Instituut van de Wetenschappen - Universiteit Gent

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
Bron: LimoWreck via Wikimedia Commons.
Bron: Publiek domein, via Wikimedia Commons.

Of: Institut des Sciences.


Vandaag: Plateaugebouw.


Iconisch gebouw behorend tot het patrimonium van de Universiteit van Gent, gecreëerd in 1883 als onderzoeks- en onderwijsinstelling voor wetenschappen en ingenieurswetenschappen.


Oprichting

In de jaren 1860-1870 vonden experiment en practica ingang aan de wetenschapsfaculteiten van de Belgische universiteiten, waaronder deze van Gent. Duitsland was daarbij hét gidsland. Er heerste grote bewondering voor de Duitse universiteiten met hun experimentalistisch model, weg van ex cathedra onderwijs. Veel Belgische wetenschappers brachten een studieverblijf bij hun Germaanse collega’s door. Belgische universiteiten trokken bewust hoogleraren met Duitse roots aan, om de nieuwe onderwijsmethodes te introduceren. Zo gebeurde het ook in Gent, waar August Kekulé in 1862 een laboratorium voor onderwijs en onderzoek oprichtte en met een facultatieve cursus in praktische scheikunde startte.


Het was het eerste laboratorium van vele, en al gauw bleken de Gentse universitaire gebouwen absoluut niet op deze onderwijskundige ontwikkelingen voorzien. De site aan de Voldersstraat waar de faculteit Wetenschappen sinds de oprichting van de universiteit was gevestigd, barstte haast uit haar voegen. De laboratoria waren er ondergebracht in armoedig uitgeruste achterlokalen en benepen, slecht onderhouden en ongezonde ruimten. Serieus laboratoriumonderzoek was er eigenlijk onmogelijk. In het laatste kwart van de negentiende eeuw werd het ook de beleidsmakers duidelijk dat deze schamele wetenschapsinfrastructuur niet meer voldeed. Onder stimulans van eerste minister Walthère Frère-Orban kwam de overheid in 1879 over de brug met een broodnodige injectie voor haar beide rijksuniversiteiten Gent en Luik. Daarmee brak de bouwperiode van imposante wetenschapspaleizen aan. Deze zouden het toegenomen prestige van de natuurwetenschappelijke disciplines in het laatste kwart van de eeuw bevestigen en ondersteunen…


Aan de Gentse universiteit kwam men tot de beslissing om voor de faculteit Wetenschappen een volledig nieuw gebouw uit de grond te stampen. Als een alomvattend Institut des Sciences zou het onder één dak verschillende disciplines huisvesten: fysica, scheikunde, mineralogie, geologie en paleontologie, elk met hun laboratoria en auditoria. Enkel zoölogie en vergelijkende anatomie zouden in de oude gebouwen aan de Voldersstraat achterblijven. Ook de Polytechnische Scholen zouden naar het nieuwe gebouw verhuizen. De keuze van de Gentse bouwcommissie voor één enkel reuzeninstituut voor verschillende wetenschapsdomeinen was tegengesteld aan de gespreide optie die Luik verkoos. De beslissing werd gemotiveerd door onder meer economische en praktische overwegingen: de verschillende disciplines konden zo een deel van de wetenschappelijke infrastructuur samen gebruiken. Beiden universiteiten haalden echter wel hun inspiratie bij buitenlandse universiteiten. Net als hun Luikse collega Edouard van Beneden, ondernamen de betrokken Gentse hoogleraren, waaronder stadsarchitect en hoogleraar Adolphe Pauli een studiereis naar universiteiten in Zwitserland, Oostenrijk en natuurlijk ook Duitsland, om er de wetenschappelijke infrastructuur te bestuderen. Zowel ruwbouw als inrichting, inclusief meubilair, maakten deel uit van eenzelfde masterplan.


