Difference between revisions of "Linden, Jean Jules (1817-1898)"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
m (Biografie)
m (Biografie)
Line 5: Line 5:
 
===Biografie===
 
===Biografie===
  
[[file:Linden.jpeg|right|300px]] Linden vatte in 1834 een opleiding aan de faculteit wetenschappen van de [[Universiteit van Brussel]] aan. Het jaar daarop diende hij zich - met de steun van [[Dumortier, Barthélémy-Charles-Joseph (1797-1878) |Barthélémy Dumortier]] - als plantkundige van dienst, samen met de ingenieur [[Funck, Nicolas (1816-1896)|Nicolas Funck]] en de zoöloog [[Ghiesbreght, Auguste Boniface (1810-1888) | Auguste Ghiesbreght]], aan voor een wetenschappelijke exploratiereis naar Brazilië, georganiseerd door de Belgische overheid. De bedoeling van de één jaar durende reis was om exotische planten, zoals de felbegeerde orchideeën, en zaden en mineralogisch en zoölogische stalen te verzamelen. Ook de [[Société royale d’horticulture de Belgique]] stuurde, tegen betaling van een forse som, een verlanglijstje van botanische specimens met de "plant hunters" mee, om de collecties van de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique |Brusselse plantentuin]] aan te vullen. In 1837, kort na zijn terugkomst in België, scheepte Linden, dit keer als reisleider en ook nu weer samen met [[Funck, Nicolas (1816-1896)| Funck]] en [[Ghiesbreght, Auguste Boniface (1810-1888)| Ghiesbreght]], opnieuw in voor een officiële verzamelexpeditie, die Cuba, Honduras, Guatemala, Panama en Colombia aandeed. Op het programma stond als eerste belangrijke opdracht het verzamelen van objecten en planten om de natuurkundige collecties van de Belgische universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen, waaronder de botanische tuinen van Leuven, [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique |Brussel]], Luik en Gent, te vervolledigen en als tweede opdracht om economisch rendabele gewassen voor de nationale industrie en handel te zoeken. De staat benadrukte deze keer het belang van economisch interessante ontdekkingen.<ref>Het Koninklijk besluit dat de aanstelling van de drie plant hunters regelde stelde dat de reis in het teken moest staan van “de Wetenschappen, de Industrie en de Handel”. KB van 7 september 1837.</ref>  In 1841 verkreeg Linden via zijn connecties in Parijs fondsen voor een nieuwe drie jaar durende verzamelexpeditie in het Latijns-Amerikaanse binnenland. Deze keer stonden Venezuela, colombia en Jamaïca op het reisprogramma. Linden werd vergezeld door zijn halfbroer [[Louis-Joseph Schlim]] en [[Funck, Nicolas (1816-1896)|Nicolas Funck]].  
+
[[file:Linden.jpeg|right|300px]] Linden vatte in 1834 een opleiding aan de faculteit wetenschappen van de [[Universiteit van Brussel]] aan. Het jaar daarop diende hij zich - met de steun van [[Dumortier, Barthélémy-Charles-Joseph (1797-1878) |Barthélémy Dumortier]] - als plantkundige van dienst, samen met de ingenieur [[Funck, Nicolas (1816-1896)|Nicolas Funck]] en de zoöloog [[Ghiesbreght, Auguste Boniface (1810-1888) | Auguste Ghiesbreght]], aan voor een wetenschappelijke exploratiereis naar Brazilië, georganiseerd door de Belgische overheid. De bedoeling van de één jaar durende reis was om exotische planten, zoals de felbegeerde orchideeën, en zaden en mineralogisch en zoölogische stalen te verzamelen. Ook de [[Société royale d’horticulture de Belgique]] stuurde, tegen betaling van een forse som, een verlanglijstje van botanische specimens met de "plant hunters" mee, om de collecties van de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique |Brusselse plantentuin]] aan te vullen. In 1837, kort na zijn terugkomst in België, scheepte Linden, dit keer als reisleider en ook nu weer samen met [[Funck, Nicolas (1816-1896)| Funck]] en [[Ghiesbreght, Auguste Boniface (1810-1888)| Ghiesbreght]], opnieuw in voor een officiële verzamelexpeditie, die Cuba, Honduras, Guatemala, Panama en Colombia, en daarna ook Mexico aandeed. Op het programma stond als eerste belangrijke opdracht het verzamelen van objecten en planten om de natuurkundige collecties van de Belgische universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen, waaronder de botanische tuinen van Leuven, [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique |Brussel]], Luik en Gent, te vervolledigen en als tweede opdracht om economisch rendabele gewassen voor de nationale industrie en handel te zoeken. De staat benadrukte deze keer het belang van economisch interessante ontdekkingen.<ref>Het Koninklijk besluit dat de aanstelling van de drie plant hunters regelde stelde dat de reis in het teken moest staan van “de Wetenschappen, de Industrie en de Handel”. KB van 7 september 1837.</ref>  In 1841 verkreeg Linden via zijn connecties in Parijs fondsen voor een nieuwe drie jaar durende verzamelexpeditie in het Latijns-Amerikaanse binnenland. Deze keer stonden Venezuela, colombia en Jamaïca op het reisprogramma. Linden werd vergezeld door zijn halfbroer [[Louis-Joseph Schlim]] en [[Funck, Nicolas (1816-1896)|Nicolas Funck]].  
  
