Difference between revisions of "Koning Boudewijnbasis"
m |
|||
(7 intermediate revisions by the same user not shown) | |||
Line 1: | Line 1: | ||
− | <div style="text-align:right;">[ FR]</div> | + | <div style="text-align:right;">[https://www.bestor.be/wiki/index.php/Base_Roi_Baudouin FR]</div> |
[[category:Plaatsen van wetenschap]][[category:Creatie 1951-1975]][[category:Wetenschap en samenleving]][[category: Wetenschappelijke reizen]] | [[category:Plaatsen van wetenschap]][[category:Creatie 1951-1975]][[category:Wetenschap en samenleving]][[category: Wetenschappelijke reizen]] | ||
[[file: koningboudewijnbasis.jpg|470px|right|Bron: Gerlache, ''Terug naar de Zuidpool'', 1960.]] | [[file: koningboudewijnbasis.jpg|470px|right|Bron: Gerlache, ''Terug naar de Zuidpool'', 1960.]] | ||
Line 24: | Line 24: | ||
|[[Image:baaileopold.jpg|770x290px|none]] | |[[Image:baaileopold.jpg|770x290px|none]] | ||
|-align="left" valign="top" | |-align="left" valign="top" | ||
− | |width="100"|'''De ijsbreker Polarhav in de Baai Leopold III in december 1957.''' <small>Bron: Gerlache, ''Terug naar de Zuidpool'', 1960.</small> | + | |width="100"|'''De ijsbreker ''Polarhav'' in de Baai Leopold III in december 1957.''' <small>Bron: Gerlache, ''Terug naar de Zuidpool'', 1960.</small> |
|} | |} | ||
====Vertrek==== | ====Vertrek==== | ||
− | Op 12 november 1957 startten de Noorse ijsbrekers Polarhav en Polarsirkel hun reis, onder wijde media-aandacht. Aan boord bevond zich een team van wetenschappers. Het team zou het onderzoeksprogramma uitvoeren dat door de werkgroep van het [[Belgisch Comité voor het Internationaal Geofysisch Jaar]] was vastgelegd.<ref>Tot de leden van deze werkgroep behoorden onder meer [[Van Mieghem, Jacques (1905-1980) |Jacques van Mieghem]], directeur van het [[Koninklijk Meteorologisch Instituut-Institut royal météorologique de Belgique|Koninklijk Meteorologisch Instituut]], [[ Melchior, Paul Jacques Léon Camille baron (1925-2004)|Paul Melchior]] | + | Op 12 november 1957 startten de Noorse ijsbrekers ''Polarhav'' en ''Polarsirkel'' hun reis, onder wijde media-aandacht. Aan boord bevond zich een team van wetenschappers. Het team zou het onderzoeksprogramma uitvoeren dat door de werkgroep van het [[Belgisch Comité voor het Internationaal Geofysisch Jaar]] was vastgelegd.<ref>Tot de leden van deze werkgroep behoorden onder meer [[Van Mieghem, Jacques (1905-1980) |Jacques van Mieghem]], directeur van het [[Koninklijk Meteorologisch Instituut-Institut royal météorologique de Belgique|Koninklijk Meteorologisch Instituut]], directeur van [[Koninklijke Sterrenwacht van België-Observatoire royal de Belgique|Koninklijke Sterrenwacht]] [[Bourgeois, Paul Eugène Édouard (1898-1974) |Paul Bourgeois]], [[ Melchior, Paul Jacques Léon Camille baron (1925-2004)|Paul Melchior]], [[Tulippe, Omer Camille Léopold Félix (1896-1968) |Omer Tulippe]], [[Nicolet, Marcel (1912-1996) |Marcel Nicolet]], [[Koenigsfeld, Jean Louis (1908-1979) |Jean Louis Koenigsfeld]], Malet, Bastin, Edmond Hoge en de Gerlache.</ref> De meteorologische afdeling werd bevolkt door Baron Xavier De Maere d’Aertrycke en zijn twee technische assistenten Michel Vanderdoodt en de jonge Georges Vandepoel. Ingenieur Lucien Cabes was de expert geomagnetisme van dienst. De landbouwingenieur Jacques Giot zou assisteren bij topografische vraagstukken. De glacioloog en docent aan de [[Universiteit van Brussel]] [[Picciotto, Ezra Edgar (- 2005)|Ezra Edgard Picciotto]] zou sneeuw en ijs bestuderen, maar hij was ook een expert in atmosferische radioactiviteit, die nog maar zelden in het poolgebied was bestudeerd. Henri Vandevelde zou onderzoek doen naar de ionosferische lagen in de atmosfeer. De geodesie-expert Jacques Loodts van het Militair Geografisch Instituut ten slotte zou onderzoek doen naar het zuiderlicht. |
