Difference between revisions of "Vermoesen, Camille (1882-1925)"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
m
 
(One intermediate revision by the same user not shown)
Line 1: Line 1:
<div style="text-align:right;">[ https://www.bestor.be/wiki_nl/index.php/Vermoesen,_Camille_(1882-1925) FR]</div>
+
<div style="text-align:right;">[https://www.bestor.be/wiki/index.php/Vermoesen,_Camille_(1882-1925) FR]</div>
[[category:Scientifiques]][[category:Botanistes]][[category:Naissance 1876-1900]][[category:Botanische tuinen]][[category: Beleidsexperten-Ambtenaren]][[category: Professeurs KULeuven-UCLouvain]][[category:Professeurs]]
+
[[category:Wetenschappers]][[category:Plantkundigen]][[category:Geboorte 1876-1900]][[category:Botanische tuinen]][[category: Beleidsexperten-Ambtenaren]][[category:Professor aan de KUL-UCL]][[category:professoren]]
De son nom complet: François Marie Camille Vermoesen.<br/>
+
Voluit: Frans (François) Marie Camille Vermoesen.<br/>
Botaniste, fonctionnaire colonial, professeur et collaborateur au [[Jardin botanique national de Belgique - Nationale plantentuin van België|Jardin botanique national de Belgique]]. Né à Malderen le 2 août 1882, et décédé à Louvain le 17 février 1922.
+
Plantkundige, koloniaal ambtenaar, hoogleraar en medewerker aan de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Jardin botanique de Bruxelles]]. Geboren in Malderen op 2 augustus 1882 en gestorven in Leuven op 17 februari 1922.  
  