 
<br/> In 1845 stelde Linden zich kandidaat voor de vacante positie van directeur van de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique |Brusselse plantentuin]], maar haalde het niet. <br/>In 1857 werd hij wel  – samen met [[Funck, Nicolas (1816-1896)|Nicolas Funck]] – benoemd tot directeur van de [[‎Dierentuin van Brussel - Jardin zoologique de Bruxelles|Dierentuin van Brussel]] van de [[Société royale de zoologie, d'Horticulture et d'agrément de la ville de Bruxelles]]. Naast zijn functie als directeur bouwde Linden ook geleidelijk aan een tuinbouwimperium op. In 1845 stuurde hij  [[Schlim]] en [[Funck, Nicolas (1816-1896)| Funck]] naar Latijns-Amerika voor nieuwe inzamelingen, die een stock vormden voor het tuinbouwbedrijf dat hij het daaropvolgende jaar samen met [[Funck, Nicolas (1816-1896)| Funck]] in Limpertsberg (Luxemburg) oprichtte. De Etablissement d’Introduction de Plantes (later: 'L'Horticole Coloniale') werd een succesvol bedrijf. De eigenaars brachten het in 1853, omwille van de commerciële perspectieven, over naar Brussel en in 1869-1870 nam de Etablissement ook de Gentse firma van  de [[Verschaffelt, Ambroise Colette Alexandre (1825-1886)|Verschaffelts]] over. In 1879 kwam er ook een Parijs filiaal bij. Later richtte Linden nog de Compagnie continentale d’Horticulture SA te Gent (1881) en de Compagnie méridionale d’Horticulture SA (1888) op Frans grondgebied op.
 
<br/> In 1845 stelde Linden zich kandidaat voor de vacante positie van directeur van de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique |Brusselse plantentuin]], maar haalde het niet. <br/>In 1857 werd hij wel  – samen met [[Funck, Nicolas (1816-1896)|Nicolas Funck]] – benoemd tot directeur van de [[‎Dierentuin van Brussel - Jardin zoologique de Bruxelles|Dierentuin van Brussel]] van de [[Société royale de zoologie, d'Horticulture et d'agrément de la ville de Bruxelles]]. Naast zijn functie als directeur bouwde Linden ook geleidelijk aan een tuinbouwimperium op. In 1845 stuurde hij  [[Schlim]] en [[Funck, Nicolas (1816-1896)| Funck]] naar Latijns-Amerika voor nieuwe inzamelingen, die een stock vormden voor het tuinbouwbedrijf dat hij het daaropvolgende jaar samen met [[Funck, Nicolas (1816-1896)| Funck]] in Limpertsberg (Luxemburg) oprichtte. De Etablissement d’Introduction de Plantes (later: 'L'Horticole Coloniale') werd een succesvol bedrijf. De eigenaars brachten het in 1853, omwille van de commerciële perspectieven, over naar Brussel en in 1869-1870 nam de Etablissement ook de Gentse firma van  de [[Verschaffelt, Ambroise Colette Alexandre (1825-1886)|Verschaffelts]] over. In 1879 kwam er ook een Parijs filiaal bij. Later richtte Linden nog de Compagnie continentale d’Horticulture SA te Gent (1881) en de Compagnie méridionale d’Horticulture SA (1888) op Frans grondgebied op.

Revision as of 09:03, 9 July 2013

Plantkundige en plantenverzamelaar, geboren op 3 februari 1817 in Luxemburg en gestorven op 12 januari 1898 in Elsene.