<br/>De expeditie was uitgerust met alle nodige wetenschappelijke apparatuur en sondagetoestellen, volgens het advies van het [[Belgisch Comité voor het Internationaal Geofysisch Jaar]]. Speciale aandacht was daarbij besteed aan het vinden van meteorologische instrumenten die vanop grotere afstand konden worden gelezen, zodat men niet onnodig buiten de basis hoefde. Bovendien bevonden zich drie rupsvoertuigen, een vliegtuig en een helikopter aan boord. Naast wetenschappers waren er aan boord van de ijsbrekers ook nog stuurlui, een kok, een arts, enkele mecaniciens en een luchtfotograaf en piloot, de Prince Antoine de Ligne. De Maere was naast meteoroloog ook tweede kapitein. | <br/>De expeditie was uitgerust met alle nodige wetenschappelijke apparatuur en sondagetoestellen, volgens het advies van het [[Belgisch Comité voor het Internationaal Geofysisch Jaar]]. Speciale aandacht was daarbij besteed aan het vinden van meteorologische instrumenten die vanop grotere afstand konden worden gelezen, zodat men niet onnodig buiten de basis hoefde. Bovendien bevonden zich drie rupsvoertuigen, een vliegtuig en een helikopter aan boord. Naast wetenschappers waren er aan boord van de ijsbrekers ook nog stuurlui, een kok, een arts, enkele mecaniciens en een luchtfotograaf en piloot, de Prince Antoine de Ligne. De Maere was naast meteoroloog ook tweede kapitein. | ||
Line 46: | Line 46: | ||
De gebouwen van de basis bestond uit voorgemaakte onderdelen van Amerikaanse makelij. Twaalf centimeter dikke, geïsoleerde en waterdicht gemaakte triplex-en-kunststof panelen fungeerden als muren. Ze waren aan de buitenzijde fel oranjerood – om de basis ook bij hevige sneeuwval te doen opvallen – en aan de binnenzijde rustgevend lichtgroen. De panelen konden met een minimum aan moeite door middel van pennen worden verankerd aan een geraamte van dikke balken, dat rustte op de sneeuw. Hierop werd een zwevende, geïsoleerde vloer gemonteerd. De dakpanelen konden op deze constructie worden ingeklikt. Ze waren stevig en voorzien op het torsen van een dik pak sneeuw en waren waterdicht na het monteren van het dakzeil. Ook de schoorstenen waren zo gemaakt dat sneeuw ze niet zou kunnen verstoppen en er dus geen gevaar voor gasverstikking bestond. De buitendeuren waren zware, dubbele sasdeuren. Middenin de inrichtingswerken stak een sneeuwstorm de kop op die de gebouwen ondersneeuwde tot aan de daken, waarna van het kamp enkel nog de schouwen en antennes te zien waren. Het was niet de laatste. Tijdens hun hele verblijf moest het team vechten tegen insneeuwing. | De gebouwen van de basis bestond uit voorgemaakte onderdelen van Amerikaanse makelij. Twaalf centimeter dikke, geïsoleerde en waterdicht gemaakte triplex-en-kunststof panelen fungeerden als muren. Ze waren aan de buitenzijde fel oranjerood – om de basis ook bij hevige sneeuwval te doen opvallen – en aan de binnenzijde rustgevend lichtgroen. De panelen konden met een minimum aan moeite door middel van pennen worden verankerd aan een geraamte van dikke balken, dat rustte op de sneeuw. Hierop werd een zwevende, geïsoleerde vloer gemonteerd. De dakpanelen konden op deze constructie worden ingeklikt. Ze waren stevig en voorzien op het torsen van een dik pak sneeuw en waren waterdicht na het monteren van het dakzeil. Ook de schoorstenen waren zo gemaakt dat sneeuw ze niet zou kunnen verstoppen en er dus geen gevaar voor gasverstikking bestond. De buitendeuren waren zware, dubbele sasdeuren. Middenin de inrichtingswerken stak een sneeuwstorm de kop op die de gebouwen ondersneeuwde tot aan de daken, waarna van het kamp enkel nog de schouwen en antennes te zien waren. Het was niet de laatste. Tijdens hun hele verblijf moest het team vechten tegen insneeuwing. | ||
− | <br/> In een recordtijd van tien dagen was de basis klaar. In zijn volle glorie bestond de Koning Boudewijnbasis uit drie gebouwen en een toiletbarak. Het eerste en grootste gebouw (31 op 6 meter) bevatte de leefruimte, keuken, wasruimte, radiolokaal en privékamers voor elk van de zeventien crewleden. Er was ook een discotheek en een bibliotheek. In de eerste van de twee kleinere barakken, genaamd ‘Science’, waren de wetenschappelijke instrumenten en de werklokalen ondergebracht. De tweede herbergde de werkplaats en de generatoren. Verder waren er een laboratorium voor foto-ontwikkeling, een astronomische observatiepost, geomagnetische paviljoenen, een ziekenboeg en een verblijf voor de sledehonden. Voor de bewaring van de diepvrieslevensmiddelen groef het team een kelder in het ijs. Tussen de gebouwen maakten de mannen met de provisiekisten een twee meter hoge overdekte gang die ook bij ondersneeuwen gebruikt zou kunnen worden. | + | <br/> |
+ | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | ||
+ | |[[Image:plattegrondboudewijnbasis.jpg|770x290px|none]] | ||
+ | |-align="left" valign="top" | ||
+ | |}In een recordtijd van tien dagen was de basis klaar. In zijn volle glorie bestond de Koning Boudewijnbasis uit drie gebouwen en een toiletbarak. Het eerste en grootste gebouw (31 op 6 meter) bevatte de leefruimte, keuken, wasruimte, radiolokaal en privékamers voor elk van de zeventien crewleden. Er was ook een discotheek en een bibliotheek. In de eerste van de twee kleinere barakken, genaamd ‘Science’, waren de wetenschappelijke instrumenten en de werklokalen ondergebracht. De tweede herbergde de werkplaats en de generatoren. Verder waren er een laboratorium voor foto-ontwikkeling, een astronomische observatiepost, geomagnetische paviljoenen, een ziekenboeg en een verblijf voor de sledehonden. Voor de bewaring van de diepvrieslevensmiddelen groef het team een kelder in het ijs. Tussen de gebouwen maakten de mannen met de provisiekisten een twee meter hoge overdekte gang die ook bij ondersneeuwen gebruikt zou kunnen worden. | ||
<br/>De eerste weken werden besteed aan het inrichten van de gebouwen en de leefruimtes, het oprichten van een radiostation en het installeren van de oliestookgeneratoren, verwarmingskanalen en elektriciteit. Er werd zoveel mogelijk restenergie gerecupereerd voor de productie van drinkwater uit sneeuw, de aanmaak van heet badwater en het op temperatuur houden van de wetenschappelijke apparaten.<ref> ''Note sur l'expédition antarctique belge 1957-1958'', s.l., 1958.</ref> Met een binnentemperatuur van 16 graden vormde de basis een knus bastion in een ijzig oord waarin de temperatuur makkelijk onder min 30 graden zakte. De Gerlache merkte op dat de gebouwen met minder energie warm te krijgen waren dan zijn eigen bakstenen huis, en hoe dieper ze ondergesneeuwd waren, hoe makkelijker het binnenklimaat op een aangenaam peil te houden was. | <br/>De eerste weken werden besteed aan het inrichten van de gebouwen en de leefruimtes, het oprichten van een radiostation en het installeren van de oliestookgeneratoren, verwarmingskanalen en elektriciteit. Er werd zoveel mogelijk restenergie gerecupereerd voor de productie van drinkwater uit sneeuw, de aanmaak van heet badwater en het op temperatuur houden van de wetenschappelijke apparaten.<ref> ''Note sur l'expédition antarctique belge 1957-1958'', s.l., 1958.</ref> Met een binnentemperatuur van 16 graden vormde de basis een knus bastion in een ijzig oord waarin de temperatuur makkelijk onder min 30 graden zakte. De Gerlache merkte op dat de gebouwen met minder energie warm te krijgen waren dan zijn eigen bakstenen huis, en hoe dieper ze ondergesneeuwd waren, hoe makkelijker het binnenklimaat op een aangenaam peil te houden was. | ||
Line 67: | Line 71: | ||
<br/> | <br/> | ||
===Verder verloop=== | ===Verder verloop=== | ||
− | De zuidpoolwaarnemingen in en rond de Koning Boudewijnbasis waren in die mate succesvol dat een Speciaal Comité voor Internationale Opzoekingen in het Zuidpoolgebied de voortzetting van het onderzoeksprogramma, gedurende een periode van tien jaar beval, zodat een volledige zonnecyclus kond worden geobserveerd. De leden van de expeditie onder de Gerlache werden in het voorjaar van 1959 afgewisseld door een nieuw team, onder leiding van luchtvaartkapitein en meteoroloog [[Frank Bastin]].<ref>De leden van de Gerlaches expeditie kwamen op 2 april 1959 terug in Oostende aan.