Wetenschapspaleizen. De universitaire bouwwoede van de jaren 1870
Zolders en achterkamers
Paleizen als verzinnebeelding van vooruitgang
De keuze van de Gentse bouwcommissie voor één enkel reuzeninstituut was tegengesteld aan de oplossing die Luik koos. Met een aanzienlijk grotere hap van de budgettaire koek – bijna 3 van de 4,5 miljoen – was de horizon van mogelijkheden voor Luik wel wat breder.[3] Men koos er voor een ambitieus infrastructuurplan met, naar Duits voorbeeld, aparte gebouwen per discipline. In de rue de Pitteurs verrees tussen 1883 en 1886 het Institut Anatomique Auguste Swaen. Niets was aan het toeval overgelaten om van dit instituut een speerpunt van moderniteit te maken. Professoren Auguste Swaen en Félix Putzeys hadden verschillende studiereizen richting belangrijke instituten achter de rug. Hun observaties waren gebundeld en door architect Lambert Noppius in een gedetailleerd masterbouwplan omgezet. Ten slotte was er gekozen voor een neogotische uitvoering. Deze ongewone bouwstijl voor een kennisinstituut verleende het gebouw een luxueuze, wereldse uitstraling, waarmee het zich moeiteloos kon meten aan de andere recent verrezen neogotische stadspaleizen, het postgebouw en het Palais du Gouverneur. Ook een andere instelling die rond deze tijd werd gebouwd, het drie torens tellende Astrofysisch Instituut, werd in neo-middeleeuwse stijl uitgevoerd. Bovendien kwam ze op een schitterende locatie te liggen: de heuvel van Cointe, temidden van een weelderig park dat het jaar tevoren door de Belgische overheid was aangekocht. In 1883 werden ook het Botanisch Instituut en een Institut de Pharmacie ingehuldigd. Met zijn indrukwekkend neoclassicistisch fronton, gedragen door vier zuilen, moest de laatste niet onderdoen voor de paleizen van de wetenschapsfaculteit.
Lokaas voor talent
Hetzelfde gold voor de Luikse hoogleraar zoölogie Edouard van Beneden. Hij ging niet in op een aantrekkelijke aanbod van de Universiteit van Praag, maar koos ervoor in Luik te blijven, op vóórwaarde dat de universiteit hem een hypermodern onderzoeksinstituut ter beschikking stelde, gebouwd en ingericht volgens zijn plannen. Zo gebeurde het ook: dit imposante instituut, geïnspireerd op het befaamde onderzoeksinstituut van Jena, werd de bekroning van de ‘Instituts Trasenster’.[5] Met zijn monumentale gevel met drie rijk gedecoreerde frontons in blauwe steen en zandsteen domineerde het instituut de kade waarlangs het in zijn volle lengte uitgestrekt lag. De boodschap was niet mis te verstaan: voor experimentele biologie was Luik voortaan de hotspot. Onder Van Benedens directeurschap vestigde het Zoölogisch Instituut een internationale reputatie in marien onderzoek en evolutionaire morfologie.
Leuven en Brussel
Academie onttroond
|
- ↑ De Duitse universiteiten met hun onderzoeks- en onderwijslaboratoria golden daarbij als lichtend voorbeeld. Veel Belgische wetenschappers kwamen begeesterd terug van een studieverblijf bij hun Germaanse collega’s, klaar om ook aan de eigen universiteit een ‘laboratoriumrevolutie’ te ontketenen.
- ↑ Ladeuze, geciteerd in Mark Derez, Jo Tollebeek en Geert Vanpaemel (red.), Album van een wetenschappelijke wereld – De Leuvense universiteit omstreeks 1900, Leuven, 2012.
- ↑ Gent ontving 2.321.000 frank en Luik 2.750.000 frank.
- ↑ Lyon Médical, 23 okt 1892, 277. Geciteerd in : Université de Liège. Esquisse historique sur les bâtiments universitaires, 23.
- ↑ Naast de al vermelde instituten voor astronomie, anatomie, plantkunde, farmacie, fysiologie en dierkunde, telden de zogenaamde ‘Instituts Trasenster’ nog twee instituten voor scheikunde op de quai Rooseveldt.
- ↑ "Un palais des bêtes", La Gazette de Liège, 1-2 maart 1886.
