groot.


Ergens in het midden van de jaren 1880 schreef Everard zich in voor de opleiding geneeskunde van de Universiteit van Brussel. Ongeveer tegelijkertijd met haar schreven zich ook Marie Derscheid en Sylvia Vanheerswynghels in. Dit gebeurde wellicht zonder veel problemen. De universiteit had al enige jaren eerder, in 1880, met Emma Leclerq, Marie Destrée en Louise Popelin haar deuren aarzelend voor vrouwen opgezet. Niet zonder moeite hadden de drie jonge vrouwen deze bres weten te slaan in het all-male wetenschapsbastion van de universitaire wereld. De wet van 1876, waarop zij zich hadden beroepen, bevatte dan wel geen expliciet vrouwenverbod, maar verborg de kwestie in een subjectieve schemerzone.[2]


Voor de geneeskundefaculteit was het echter wel de eerste keer dat een meisje de studiebanken vervoegde. Everard, Derscheid en Vanheerswynghels waren tout court de eerste jonge vrouwen die in België een medische opleiding startten.[3] Geneeskunde werd beschouwd als een zware richting en vereiste een goede kennis van Grieks en Latijn. De meeste studentes hadden deze talen in hun opleiding niet aangeleerd gekregen. Zij opteerden daarom voor kortere studies, zoals natuurwetenschappen of farmacie. Bovendien was het voor vrouwen op dit moment niet duidelijk of zij met hun doktersdiploma ook aan de bak konden komen. De wet van 1876 bepaalde dat de overheid zou beslissen onder welke voorwaarden vrouwen tot medische beroepen zouden mogen worden toegelaten.[4] De facto betekende dit een verbod. Pas in 1884 forceerde de in het buitenland gediplomeerde huisarts Isala Van Diest een doorbraak. Zij runde al enige tijd een gynaecologische dokterspraktijk in Brussel en verkreeg dat haar situatie in een koninklijk besluit werd gelegaliseerd. Het is mogelijk dat het precedent van Van Diest Everard in haar keuze aanmoedigde.


Everard studeerde op 16 maart 1893 af als doctor in de geneeskunde, chirurgie en vroedkunde. Ze was de eerste vrouw met dit diploma, bovendien met een schitterend distinctie - grote onderscheiding - en dat ging in de pers niet onopgemerkt voorbij. De Gazette de Charleroi schreef:

"Un gros événement pour le monde féminin et féministe, et même pour le monde scientifique. Depuis jeudi matin, la Belgique possède une dame-médecin. Une jeune femme, Mlle Clémence Everard, a passé les examens du doctorat avec une grande distinction et a été proclamée docteur en médecine, chirurgie et accouchements [...] C'est une jeune femme de 26 ans, qui suivi les cours de l'Université de Bruxelles depuis sept ans et qui, avant aucun autre membre de son sexe, a vaincu les difficultés de cette longue période d'études."[5]


Ook La Meuse en Le Peuple (18 maart) wijdden een stukje aan het nieuwsfeit. De krant Indépendance Belge leverde zelf een duidingsartikel over het fenomeen van de 'femme-médecin' en bracht Everard een bezoek, waarvan het zijn lezers verslag uitbracht:

"Nous lui avons rendu visite ce matin, en apprenant le résultat de son examen final. C'est une grande jeune fille brune, élancée, au teint pâle et mat, à l'oeil vif et bon, avec un sourire un peu grave. Elle portait le grand tablier-bavette en toile grise, des soeurs de charité et des internes d'hôpitaux. 'Les études de médecine sont bien longues, nous a-t-elle dit, mais je me suis faite à cette vie de travail, et maintenant je ne pourrais plus la quitter. J'aime à consoler les malheureux, d'alléger leurs souffrances. Les femmes et les petits enfants surtout m'inspirent de la pitié, et je veux dans la mesure de mes moyens travailler au soulagement de leurs maux. Mais, je vous en prie, ne dites pas tout cela: laissez-moi à ma vie simple.'"[6]


De manier waarop Everard hier haar werk beschrijft is bijzonder: de artsenpraktijk lijkt voor haar een louter zorgende en troostbrengende onderneming, voortkomend uit een medelijden voor de zwaksten. Van een geleerde activiteit, aangewakkerd door wetenschappelijke nieuwsgierigheid, is hier schijnbaar geen sprake, ondanks het feit dat Everard weldegelijk onderzoeksambities had, zoals haar verdere loopbaan duidelijk maakt. Op deze manier gaf de jonge doctor, wellicht bewust, aan het beroep van arts een 'vrouwelijke' invulling. Dat ze daarbij ook een verpleegstersuniform en niet een doktersjas bleek te dragen, past in het beeld dat ze in haar woorden oproept.