</ref> Deze laatste had slechts met de grootste moeite een subsidie van de Belgische overheid weten los te weken. Net vóór zijn vertrek echter kon Bastin toch nog met steun van de overheid een [[Nationaal Centrum voor Poolonderzoek|Centre National de Recherches Polaires de Belgique]] oprichten, waarmee de overheidsfinanciering voor het Belgisch zuidpoolonderzoek eindelijk een meer permanente basis kreeg. Onder de wetenschappers bevonden zich de geoloog Tony van Autenboer, de glacioloog Y. Van de Can, de meteorologen Vandenbosch en Van Baelen. Verschillende wetenschappers hielden zich bezig met het onderzoek naar radioactiviteit. Het Koning Boudewijnstation werd nog de uitvalsbasis voor een derde team, aangevoerd door expeditieleider Guido Derom, die door Van Mieghem en | + | De zuidpoolwaarnemingen in en rond de Koning Boudewijnbasis waren in die mate succesvol dat een Speciaal Comité voor Internationale Opzoekingen in het Zuidpoolgebied de voortzetting van het onderzoeksprogramma, gedurende een periode van tien jaar beval, zodat een volledige zonnecyclus kond worden geobserveerd. De leden van de expeditie onder de Gerlache werden in het voorjaar van 1959 afgewisseld door een nieuw team, onder leiding van luchtvaartkapitein en meteoroloog [[Frank Bastin]].<ref>De leden van de Gerlaches expeditie kwamen op 2 april 1959 terug in Oostende aan.</ref> Deze laatste had slechts met de grootste moeite een subsidie van de Belgische overheid weten los te weken. Net vóór zijn vertrek echter kon Bastin toch nog met steun van de overheid een [[Nationaal Centrum voor Poolonderzoek - Centre National de Recherches Polaires de Belgique|Centre National de Recherches Polaires de Belgique]] oprichten, waarmee de overheidsfinanciering voor het Belgisch zuidpoolonderzoek eindelijk een meer permanente basis kreeg. Onder de wetenschappers bevonden zich de geoloog Tony van Autenboer, de glacioloog Y. Van de Can, de meteorologen Vandenbosch en Van Baelen. Verschillende wetenschappers hielden zich bezig met het onderzoek naar radioactiviteit. Het Koning Boudewijnstation werd nog de uitvalsbasis voor een derde team, aangevoerd door expeditieleider Guido Derom, die door Van Mieghem en de Gerlache was uitgekozen. Deze wetenschappers verbleven van maart 1960 tot maart 1961 in wisselende bezetting in de basis. Tijdens de poolzomer landden ook de leden van twee zomerexpedities, IRIS I en IRIS II op de Boudewijnbasis. |
− | <br/>In 1960 trok de Belgische overheid onverwacht haar steun terug. Officiële reden waren hoge kosten elders – de dekolonisatie van Congo – maar mogelijks speelde evenzeer het feit dat België geen geopolitiek nut meer zag in een aanwezigheid op de Zuidpool: haar plaats aan de onderhandelingstafel voor de toekomstige verdeling van het continent was verzekerd. Hierna kon het door Bastin opgerichte [[Nationaal Centrum voor Poolonderzoek]] niet langer voldoende financiën bijeenkrijgen om het Belgisch-Antarctisch programma verder te zetten. Op 31 januari 1961 ging de Koning Boudewijnbasis daarom officieel dicht. De basis bleef drie jaar onbemand en raakte ernstig in verval. | + | <br/>In 1960 trok de Belgische overheid onverwacht haar steun terug. Officiële reden waren hoge kosten elders – de dekolonisatie van Congo – maar mogelijks speelde evenzeer het feit dat België geen geopolitiek nut meer zag in een aanwezigheid op de Zuidpool: haar plaats aan de onderhandelingstafel voor de toekomstige verdeling van het continent was verzekerd. Hierna kon het door Bastin opgerichte [[Nationaal Centrum voor Poolonderzoek - Centre National de Recherches Polaires de Belgique|Centre National de Recherches Polaires de Belgique]] niet langer voldoende financiën bijeenkrijgen om het Belgisch-Antarctisch programma verder te zetten. Op 31 januari 1961 ging de Koning Boudewijnbasis daarom officieel dicht. De basis bleef drie jaar onbemand en raakte ernstig in verval. |