Biografie

Linden.jpeg
Linden vatte in 1834 een opleiding aan de faculteit wetenschappen van de Universiteit van Brussel aan. Het jaar daarop diende hij zich - met de steun van Barthélémy Dumortier - als plantkundige van dienst, samen met de ingenieur Nicolas Funck en de zoöloog Auguste Ghiesbreght, aan voor een wetenschappelijke exploratiereis naar Brazilië, georganiseerd door de Belgische overheid. De bedoeling van de één jaar durende reis was om exotische planten, zoals de felbegeerde orchideeën, en zaden en mineralogisch en zoölogische stalen te verzamelen. Ook de Société royale d’horticulture de Belgique stuurde, tegen betaling van een forse som, een verlanglijstje van botanische specimens met de "plant hunters" mee, om de collecties van de Brusselse plantentuin aan te vullen. In 1837, kort na zijn terugkomst in België, scheepte Linden, dit keer als reisleider en ook nu weer samen met Funck en Ghiesbreght, opnieuw in voor een officiële verzamelexpeditie, die Cuba, Honduras, Guatemala, Panama en Colombia, en daarna ook Mexico aandeed. Op het programma stond als eerste belangrijke opdracht het verzamelen van objecten en planten om de natuurkundige collecties van de Belgische universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen, waaronder de botanische tuinen van Leuven, Brussel, Luik en Gent, te vervolledigen en als tweede opdracht om economisch rendabele gewassen voor de nationale industrie en handel te zoeken. De staat benadrukte deze keer het belang van economisch interessante ontdekkingen.[1] In 1841 verkreeg Linden via zijn connecties in Parijs fondsen voor een nieuwe drie jaar durende verzamelexpeditie in het Latijns-Amerikaanse binnenland. Deze keer stonden Venezuela, colombia en Jamaïca op het reisprogramma. Linden werd vergezeld door zijn halfbroer Louis-Joseph Schlim en Nicolas Funck.


In 1845 stelde Linden zich kandidaat voor de vacante positie van directeur van de Brusselse plantentuin, maar haalde het niet.
In 1857 werd hij wel – samen met Nicolas Funck – benoemd tot directeur van de Dierentuin van Brussel van de Société royale de zoologie, d'Horticulture et d'agrément de la ville de Bruxelles. Naast zijn functie als directeur bouwde Linden ook geleidelijk aan een tuinbouwimperium op. In 1845 stuurde hij Schlim en Funck naar Latijns-Amerika voor nieuwe inzamelingen, die een stock vormden voor het tuinbouwbedrijf dat hij het daaropvolgende jaar samen met Funck in Limpertsberg (Luxemburg) oprichtte. De Etablissement d’Introduction de Plantes (later: 'L'Horticole Coloniale') werd een succesvol bedrijf. De eigenaars brachten het in 1853, omwille van de commerciële perspectieven, over naar Brussel en in 1869-1870 nam de Etablissement ook de Gentse firma van de Verschaffelts over. In 1879 kwam er ook een Parijs filiaal bij. Later richtte Linden nog de Compagnie continentale d’Horticulture SA te Gent (1881) en de Compagnie méridionale d’Horticulture SA (1888) op Frans grondgebied op.


Linden was vanaf 1861 bestuurder en later voorzitter van de Société royale linnéenne & de flore de Bruxelles van Brussel, directielid van de Fédération des Sociétés d’Horticulture de Belgique en oprichter van L’Orchidéenne, vereniging voor orchideeënliefhebbers in België. Er werden een aantal planten naar hem vernoemd, zolas de Iresine lindenii (Amaranthaceae), Phalaenopsis lindenii (Orchidaceae) en de Polyrrhiza lindenii (Orchidaceae).


Publicaties

Linden was redacteur van het tijdschrift L’Illustration horticole (1869-1896) en La Semaine horticole (1897-1900) en werkte mee aan de oprichting van Journal des orchidées. Hij gaf een aantal boeken over orchideeën met lithografieën uit: Pescatorea en Lindenia (1885-1906) en het rijkgeïllustreerde Hortus Lindenianus.


Bibliografie

  • Ceulemans, Nicole, Jean Linden, explorateur: père des orchidées, Brussel, 2006.
Zie ook website rond Jean Linden en de biografie van Ceulemans, geraadpleegd op 5 juni 2013.
  • "A la Mémoire de Jean Linden (1817 - 1898)", in: La Semaine Horticole, extra nummer, 1898.
  • "Linden (Jean Jules)", in: Biographie Coloniale Belge, 1 (1948), kol. 603-607.


Noten

<references>
  1. Het Koninklijk besluit dat de aanstelling van de drie plant hunters regelde stelde dat de reis in het teken moest staan van “de Wetenschappen, de Industrie en de Handel”. KB van 7 september 1837.