Difference between revisions of "Gembloux Agro-Bio Tech"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
m
m
 
(5 intermediate revisions by the same user not shown)
Line 1: Line 1:
[[category:Universiteiten]][[category: Instellingen voor hoger onderwijs]][[category:Creatie 1851-1875]][[category:Land- en Tuinbouwkunde]][[Category:Landbouwkundige Ingenieurs]][[Category:Bio-ingenieurs]]
+
<div style="text-align:right;">[https://www.bestor.be/wiki/index.php/Gembloux_Agro-Bio_Tech FR]</div>
 +
[[category:Universiteiten]][[category: Instellingen voor hoger onderwijs]][[category:Creatie 1851-1875]][[category:Land- en Tuinbouwkunde]]
  
 
Staatsschool voor landbouwwetenschappen/bio-ingenieurswetenschappen, opgericht in 1860 onder het ministerie van Binnenlandse Zaken.
 
Staatsschool voor landbouwwetenschappen/bio-ingenieurswetenschappen, opgericht in 1860 onder het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Line 23: Line 24:
  
 
===Historiek===
 
===Historiek===
in de jaren 1850 drukten een aantal agronomen, zoals Max en Henri Le Docte en leraren van middelbare landbouwscholen, zoals [[Lejeune, Phocas|Phocas Lejeune]] en [[Leyder, Jacob-Joseph |Jacob-Joseph Leyder]] de wens uit om, naar het voorbeeld van buurlanden Frankrijk en Duitsland, een hogere onderwijsinstelling voor landbouw op te richten.<ref>De Franse landbouwschool van Grignon en het instituut van Hohenheim in Duitsland stonden voor de Belgische agronomen model.</ref> Toenmalig minister van Binnenlandse Zaken, de liberale Charles Rogier, gaf gehoor aan deze oproep, vanuit de overtuiging dat de noodzakelijke modernisering van de Belgische landbouw door een elite van wetenschappelijk opgeleide zonen van grootgrondeigenaars en landbouwindustriëlen moest worden aangewakkerd. In 1860 werd per koninklijk besluit een rijkslandbouwschool opgericht. Het was gevestigd in de Naamse landelijke gemeente Gembloux, in een oude abdij op een uitgestrekt domein dat door de Société agricole et industrielle de Gembloux, vertegenwoordigd door de gebroeders Le Docte, aan het ministerie ter beschikking was gesteld. Het instituut opende zijn deuren officieel op 8 januari 1861. Het instituut beschikte van bij aanvang over een fysicakabinet, natuurkundige en andere collecties en een grote wetenschappelijke bibliotheek. De studenten en professoren konden ook gebruik maken van een doorheen de jaren steeds toenemend aantal laboratoria. Daarnaast stonden een botanische tuin met verscheidene serres, een arboretum en later ook een modelboerderij, een melkerij en verschillende landbouwstations ter beschikking van professoren en studenten.  
+
in de jaren 1850 drukten een aantal agronomen, zoals Max en Henri Le Docte en leraren van middelbare landbouwscholen, zoals [[Lejeune, Phocas (1823-1881)|Phocas Lejeune]] en [[Leyder, Jacob-Joseph |Jacob-Joseph Leyder]] de wens uit om, naar het voorbeeld van buurlanden Frankrijk en Duitsland, een hogere onderwijsinstelling voor landbouw op te richten.<ref>De Franse landbouwschool van Grignon en het instituut van Hohenheim in Duitsland stonden voor de Belgische agronomen model.</ref> Toenmalig minister van Binnenlandse Zaken, de liberale Charles Rogier, gaf gehoor aan deze oproep, vanuit de overtuiging dat de noodzakelijke modernisering van de Belgische landbouw door een elite van wetenschappelijk opgeleide zonen van grootgrondeigenaars en landbouwindustriëlen moest worden aangewakkerd. In 1860 werd per koninklijk besluit een rijkslandbouwschool opgericht. Het was gevestigd in de Naamse landelijke gemeente Gembloux, in een oude abdij op een uitgestrekt domein dat door de Société agricole et industrielle de Gembloux, vertegenwoordigd door de gebroeders Le Docte, aan het ministerie ter beschikking was gesteld. Het instituut opende zijn deuren officieel op 8 januari 1861. Het instituut beschikte van bij aanvang over een fysicakabinet, natuurkundige en andere collecties en een grote wetenschappelijke bibliotheek. De studenten en professoren konden ook gebruik maken van een doorheen de jaren steeds toenemend aantal laboratoria. Daarnaast stonden een botanische tuin met verscheidene serres, een arboretum en later ook een modelboerderij, een melkerij en verschillende landbouwstations ter beschikking van professoren en studenten.  
  