<br/>Enige tijd hierna zwichtte de Belgische overheid, onder druk van lobbywerk van Gaston de Gerlache, en gaf het groen licht voor een herstart van het Belgisch zuidpoolonderzoek. Als voorwaarde luidde het dat een financiële samenwerking met een tweede land moest worden opgezet. Op 21 januari 1964 kwam een Belgisch-Nederlandse expeditie op de Koning Boudewijnbasis aan. Het station had in die mate geleden onder de klimatologische omstandigheden dat het team noodgedwongen besliste een nieuwe ‘Koning Boudewijnbasis’ te bouwen. Er overwinterden Belgisch-Nederlandse expedities in 1964, 1965 en 1966. Toen hierna de Nederlandse overheid haar subsidies introk, bleek het voor de Belgen onmogelijk om nog alleen verder te doen. In 1967 werd de Koning Boudewijnbasis definitief ontruimd. | <br/>Enige tijd hierna zwichtte de Belgische overheid, onder druk van lobbywerk van Gaston de Gerlache, en gaf het groen licht voor een herstart van het Belgisch zuidpoolonderzoek. Als voorwaarde luidde het dat een financiële samenwerking met een tweede land moest worden opgezet. Op 21 januari 1964 kwam een Belgisch-Nederlandse expeditie op de Koning Boudewijnbasis aan. Het station had in die mate geleden onder de klimatologische omstandigheden dat het team noodgedwongen besliste een nieuwe ‘Koning Boudewijnbasis’ te bouwen. Er overwinterden Belgisch-Nederlandse expedities in 1964, 1965 en 1966. Toen hierna de Nederlandse overheid haar subsidies introk, bleek het voor de Belgen onmogelijk om nog alleen verder te doen. In 1967 werd de Koning Boudewijnbasis definitief ontruimd. | ||
Line 75: | Line 79: | ||
<br/> | <br/> | ||
===Locatie=== | ===Locatie=== | ||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
Het station bevond zich op op 70°25' zuiderbreedte en 24°19’ oosterlengte. Het was er niet het enige. Ook de VS, de Sovjet-Unie, Frankrijk, Groot-Brittannië, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, Argentinië, Chili en Japan hadden er rond dezelfde tijd basissen op het zesde continent. De gekozen plek was weliswaar ver genoeg verwijderd van naburige bases om wetenschappelijk interessant te zijn. De locatie was op dit moment van de ''settlement'' nog volledig onbestudeerd. | Het station bevond zich op op 70°25' zuiderbreedte en 24°19’ oosterlengte. Het was er niet het enige. Ook de VS, de Sovjet-Unie, Frankrijk, Groot-Brittannië, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, Argentinië, Chili en Japan hadden er rond dezelfde tijd basissen op het zesde continent. De gekozen plek was weliswaar ver genoeg verwijderd van naburige bases om wetenschappelijk interessant te zijn. De locatie was op dit moment van de ''settlement'' nog volledig onbestudeerd. | ||
− | + | ||
+ | |||
<br/> | <br/> | ||
===Bibliografie=== | ===Bibliografie=== |
Latest revision as of 20:30, 5 October 2018
Belgisch onderzoeksstation op Antarctica, dat operationeel was tussen 1957 en 1967.
- | Lees meer over de tweede Belgische Zuidpoolexpeditie!
Contents
Historiek
Voorbereiding
In de jaren 1950 ontstonden in het kader van de deelname aan het Internationaal Geofysisch Jaar plannen voor een nieuwe Belgische zuidpoolexpeditie.[1] Het was Gaston de Gerlache de Gomery, zoon van de illustere poolavonturier Adrien de Gerlache die als initiatiefnemer en expeditieleider het roer van het project in handen nam. Koning Leopold III en heersend koning Boudewijn verleenden hun Hoge Patronage aan het project. Het ministerie voor Openbaar Onderwijs kwam tussen met een subsidie van 40 miljoen frank. Met de inplanting van een Belgische basis hadden de Belgische beleidsmakers, naast wetenschappelijke ook meer aardse belangen op het oog. Antarctica was immers nog niet verdeeld. De Belgische overheid wou zich graag van een plek aan de onderhandelingstafel verzekeren door aan de historische claim van de eerste overwintering ooit een tweede expeditie te verbinden.
Het doel van de missie was om een onderzoeksstation op het Antarctische vasteland te vestigen en vandaaruit waarnemingen te doen. Het station zou echter slechts een tijdelijke functie vervullen. In een gebied waar de temperatuur zakte tot min 80 graden en rukwinden opliepen tot 240 kilometer per uur was het niet mogelijk om permanente waarnemingsstations uit te bouwen. Net om tóch van tijd tot tijd waarnemingsgegevens uit dergelijke barre oorden te oogsten, waren de internationale pooljaren in het leven geroepen. De gezamenlijke inspanning van landen aan een korte maar krachtige internationale onderzoekingscampagne maakte dat zo het maximum kon worden gehaald uit tijdelijke stations en expedities.