- ↑ Tijdens de laatste 25 jaar was de jaarlijkse dotatie van de rijksuniversiteiten verdubbeld en de toedeling voor materiële uitrusting verdriedubbeld.
- ↑ Ook de toename van de studentenaantallen maakte een uitbreiding onvermijdelijk.
- ↑ Geciteerd uit: Mark Derez, “De universiteit omstreeks 1900 in een fotoalbum”, in: Mark Derez, Jo Tollebeek en Geert Vanpaemel (red.), Album van een wetenschappelijke wereld – De Leuvense universiteit omstreeks 1900, Leuven, 2012, 51.
- ↑ Qua inkomsten zat de Brusselse universiteit nochtans in hetzelfde schuitje: net als de Leuvense universiteit had ze geen rechtspersoonlijkheid en was haar gaststad niet bij machte om grote sommen te verstrekken.
- ↑ Een nieuw bouwgolf kwam er rond de jaren 1880-1890, met onder meer de bouw van grote bacteriologische instituten aan alle universiteiten.
- ↑ Geciteerd uit: Geert Vanpaemel, Wetenschap als roeping. Een geschiedenis van de Leuvense faculteit voor wetenschappen, 69.
*Vanpaemel, Geert, Wetenschap als roeping. Een geschiedenis van de Leuvense faculteit voor wetenschappen, Leuven, 2017.
- Wanson, Sonia, Historique de l’Institut de Zoologie “Edouard van Beneden”, geraadpleegd op 21/04/2017.
- Diser, Lyvia, Wetenschap op de proef. Laboratoria in het Belgisch overheidsbeleid (1870-1940), Leuven, 2016.
- Mark Derez, Jo Tollebeek en Geert Vanpaemel (red.), Album van een wetenschappelijke wereld – De Leuvense universiteit omstreeks 1900, Leuven, 2012.
- De Bont, Raf, "Evolutionary Morphology in Belgium: The Fortunes of the "Van Beneden School," 1870-1900", in: Journal of the History of Biology, 41 (2008), nr. 1, 81-118.
- Culot, Édith, "L’Institut de Zoologie", in: Carnets du patrimoine, nr. 47 (Le patrimoine de l’Université de Liège), 2008.
- De Bont, Raf , Darwins kleinkinderen. De evolutieleer in België, 1865-1945, Nijmegen, 2008.
- Hamoir, Gabriel, La révolution évolutionniste en Belgique: du fixiste Pierre-Joseph Van Beneden à son fils darwiniste Edouard, Luik, 2002.
- Halleux, Robert, “Naar de kern van het leven: de biologie”, in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 289-304.
- Despy-Meyer, Andrée, "Instellingen en netwerken", in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 71.
- Hamoir, Gabriel, "Du fixiste Pierre-Joseph Van Beneden à son fils darwiniste Edouard", in: Scientiarum Historia, 26 (2000), 1-2, 145-159.
- Leusen, I., 125 jaar fysiologie in de faculteit geneeskunde van de universiteit van Gent, 1817-1942, Gent, 2000.
- Langendries, Elienne en Simon-Vandermeersch, Anne-Marie, 175 jaar Universiteit Gent – Ghent University 1817-1992, Gent, 1992.
- 150 jaar ingenieursopleiding aan de Rijksuniversiteit Gent, Gent, 1986.
- Collignon, A., "A l’origine des grands Instituts universitaires liégeois: le vieux “Quartier de Bêche”", in: Revue médicale de Liège, 41 (1986), 755-775.
- Gabriel, G., "L’extension de l’Université sur la rive droite à la fin du 19è siècle", in: Revue médicale de Liège, 41 (1986), 776-778.
- Godeaux, J., "Cent ans de biologie marine et d’océanographie biologique à l’Institut de Zoologie Edouard Van Beneden", in: Revue médicale de Liège, 41 (1986), 786-789.
- Brauman, Annick en Demanet, Marie, Le zoo, la cité scientifique et la ville, Brussel, 1985.
- Florkin, Marcel, "L'Etat belge contre Van Beneden", in: Chronique de l'Université de Liège, Luik, 1967, 377-386.
- Le mouvement scientifique en Belgique 1830-1905, volume 1, Luik, 1907.
- Université de Liège. Esquisse historique sur les bâtiments universitaires, Luik, 1892.