<br/>Bij aanvang telde het instituut slechts vijf en tegen 1868 zeven docenten. [[Damseaux, Adolphe|Adolphe Damseaux]], [[Leyder, Jacob-Joseph|Jacob-Joseph Leyder]], [[Tommelein, A.|A. Tommelein]], [[De Wilde, Prosper (1835-1916) |Prosper De Wilde]] (die [[Michelet, Gustave |Gustave Michelet]] verving) , [[Malaise, Constantin Henri Gérard Louis (1834-1916) |Constantin Malaise]] en [[Fouquet, Guillaume|Guillaume Fouquet]] vormden het professorenkorps terwijl [[Lejeune, Phocas|Phocas Lejeune]] tot directeur benoemd werd. Het gros van deze docenten was afkomstig uit de gefaalde landbouwscholen. Ook het studentenaantal was in de eerste jaren beperkt, met een gemiddelde van vierentwintig studenten, waarvan ongeveer de helft uit het buiteland. Het landbouwinstituut voorzag bij aanvang drie studiejaren, op het einde van de eeuw kwam daar een vierde specialisatiejaar bij.<ref>Er bestonden specialisatiemogelijkheiden in landbouwkunde, bosbouwkunde en landbouwchemie.</ref> De lessen waren overwegend praktijkgericht: werktuigen werden gedemonstreerd in het auditorium, leerstof werd onmiddellijk toegepast in de veeschuur of de paardenstal van de boerderij, of op de velden rondom het instituut en er werd geëxperimenteerd in het studentenlaboratorium. Tijdens de vele excursies naar bakkerijen, raffinaderijen, melkerijen en azijndistilleerders maakten de studenten kennis met de realiteit van de werkvloer. De bedoeling was dat de studenten de wetenschappelijke superioriteit die ze door het hoger onderwijs verwierven, zouden combineren met de ervaring van een gedegen praktijkmens.
+
<br/>Bij aanvang telde het instituut slechts vijf en tegen 1868 zeven docenten. [[Damseaux, Adolphe|Adolphe Damseaux]], [[Leyder, Jacob-Joseph|Jacob-Joseph Leyder]], [[Tommelein, A.|A. Tommelein]], [[De Wilde, Prosper (1835-1916) |Prosper De Wilde]] (die [[Michelet, Gustave |Gustave Michelet]] verving) , [[Malaise, Constantin Henri Gérard Louis (1834-1916) |Constantin Malaise]] en [[Fouquet, Guillaume (1822-1902)|Guillaume Fouquet]] vormden het professorenkorps terwijl [[Lejeune, Phocas (1823-1881)|Phocas Lejeune]] tot directeur benoemd werd. Het gros van deze docenten was afkomstig uit de gefaalde landbouwscholen. Ook het studentenaantal was in de eerste jaren beperkt, met een gemiddelde van vierentwintig studenten, waarvan ongeveer de helft uit het buiteland. Het landbouwinstituut voorzag bij aanvang drie studiejaren, op het einde van de eeuw kwam daar een vierde specialisatiejaar bij.<ref>Er bestonden specialisatiemogelijkheiden in landbouwkunde, bosbouwkunde en landbouwchemie.</ref> De lessen waren overwegend praktijkgericht: werktuigen werden gedemonstreerd in het auditorium, leerstof werd onmiddellijk toegepast in de veeschuur of de paardenstal van de boerderij, of op de velden rondom het instituut en er werd geëxperimenteerd in het studentenlaboratorium. Tijdens de vele excursies naar bakkerijen, raffinaderijen, melkerijen en azijndistilleerders maakten de studenten kennis met de realiteit van de werkvloer. De bedoeling was dat de studenten de wetenschappelijke superioriteit die ze door het hoger onderwijs verwierven, zouden combineren met de ervaring van een gedegen praktijkmens.
 