Kort na haar afstuderen ging Everard, wellicht als assistent, aan de slag in het laboratorium van Paul Héger. Tegelijk opende ze een artsenpraktijk in Brussel. Universitaire assistenten hadden de gewoonte dit te doen, het zorgde voor extra inkomsten naast de slecht betaalde en tijdelijke post van assistent. Tijdens haar assistentschap voerde Everard voornamelijk onderzoek uit naar het gedrag van witte bloedcellen bij infectie. Al eerder had ze samen met haar studiegezel en toekomstige echtgenoot Jean Demoor een paper over dit onderwerp gepubliceerd (1892). Demoor studeerde net als zij in 1893 af als arts. Een tweede publicatie schreven de twee assistenten samen met de plantkundige Jean Massart (1893). Deze laatste was een studiegenoot en ex-collega van Demoor.[7] Everard werkte ook nauw samen met Jules Bordet, die een studiegenoot van haar was. Bordet was net als Everard in 1886 aan de opleiding tot arts begonnen.


Het lijkt erop dat Everard na haar huwelijk met Demoor op 28 januari 1895 haar onderzoekscarrière en artsenpraktijk opgaf. Haar huwelijksakte registreert haar als 'zonder beroep'. Het gezin Demoor telde een aantal kinderen, waarvan de zoon Paul in de voetsporen van zijn ouders zou treden. Vanaf de zijlijn aanschouwde Everard de opbloeiende loopbaan van haar echtgenoot. In 1907 volgde deze Héger op in de leerstoel fysiologie en in 1911 werd hij tot rector van de universiteit verkozen. Na het overlijden van haar man in 1941 bleef Everard als weduwe achter.

Plaat Annales de Pasteur.png
Plaat bij artikel over witte bloedcellen in Annales de l’Institut Pasteur



Publicaties


Bibliografie

  • Brabant, Burgerlijke Stand, 1582-1914, geboorteakte 5598, gedigitaliseerd op: Familysearch.org, geraadpleegd op 24/03/2017 (H. Bovens).
  • Brussel, Burgerlijke stand, Overlijden 1894 oct-dec; Huwelijken 1895, gedigitaliseerd op Zoekakten.nl, geraadpleegd op 24/03/2017 (H. Bovens).
  • "La première femme médecin", in: Gazette de Charleroi, 16 (1893), nr. 76, 17 maart, 2. (H. Bovens)
  • "Au jour le jour. Echos de la Ville", in: L'Indépendance Belge, 64 (1893), nr. 76, 17 maart, 1. (H. Bovens)
  • Gubin, Eliane en Piette, Valérie, Emma, Louise, Marie… L’Université Libre de Bruxelles et l’émancipation des femmes (1834-2000), Brussel, 2004, 94.
  • Creese, Mary en Creese Thomas, Ladies in the Laboratory II: West European Women in Science, 1800-1900: A Survey of Their Contributions to Research, Maryland, 2004, 104.
  • Keymolen, Denise, "Feminisme in België. De eerste vrouwelijke artsen (1873-1941)", in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 90 (1975), 38-58.
  • Demoor, Jean Henri, in: Biographie Nationale, 1977 175-192
  • Bruynoghe, R., "Notice sur la vie et les travaux de M. J. Demoor, membre titulaire", in Bulletin de l'Académie Royale de Médecine de Belgique, (1941), 268-271.


Noten

  1. De Almanach de Bruxelles van 1895 vermeldt hem als een 'fabricant de fleurs et couronnes mortuaires, vannerie'. Almanachs de Bruxelles, Brussel, 1895, volume 1, Namen/Noms, 65. (met dank aan H. Bovens)
  2. De wet stelde namelijk dat de overheid de voorwaarden zou bepalen waaronder vrouwen tot de universiteitsbanken zouden worden toegelaten.
  3. De praktiserende arts Isala Van Diest had haar medische doctorstitel namelijk in Zwitserland behaald. Omdat haar diploma niet compatibel was, legde ze in 1882-83 wel bijkomende examens verloskunde en chirurgie af aan de Universiteit van Brussel. Op het buitenbeentje Van Diest na had echter nog geen enkel meisje zich aan een Belgische geneeskundeopleiding gewaagd.
  4. Wet 20 mei 1876, art. 45: "Le gouvernement est autorisé à fixer les conditions d'après lesquelles les femmes pourront être admises à l'exercice de certaines branches de l'art de guérir."
  5. "La première femme médecin", in: Gazette de Charleroi, 16 (1893), nr. 76, 17 maart, 2.
  6. "Au jour le jour. Echos de la Ville", in: L'Indépendance Belge, 64 (1893), nr. 76, 17 maart, 1.
  7. Massart en Demoor werkten in 1892 samen in het laboratorium van Leo Errera.