De ijsbreker Polarhav in de Baai Leopold III in december 1957. Bron: Gerlache, Terug naar de Zuidpool, 1960. |
Vertrek
Op 12 november 1957 startten de Noorse ijsbrekers Polarhav en Polarsirkel hun reis, onder wijde media-aandacht. Aan boord bevond zich een team van wetenschappers. Het team zou het onderzoeksprogramma uitvoeren dat door de werkgroep van het Belgisch Comité voor het Internationaal Geofysisch Jaar was vastgelegd.[2] De meteorologische afdeling werd bevolkt door Baron Xavier De Maere d’Aertrycke en zijn twee technische assistenten Michel Vanderdoodt en de jonge Georges Vandepoel. Ingenieur Lucien Cabes was de expert geomagnetisme van dienst. De landbouwingenieur Jacques Giot zou assisteren bij topografische vraagstukken. De glacioloog en docent aan de Universiteit van Brussel Ezra Edgard Picciotto zou sneeuw en ijs bestuderen, maar hij was ook een expert in atmosferische radioactiviteit, die nog maar zelden in het poolgebied was bestudeerd. Henri Vandevelde zou onderzoek doen naar de ionosferische lagen in de atmosfeer. De geodesie-expert Jacques Loodts van het Militair Geografisch Instituut ten slotte zou onderzoek doen naar het zuiderlicht.
De expeditie was uitgerust met alle nodige wetenschappelijke apparatuur en sondagetoestellen, volgens het advies van het Belgisch Comité voor het Internationaal Geofysisch Jaar. Speciale aandacht was daarbij besteed aan het vinden van meteorologische instrumenten die vanop grotere afstand konden worden gelezen, zodat men niet onnodig buiten de basis hoefde. Bovendien bevonden zich drie rupsvoertuigen, een vliegtuig en een helikopter aan boord. Naast wetenschappers waren er aan boord van de ijsbrekers ook nog stuurlui, een kok, een arts, enkele mecaniciens en een luchtfotograaf en piloot, de Prince Antoine de Ligne. De Maere was naast meteoroloog ook tweede kapitein.
De Gerlache deed er een ruime maand over om de Antarctische wateren te bereiken, vijf maand minder dat zijn illustere vader. Twee dagen na kerst kwamen de beide expeditieschepen in Queen Maud Land aan. Ze meerden uiteindelijk aan in een ontschepingsbaai in een stuk nog onbetreden zuidpoolgebied dat ze Koning Leopold III-baai doopten. Hierna begon het belangrijkste werk van de missie: de bouw van het wetenschapsstation, dat naar Koning Boudewijn werd vernoemd. De basis zou tegelijk de overwinteringsplek voor de zeventienkoppige bemanning vormen, nadat de schepen terug vertrokken waren.
Bouw van de basis
De drie hoofdgebouwen van de basis verrezen gestaag maar zeker. Bron: Gerlache, Terug naar de Zuidpool, 1960. | De panelen waren een dure investering maar zorgden voor een kostbare tijdsbesparing. Bron: Gerlache, Terug naar de Zuidpool, 1960. | Om niet steeds deuren te moeten uitgraven, maakte het team overdekte gangen tussen de gebouwen. Bron: Gerlache, Terug naar de Zuidpool, 1960. |
De gebouwen van de basis bestond uit voorgemaakte onderdelen van Amerikaanse makelij. Twaalf centimeter dikke, geïsoleerde en waterdicht gemaakte triplex-en-kunststof panelen fungeerden als muren. Ze waren aan de buitenzijde fel oranjerood – om de basis ook bij hevige sneeuwval te doen opvallen – en aan de binnenzijde rustgevend lichtgroen. De panelen konden met een minimum aan moeite door middel van pennen worden verankerd aan een geraamte van dikke balken, dat rustte op de sneeuw. Hierop werd een zwevende, geïsoleerde vloer gemonteerd. De dakpanelen konden op deze constructie worden ingeklikt. Ze waren stevig en voorzien op het torsen van een dik pak sneeuw en waren waterdicht na het monteren van het dakzeil. Ook de schoorstenen waren zo gemaakt dat sneeuw ze niet zou kunnen verstoppen en er dus geen gevaar voor gasverstikking bestond. De buitendeuren waren zware, dubbele sasdeuren. Middenin de inrichtingswerken stak een sneeuwstorm de kop op die de gebouwen ondersneeuwde tot aan de daken, waarna van het kamp enkel nog de schouwen en antennes te zien waren. Het was niet de laatste. Tijdens hun hele verblijf moest het team vechten tegen insneeuwing.