 
 
 
-''Onder constructie''-
 
 
 
 
 
In oktober 2009 werd de Faculté universitaire des Sciences agronomiques de Gembloux officieel opgenomen in de [[Universiteit van Luik]].
 
  
 +
<br/>In oktober 2009 werd de Faculté universitaire des Sciences agronomiques de Gembloux officieel opgenomen in de [[Universiteit van Luik]].
  
 
===Publicaties===
 
===Publicaties===
Line 48: Line 44:
  
 
===Directeurs===
 
===Directeurs===
*[[Lejeune, Phocas|Phocas Lejeune]] (1860-1881)
+
*[[Lejeune, Phocas (1823-1881)|Phocas Lejeune]] (1860-1881)
*[[Fouquet, Guillaume|Guillaume Fouquet]] (1881-1882)
+
*[[Fouquet, Guillaume (1822-1902)|Guillaume Fouquet]] (1881-1882)(emeritaat per KB 22 maart 1883)
 
*Louis Genonceaux (1882-1890)
 
*Louis Genonceaux (1882-1890)
 
*Camille Hubert (1890- )
 
*Camille Hubert (1890- )
Line 59: Line 55:
 
* Woestenborghs, B., Hermans, R. en Segers, Y.,  [http://books.google.be/books?id=adcLZy6jiD0C&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false ''In het spoor van Demeter. Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen K.U.Leuven, 1878-2003''], Leuven, 2005, 20-21.
 
* Woestenborghs, B., Hermans, R. en Segers, Y.,  [http://books.google.be/books?id=adcLZy6jiD0C&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false ''In het spoor van Demeter. Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen K.U.Leuven, 1878-2003''], Leuven, 2005, 20-21.
 
*Van Dijck, M., [http://books.google.be/books?id=hitKMbDWIyAC&printsec=frontcover&dq=De+wetenschap+van+de+wetgever.&hl=nl&sa=X&ei=pI2vUPfYDfOU0QWF_oDABw&ved=0CDIQ6wEwAA ''De wetenschap van de wetgever. De klassieke politiek economie en het Belgische landbouwbeleid 1830-1884''], Leuven, 2008, 206-207.
 
*Van Dijck, M., [http://books.google.be/books?id=hitKMbDWIyAC&printsec=frontcover&dq=De+wetenschap+van+de+wetgever.&hl=nl&sa=X&ei=pI2vUPfYDfOU0QWF_oDABw&ved=0CDIQ6wEwAA ''De wetenschap van de wetgever. De klassieke politiek economie en het Belgische landbouwbeleid 1830-1884''], Leuven, 2008, 206-207.
 +
*Diser, Lyvia, ''Ambtenaren in witte jas. Laboratoriumwetenschap in het Belgisch overheidsbeleid (1870-1940)'', Onuitgegeven proefschrift, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2013
 
* Een kort historisch overzicht wordt geschetst op [http://www.gembloux.ulg.ac.be/institution/histoire/ de website van de faculteit].
 
* Een kort historisch overzicht wordt geschetst op [http://www.gembloux.ulg.ac.be/institution/histoire/ de website van de faculteit].
  
 
<br/>
 
<br/>
 +
 
===Externe link===
 
===Externe link===
 
*[http://www.gembloux.ulg.ac.be/ De website van de faculteit].
 
*[http://www.gembloux.ulg.ac.be/ De website van de faculteit].

Latest revision as of 12:10, 5 April 2018

Staatsschool voor landbouwwetenschappen/bio-ingenieurswetenschappen, opgericht in 1860 onder het ministerie van Binnenlandse Zaken.


