Laboratoire des dunes - Onderzoeksstation in Oostende
Contents
Historiek
Een kleine kamer in de oesterfabriek
'Een kleine kamer in de oesterfabriek van zijn schoonouders, uitgerust met enkele aquaria, visnetten, tafels, stoelen, wat glaswerk en reagentiavloeistoffen...' Zo beschreef biograaf René Sand het marien onderzoeksstation dat Pierre Van Beneden in 1843 inrichtte. Van Beneden was in 1836 tot hoogleraar Vergelijkende anatomie aan de Universiteit van Leuven benoemd. Als gepassioneerd mariene dierkundige verdeelde hij zijn tijd tussen doceren en expedities naar de kusten van de Middellandse Zee, waar hij weekdieren in hun natuurlijke omgeving ging observeren. Gaandeweg raakte Van Beneden ook geboeid door de fauna van de eigen kust. Mogelijk zat zijn verloving met Rosalie Valcke, dochter van Oostendse oesterkwekers daar voor iets tussen. Van Beneden ambieerde nu de systematische beschrijving van alle soorten die hij in de Belgische kustwateren aantrof, in het bijzonder van de ongewervelde zeedieren. Aanvankelijk liet hij zijn zeevondsten, levende ongewervelden, naar Leuven transporteren. Omdat de fragiele specimens de rit landinwaarts vaker niet dan wel in goede staat overleefden, kwam de hoogleraar tot een praktische besluit: als de berg niet naar Mozes kwam, dan maar omgekeerd.
Een in situ laboratorium dus! Van Beneden koos voor Oostende, de enige badplaats van België die op dit moment door de spoorwegen ontsloten was. Daar richtte hij in de gebouwen van de succesvolle oesterkwekerij van zijn – ondertussen – schoonouders in Oostende een bescheiden laboratoriumlokaal in. De kwekerij met zijn oester- en kreeftenputten bevond zich ten oosten van de havengeul. De rust, de nabijheid van de zee en de constante aanvoer van levend onderzoeksmateriaal maakten van deze site een gedroomde omgeving voor biologisch onderzoek.
In situ onderzoek
Het station, dat Van Beneden niet zonder trots 'mon laboratoire des dunes' noemde, vormde in de eerste plaats een uitvalsbasis voor de verzamelexpedities van de hoogleraar op zee, aan de branding en in de plaatselijke vismijn. Wat hij, al dan niet gewapend met schepnet en lieslaarzen verzamelde, werd in het station uitgezet in zoutwateraquariums, om van dichtbij en eventueel onder de microscoop te bestuderen. In verschillende publicaties, voor elke type één, beschreef Van Beneden wat hij in zijn netten aantrof, met speciale aandacht voor de embryologie. Die discipline beschouwde hij als een sleutel in het vastleggen van overeenkomsten tussen verschillende soorten. In 1843 verscheen van zijn hand een werk over de embryogenese en natuurhistorie van kokerwormen. Nadien publiceerde Van Beneden nog studies over walvisachtigen, lintwormen, trilhaarwormen, schaaldieren, poliepen en bdellidae. Hij ontdekte daarbij nu en dan een nieuwe soort. Baanbrekend was zijn studie rond (vis)lintwormen. In de vismijn van Oostende onderzocht hij hiervoor talloze visseningewanden en deed experimenten op honden met de parasiet. Met zijn ontdekking dat cysticerci geen aparte soort, maar vroege ontwikkelingsstadia (“larven”) van lintwormen waren, leverde Van Beneden het tegenbewijs op de theorie van spontane generatie.
Observeren en verzamelen
Het laboratoire des dunes liet Van Beneden niet alleen toe om zijn onderzoeksobjecten in hun natuurlijk milieu te observeren en ze onder de microscoop te bestuderen, maar ook om zijn zoölogische collecties aan te vullen. De hoogleraar was een gepassioneerd verzamelaar. Voor het Zoölogisch Instituut - Universiteit Leuven, waarvan hij het beheer in handen had, verzamelde hij een aanzienlijk aantal specimens. Mede met dank aan Van Benedens laboratoire des dunes was het Leuvens museum een van de weinige met een collectie wormen en parasieten.
Hoewel het station voor privégebruik was bestemd, kwamen er geregeld bezoekers over de vloer. Van Benedens studenten, zijn zoon Édouard en diens latere leerlingen bezochten met regelmaat het mariene onderzoeksstation, als aanvulling op hun ex cathedra lessen. Ook veel buitenlandse wetenschappers, waaronder de fysioloog Johann Müller, de amoebespecialist Richard Greeff, de microbiologen Christian Ehrenberg en Max Schulze, de landbouwchemicus Justus Liebig en de Franse bioloog Armand de Quatrefages vonden de weg naar het bescheiden station. Onder de bezoekers bevond zich bovendien ook de Franse zoöloog Henri de Lacaze-Duthiers, die in 1872 het wereldberoemde mariene onderzoeksstation van Roscoff zou oprichten.