De zoektocht naar een terrein voor de mastodont was geen sinecure. De al bestaande gebouwen van de Gentse universiteit bevonden zich in het stadscentrum, rond de Veldstraat en de Kouter, en daar was geen bouwruimte meer. Onteigeningen van burgerwoningen waren niet wenselijk, want erg duur. Uiteindelijk kozen academieraad en stadsbestuur voor de site aan de Sint-Pietersnieuwstraat, op de Blandijnberg. Het voordeel van deze locatie was dat deze niet te veraf lag van de Voldersstraat, het kloppend hart van de universiteit, en van de Plantentuin aan de Baudelostraat.[1] Ook was de ondergrond van de site relatief vrij van trillingen. Met de alomtegenwoordige Gentse industrie was dit niet evident. Dat de uitverkoren locatie een drukbevolkt arbeiderskwartier was, betekende geen probleem. De beruchte Bataviawijk, een ‘stedelijke pestbuil’, werd onteigend en gesloopt - de sanering van de wijk stond overigens al sinds 1870 op de agenda en was dus mooi meegenomen. Wat het universiteitsbestuur wel als een probleem ervoer, was dat de huizenrijen van de Rozierstraat en Plateaustraat, waartussen het instituut zou worden geprangd, het zicht op het architecturaal geheel zou ontnemen. De grandeur van het toekomstige instituut zou op deze site niet goed uit de verf komen. De universiteit zelf had dan ook meer gevoeld voor het nieuw aangelegde Citadelpark op de heuvel, waar het instituut zich in splendid isolation kon verheffen boven het oog van de bewonderende voorbijganger.


Uitzicht

Bewoners en bezoekers waren niettemin erg onder de indruk, toen het instituut eind 1890, na 8 jaar bouwen, officieel afgewerkt was. Er waren dan ook kosten noch moeite gespaard. De statige, neoclassicistische stijl in combinatie met de kostbare bouwmaterialen - Franse kalkzandsteen en arduin - maakten van het instituut een waar wetenschapspaleis. Het gebouw was met zijn rechthoekig grondplan niettemin functioneel en compact. De verschillende afdelingen waren duidelijk afgebakend. Aparte ingangen voor de Ingenieursschool – aan de Plateaustraat -en de wetenschappen – aan de Rozier - maakten dat elk van beide autonoom kon bestaan. Binnenin waren studiezalen, auditoria, practicazalen, bibliotheken, onderzoeks- en onderwijslaboratoria en kabinetten voor de hoogleraren, georganiseerd rond vier kleine atriums.


Verder verloop

Maar ook het monumentale wetenschapspaleis barstte al gauw uit zijn voegen. Nieuwe verdiepingen en bijgebouwen moesten niet alleen de groeiende stroom studenten opvangen, maar ook de uitdijende wetenschappelijke collecties en apparatuur van professionaliserende subdisciplines. Gaandeweg raakten ook de binnenpleinen verkaveld, terwijl de zolders van het instituut tot leslokalen werden omgebouwd. Het instituut kreeg er ook nieuwe functies bij. In 1904 werd er een observatorium in het instituut ondergebracht, een demonstratiezaal voor spoorwegmateriaal volgde in 1925 en in 1950 kreeg het Instituut voor Nucleaire wetenschappen, inclusief deeltjesversneller, een plek in de kelders toegewezen. Deze kelders deden ook dienst voor het Rekencentrum, dat in 1952 eveneens zijn intrek in het Instituut der Wetenschappen nam. In 1960 kwam ook een Laboratorium voor Genetica het multidisciplinair instituut vervoegen.[2]Anderzijds weken vanaf het interbellum steeds meer wetenschappelijke afdelingen uit naar nieuwe sites. Vanaf 1960 konden ze buiten de stadskern terecht in de nieuwe wetenschapscampus De Sterre. Bijna alle wetenschappers verlieten daarop het Instituut in de Plateaustraat.


In de decennia daarna huisvestte het instituut verschillende diensten, waaronder Plant Genetic Systems en het Instituut voor Psychoakoestiek en Elektronische Muziek. Vanaf de jaren 1990 nam de Faculteit van Letteren en Wijsbegeerte stelselmatig ruimte in het instituut in. Vele lokalen waren ondertussen uitgeleefd, sommige waren zelfs onbruikbaar geworden. In 2010 ging in het gebouw, dat ondertussen sinds 1994 op de lijst van beschermde monumenten stond, een grondige renovatie van start. Daarbij werd ruimte gecreëerd voor een omvangrijke facultaire Bibliotheek van Letteren en wijsbegeerte, die in 2015 in gebruik werd genomen.


Locatie

Het instituut bevindt zich in het blok dat wordt afgebakend door de Plateaustraat, de Rozierstraat, de Gezusters Lovelingstraat en de Gustaaf Magnelstraat. Het officiële adres is Plateaustraat 22 in Gent. Hier bevindt zich de hoofdingang.


Bibliografie


Noten

  1. Over de andere opties voor de plaatsing van het instituut zie Danniau, Fien, "Instituut van de Wetenschappen", op: Ugentmemorie.be, geraadpleegd op 3/05/2017.
  2. Voor een gedetailleerd overzicht van de verschillende uitbreidingsfasen en functies van het instituut, zie Een reis door de tijd in het Instituut voor de Wetenschappen 1883-2013, geraadpleegd op 4/05/2017.