De eerste weken werden besteed aan het inrichten van de gebouwen en de leefruimtes, het oprichten van een radiostation en het installeren van de oliestookgeneratoren, verwarmingskanalen en elektriciteit. Er werd zoveel mogelijk restenergie gerecupereerd voor de productie van drinkwater uit sneeuw, de aanmaak van heet badwater en het op temperatuur houden van de wetenschappelijke apparaten.[3] Met een binnentemperatuur van 16 graden vormde de basis een knus bastion in een ijzig oord waarin de temperatuur makkelijk onder min 30 graden zakte. De Gerlache merkte op dat de gebouwen met minder energie warm te krijgen waren dan zijn eigen bakstenen huis, en hoe dieper ze ondergesneeuwd waren, hoe makkelijker het binnenklimaat op een aangenaam peil te houden was.
Picciotto in zijn laboratorium. Bron: Gerlache, Terug naar de Zuidpool, 1960. |
Het meteorologisch lokaal, met tweede kapitein De Maere. Bron: Gerlache, Terug naar de Zuidpool, 1960. |
Werken
Op 16 januari 1958 gingen de eerste waarnemingen van start. Het moment voor onderzoek was gunstig: de zonneactiviteit in dit jaar was bijna op zijn maximum. De wetenschappers konden dankbaar oogsten uit de grote ontwikkelingen die zich na de Tweede Wereldoorlog in de techniek van de waarneming had voorgedaan: de spectrograaf met grote opening, de radiosonde, de ionosfeerpeiler, de radar en de raket wierpen voortaan licht op de onbereikbare lagen van de atmosfeer. Naast wetenschappelijk onderzoek op de basis zelf, trokken de expeditieleden ook af en toe op verkenning in het nog onbekende Antarctische binnenland. Met behulp van tractors, hondensleeën, vliegtuigen en helikopters was het mogelijk om nog niet eerder beschreven stukken kust en bergketens in kaart te brengen en er geologische stalen te oogsten. In december 1958 ontdekten de verkenners zo een bergmassief, dat ze de Belgicabergen doopten.
De waarnemingen en onderzoeken resulteerden in een stroom van publicaties. Meer algemeen toonden de resultaten van de onderzoeken aan dat de invloed van het zuidpoolgebied op het leven op aarde, vooral op klimaat en weer, groter was dan tot dan toe geschat. Daarnaast gaven studies van de ijslagen nieuwe informatie prijs over de geschiedenis van de wereld en de opeenvolging van de ijstijden. Maar ook voor de toekomst zagen wetenschappers een belangrijke rol voor het zesde continent met zijn vele bodem- en zeerijkdommen weggelegd.
Verder verloop
De zuidpoolwaarnemingen in en rond de Koning Boudewijnbasis waren in die mate succesvol dat een Speciaal Comité voor Internationale Opzoekingen in het Zuidpoolgebied de voortzetting van het onderzoeksprogramma, gedurende een periode van tien jaar beval, zodat een volledige zonnecyclus kond worden geobserveerd. De leden van de expeditie onder de Gerlache werden in het voorjaar van 1959 afgewisseld door een nieuw team, onder leiding van luchtvaartkapitein en meteoroloog Frank Bastin.[4] Deze laatste had slechts met de grootste moeite een subsidie van de Belgische overheid weten los te weken. Net vóór zijn vertrek echter kon Bastin toch nog met steun van de overheid een Centre National de Recherches Polaires de Belgique oprichten, waarmee de overheidsfinanciering voor het Belgisch zuidpoolonderzoek eindelijk een meer permanente basis kreeg. Onder de wetenschappers bevonden zich de geoloog Tony van Autenboer, de glacioloog Y. Van de Can, de meteorologen Vandenbosch en Van Baelen. Verschillende wetenschappers hielden zich bezig met het onderzoek naar radioactiviteit. Het Koning Boudewijnstation werd nog de uitvalsbasis voor een derde team, aangevoerd door expeditieleider Guido Derom, die door Van Mieghem en de Gerlache was uitgekozen. Deze wetenschappers verbleven van maart 1960 tot maart 1961 in wisselende bezetting in de basis. Tijdens de poolzomer landden ook de leden van twee zomerexpedities, IRIS I en IRIS II op de Boudewijnbasis.