Het is niet duidelijk wanneer Van Beneden zijn onderzoeksstation ontmantelde. Mogelijk was dit in 1879, moment waarop de oesterkwekerij van eigenaar veranderde. Eerder is ook mogelijk: Van Beneden was sinds 1859 overgestapt op een andere onderzoeksinteresse, de paleozoölogie.
De opvolgers
Het feit dat het laboratoire des dunes tot aan zijn opheffing zeer bescheiden van inrichting bleef, terwijl Van Beneden voor zijn zoölogische collecties aan de universiteit kosten noch moeite spaarde, tonen duidelijk aan dat in deze periode eerder het natuurwetenschappelijk museum dan het onderzoekslaboratorium als de steunpilaar van de dierkundige bedrijvigheid gold. Bescheiden als het mariene onderzoeksstation was, en hoe praktisch ook de motieven voor haar oprichting waren, toch is het voor de ontwikkeling van de wetenschappen van groot belang gebleken. Het kan vermoedelijk terecht als één der eerste, zoniet als het eerste ter wereld in zijn soort worden beschouwd. Van Benedens voornaamste activiteit bestond inderdaad uit het classificeren en beschrijven van (nieuwe) soorten. Maar hij voerde ook microscopieonderzoek uit, deed experimenten. Dit kadert in de ommekeer die stilaan in de discipline van de biologie plaatsgreep, waarbij Van Benedens onderzoekstation kende vooral vanaf de jaren 1870 navolging. Beroemde zeestations zagen toen het licht, zoals dat van Roscoff, Wimereux en Napels. In eigen land was het Édouard Van Beneden die nabij de overheid voor de oprichting van een onderzoeksstation ijverde. Het was pas in 1927, met Gustave Gilson, dat België opnieuw een marien onderzoekstation kreeg.
Vandaag herinnert een gedenkplaat aan de gevel van het VLIZ aan Van Benedens bescheiden station.
Locatie
Het onderzoeksstationnetje, waarvan geen sporen zijn overgebleven, was gelegen op de oosteroever van de Oostendse haven. Het was er gevestigd in de gebouwen van de oesterkwekerij Valcke-Deknuyt, niet ver van het huidige Vlaams Instituut voor de Zee. Gabriel Hamoir situeert het station in het hoofdgebouw, zie foto.
Referenties
- Le mouvement scientifique en Belgique 1830-1905, deel 1, 1907, 214.
- Sand, René, Les laboratoires maritimes, Brussel, 1897. II 71.874 A (Magazijn - Algemene Leeszaal)
- Van Beneden, Discours prononcé dans la séance publique annuelle de l’ Academie des sciences, lettres et beaux-arts de Belgique, classe Sciences, 16 december 1858.
- Kemna, Adolphe, P. J. van Beneden: la vie et l'oeuvre d'un zoologist, 1897.
- Decleir, W., Podoor, N. en Vanpaemel, G., "Twee eeuwen mariene biologie in België", in: Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Geneeskunde, Natuurwetenschappen, wiskunde en techniek, 13 (1990), nr. 1, 66-82.
- Hamoir, Gabriel, La révolution évolutionniste en Belgique: du fixiste Pierre-Joseph Van Beneden à son fils darwiniste Edouard, Luik, 2002.
- Piriet, Ruth, "Belgische zeewetenschappers tijdens WO I", in: De Grote Rede, 36 (2013), 61-67.
- De Bont, Raf, Stations in the Field: A History of Place-Based Animal Research, 1870-1930, Chicago, 2015.
- "Wereldprimeur Oostende van onder het stof gehaald", op: www.vliz.be, geraadpleegd op 12/08/2016.
- "Oesterpark "Valcke-De Knuyt" (1834-ca. 1879)", op: Wiki Vliz, geraadpleegd op 12/08/2016.
- Poot, Nathalie, Vanpaemel, Geert en Waelkens, Siska, Een walvis in de stad. De collecties van de Leuvense Faculteit Wetenschappen, Leuven, 2014.
- "Mariene stations aan de Belgische kust en de historiek van het ZWI, IZWO en VLIZ", in: VLIZ Wetenschatten. Historische mijlpalen van het zeewetenschappelijk onderzoek, (2015).