2009- Gembloux Agro-Bio Tech
1994-2009 Faculté universitaire des Sciences agronomiques de Gembloux
1965-1994 Faculté des Sciences agronomiques de l’État
1920-1965 Institut agronomique de l’État
1860-1920 Institut agricole de l'Etat

Historiek

in de jaren 1850 drukten een aantal agronomen, zoals Max en Henri Le Docte en leraren van middelbare landbouwscholen, zoals Phocas Lejeune en Jacob-Joseph Leyder de wens uit om, naar het voorbeeld van buurlanden Frankrijk en Duitsland, een hogere onderwijsinstelling voor landbouw op te richten.[1] Toenmalig minister van Binnenlandse Zaken, de liberale Charles Rogier, gaf gehoor aan deze oproep, vanuit de overtuiging dat de noodzakelijke modernisering van de Belgische landbouw door een elite van wetenschappelijk opgeleide zonen van grootgrondeigenaars en landbouwindustriëlen moest worden aangewakkerd. In 1860 werd per koninklijk besluit een rijkslandbouwschool opgericht. Het was gevestigd in de Naamse landelijke gemeente Gembloux, in een oude abdij op een uitgestrekt domein dat door de Société agricole et industrielle de Gembloux, vertegenwoordigd door de gebroeders Le Docte, aan het ministerie ter beschikking was gesteld. Het instituut opende zijn deuren officieel op 8 januari 1861. Het instituut beschikte van bij aanvang over een fysicakabinet, natuurkundige en andere collecties en een grote wetenschappelijke bibliotheek. De studenten en professoren konden ook gebruik maken van een doorheen de jaren steeds toenemend aantal laboratoria. Daarnaast stonden een botanische tuin met verscheidene serres, een arboretum en later ook een modelboerderij, een melkerij en verschillende landbouwstations ter beschikking van professoren en studenten.


Bij aanvang telde het instituut slechts vijf en tegen 1868 zeven docenten. Adolphe Damseaux, Jacob-Joseph Leyder, A. Tommelein, Prosper De Wilde (die Gustave Michelet verving) , Constantin Malaise en Guillaume Fouquet vormden het professorenkorps terwijl Phocas Lejeune tot directeur benoemd werd. Het gros van deze docenten was afkomstig uit de gefaalde landbouwscholen. Ook het studentenaantal was in de eerste jaren beperkt, met een gemiddelde van vierentwintig studenten, waarvan ongeveer de helft uit het buiteland. Het landbouwinstituut voorzag bij aanvang drie studiejaren, op het einde van de eeuw kwam daar een vierde specialisatiejaar bij.[2] De lessen waren overwegend praktijkgericht: werktuigen werden gedemonstreerd in het auditorium, leerstof werd onmiddellijk toegepast in de veeschuur of de paardenstal van de boerderij, of op de velden rondom het instituut en er werd geëxperimenteerd in het studentenlaboratorium. Tijdens de vele excursies naar bakkerijen, raffinaderijen, melkerijen en azijndistilleerders maakten de studenten kennis met de realiteit van de werkvloer. De bedoeling was dat de studenten de wetenschappelijke superioriteit die ze door het hoger onderwijs verwierven, zouden combineren met de ervaring van een gedegen praktijkmens.


In oktober 2009 werd de Faculté universitaire des Sciences agronomiques de Gembloux officieel opgenomen in de Universiteit van Luik.

Publicaties

Huldeboeken

  • Institut agricole de l’Etat à Gembloux. Historique, organisation, enseignement, annexes, Brussel, 1901.
  • L’institut agricole de l’Etat à Gembloux 1860-1910, Brussel, 1910.
  • Fêtes commémoratives du Centenaire de l’Institut Agronomique de l’Etat à Gembloux, juillet 1960, Gembloux, 1961.

Jaarboeken

  • Bulletin de l’institut Agricole de l' Etat Fondé à Gembloux en 1860, (1860-1867).
  • L’ingénieur agricole de Gembloux. Journal de l’Association des anciens élèves de l’institut agricole de l’Etat, van 1890 tot 1895.
  • L’ingénieur agricole de Gembloux, van 1895 tot 1904.
  • Annales de Gembloux, van 1905 tot 1966.


Directeurs


Bibliografie


Externe link


Noten

  1. De Franse landbouwschool van Grignon en het instituut van Hohenheim in Duitsland stonden voor de Belgische agronomen model.
  2. Er bestonden specialisatiemogelijkheiden in landbouwkunde, bosbouwkunde en landbouwchemie.