In 1960 trok de Belgische overheid onverwacht haar steun terug. Officiële reden waren hoge kosten elders – de dekolonisatie van Congo – maar mogelijks speelde evenzeer het feit dat België geen geopolitiek nut meer zag in een aanwezigheid op de Zuidpool: haar plaats aan de onderhandelingstafel voor de toekomstige verdeling van het continent was verzekerd. Hierna kon het door Bastin opgerichte Centre National de Recherches Polaires de Belgique niet langer voldoende financiën bijeenkrijgen om het Belgisch-Antarctisch programma verder te zetten. Op 31 januari 1961 ging de Koning Boudewijnbasis daarom officieel dicht. De basis bleef drie jaar onbemand en raakte ernstig in verval.
Enige tijd hierna zwichtte de Belgische overheid, onder druk van lobbywerk van Gaston de Gerlache, en gaf het groen licht voor een herstart van het Belgisch zuidpoolonderzoek. Als voorwaarde luidde het dat een financiële samenwerking met een tweede land moest worden opgezet. Op 21 januari 1964 kwam een Belgisch-Nederlandse expeditie op de Koning Boudewijnbasis aan. Het station had in die mate geleden onder de klimatologische omstandigheden dat het team noodgedwongen besliste een nieuwe ‘Koning Boudewijnbasis’ te bouwen. Er overwinterden Belgisch-Nederlandse expedities in 1964, 1965 en 1966. Toen hierna de Nederlandse overheid haar subsidies introk, bleek het voor de Belgen onmogelijk om nog alleen verder te doen. In 1967 werd de Koning Boudewijnbasis definitief ontruimd.
Locatie
Het station bevond zich op op 70°25' zuiderbreedte en 24°19’ oosterlengte. Het was er niet het enige. Ook de VS, de Sovjet-Unie, Frankrijk, Groot-Brittannië, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, Argentinië, Chili en Japan hadden er rond dezelfde tijd basissen op het zesde continent. De gekozen plek was weliswaar ver genoeg verwijderd van naburige bases om wetenschappelijk interessant te zijn. De locatie was op dit moment van de settlement nog volledig onbestudeerd.
Bibliografie
- Van Mieghem, Jacques, Het Internationaal Geofysisch Jaar, 1957-1958, Brussel, 1956.
- De Belgische Zuidpoolexpedities onder leiding van Adrien de Gerlache de Gomery (1897-1899) en Gaston de Gerlache de Gomery (1957-1959), Leuven, 1983.
- Expédition antarctique belge 1957-1958. Compte rendu d'activité, Brussel, 1957.
- Note sur l'expédition antarctique belge 1957-1958, s.l., 1958.
- Année géophysique internationale 1957-1958. Programme de la Belgique, du Congo belge et de l'Expédition antarctique belge. Texte français, Brussel, 1958.
- Gerlache de Gomery, Gaston de, Terug naar de Zuidpool. Het verhaal van de Belgische Zuidpoolexpeditie, 1957-1958, Tielt/Den Haag, 1960. (oorspronkelijk werk: Retour dans l'Antarctique. Récit de l'expédition antarctique belge, 1957-1958, Parijs/Doornik, 1960
- De Gerlache de Gomery, Gaston , De Maere d'Aertrycke, Xavier, Cabes, Luc, Loodts, Jacques e.a., Expédition antarctique belge 1957-1958 : résultats scientifiques, Brussel, 1958.
- De Gerlache de Gomery, Gaston, De Maere d'Aertrycke, Xavier, Loodts, Jacques, Expédition antarctique belge 1957-1958 : rapports scientifiques préliminaires, 1960.
- Belgica-bergen : Belgische Zuidpoolexpeditie 1957-1958; Cdt Gaston de Gerlache, Brussel, 1958.
- Picciotto, E., Quelques résultats scientifiques de l'expédition antarctique belge, 1957-1958, Brussel, 1961.
- Abbink, Peter, Antarctic Policymaking and Science in the Netherlands, Belgium and Germany (1957-1990), Groningen, 2009.
- Decleir, Hugo en De Broyer, Claude (red.), The Belgica expedition centennial: perspectives on Antarctic science and history, Brussel, 2001.
Noten
- ↑ In totaal namen 45 landen deel aan het Internationaal Geofysisch Jaar. Twaalf landen zetten missies met tijdelijke basissen op in Antarctica.
- ↑ Tot de leden van deze werkgroep behoorden onder meer Jacques van Mieghem, directeur van het Koninklijk Meteorologisch Instituut, directeur van Koninklijke Sterrenwacht Paul Bourgeois, Paul Melchior, Omer Tulippe, Marcel Nicolet, Jean Louis Koenigsfeld, Malet, Bastin, Edmond Hoge en de Gerlache.
- ↑ Note sur l'expédition antarctique belge 1957-1958, s.l., 1958.
- ↑ De leden van de Gerlaches expeditie kwamen op 2 april 1959 terug in Oostende aan.