 
<br/>
 
<br/>
===Biographie===
+
===Biografie===
Camille Vermoesen, fils de brasseur, fut élève au Petit séminaire d’Hoogstraten. Suite au décès de son père, il fut cependant contraint de reprendre immédiatement l’entreprise familiale à la fin de ses études secondaires. À l’âge de 23 ans, il s’inscrivit à la Faculté des Sciences de l’[[Université de Louvain|Université catholique de Louvain]]. Quatre années plus tard, en 1909, il reçut le titre de docteur en botanique, après une thèse sur la morphologie ovulaire de l’orchidée, préparée dans le laboratoire de [[Grégoire, Victor Marie Théodore Joseph (1870-1938)]].<ref>La thèse parut dans [[La Cellule]], la célèbre revue de [[Carnoy, Jean-Baptiste (1836-1899)]].</ref> Voulant se spécialiser en systématique des plantes, il s’inscrivit la même année comme stagiaire volontaire à l’herbier du [[Jardin botanique national de Belgique - Nationale plantentuin van België|Jardin botanique de l’État]]. Sa candidature était soutenue par [[Grégoire, Victor Marie Théodore Joseph (1870-1938)]]. La systématique végétale n’était alors pas enseignée dans les universités et était peu populaire chez les jeunes botanistes, qui n’y voyaient qu’une spécialisation ennuyeuse. Sa période de stage ne dura cependant pas longtemps : avec la reprise du Congo par l’État belge, d’alléchants postes de botanistes se libérèrent dans la colonie, et Vermoesen lui aussi se sentit attiré par la recherche libre et innovante dans un territoire scientifiquement vierge que promettait le Ministère des Colonies. Il présenta sa candidature et fut engagé comme mycologiste du Congo belge pour étudier les cryptogames pathogènes.<ref>En vertu de l’Arrêté Royal du 4 février 1911.</ref> Après un voyage préparatoire dans les Indes anglaises et néerlandaises, de février 1911 à juin 1922, qui le menèrent entre autres à visiter les stations de désinfection des plantes de Ceylan, Vermoesen débarqua sur le continent africain, pour y étudier les pathologies du cacaoyer, du caféier, de l’hévéa et de l’elaeis. Il travailla à Mayumbe puis à Eala, où il prit un temps la tête du [[Jardin botanique d'Eala]]. Il y découvrir plusieurs nouvelles espèces de plantes. En 1914, il fut nommé sous-directeur de certaines stations de recherche.<ref>On ne sait pas exactement de quelles stations il s’agit.</ref> Une brève maladie mit cependant une fin abrupte au séjour de Vermoesens au Congo. En 1915, il retourna en Europe grâce à un congé anticipé. En 1918, il s’en retourna une deuxième et dernière fois sur le continent africain. Le gouvernement belge lui avait confié pour mission de rassembler des informations pour un manuel sur les sortes de bois disponibles dans la région de Mayumbe. Il fit à cet effet un stage à Kew et au Musée d’Histoire naturelle de Paris. À son retour sur le sol belge, fin 1919, Vermoesen fut nommé par [[Jardin botanique national de Belgique - Nationale plantentuin van België|Jardin botanique de l’État]] conservateur des herbiers et des cultures y associées – un poste vacant depuis 1912. Son travail de terrain concernait la systématique de la flore congolaise. Vermoesen eut ainsi l’occasion de classer et d’étudier son propre matériau récolté au Congo.
+
De brouwerszoon Camille Vermoesen liep school aan het Kleinseminarie van Hoogstraten. Omwille van het overlijden van zijn vader echter was hij verplicht om na zijn middelbare studies onmiddellijk het beheer van het familiebedrijf op zich te nemen. Op 23-jarige leeftijd schreef hij zich alsnog in aan de wetenschapsfaculteit van de [[Universiteit van Leuven]]. Vier jaar later, in 1909, studeerde hij af als doctor in de plantkunde, met een thesis over de ovulaire morfologie van de orchidee die hij in het laboratorium van [[Grégoire, Victor Marie Théodore Joseph (1870-1938) |Victor Grégoire]] had voorbereid.<ref>De thesis verscheen in [[La Cellule]], het vermaarde tijdschrift van [[Carnoy, Jean-Baptiste (1836-1899) | Jean-Baptiste Carnoy]].</ref> Omdat hij zich in de plantensystematiek wilde specialiseren, bood hij zich hetzelfde jaar als vrijwillig stagiaire in het herbarium van de [[Nationale plantentuin van België Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]] aan. Zijn kandidatuur werd door [[Grégoire, Victor Marie Théodore Joseph (1870-1938) | Grégoire]] ondersteund. Plantensystematiek werd op dat moment niet aan de universiteit onderwezen en was onder jonge botanici een weinig populaire specialisatie die als saai werd bestempeld. Vermoesens stageperiode duurde echter niet lang: met de overname van Congo door de Belgische staat kwamen aantrekkelijke posten voor botanici in de kolonie vrij, en ook Vermoesen voelde zich aangesproken door belofte van het ministerie van Koloniën van vrij en innovatief onderzoek in een wetenschappelijk onontgonnen gebied. Hij gaf zich op en werd aangeworven als  mycologiste du Congo belge om ziekteverwekkende cryptogamen in Congo te onderzoeken.<ref>Via een Koninklijk besluit van 4 februari 1911.</ref> Na een voorbereidende studiereis in Engels- en Nederlands-Indie van februari 1911 tot juni 1912, die hem onder meer naar de plantenontsmettingsstations van Ceylon bracht, meerde Vermoesen in februari  1913 op Afrikaanse continent aan, om er de ziekten van de cacaoplant, de koffieplant, de hevea en de elaeis te onderzoeken. Hij vervulde functies in Mayumbe en daarna in Eala, waar hij in 1913 tijdelijk de leiding over de [[Jardin botanique d'Eala|botanische tuin]] nam. Hij ontdekte er een aantal nieuwe plantensoorten. In 1914 werd hij benoemd tot onderdirecteur van de onderzoekstations.<ref>Het is niet duidelijk over welke stations het hier gaat.</ref> Een korte ziekte maakte echter abrupt een einde aan Vermoesens verblijf in Congo. In 1915 keerde hij met vervroegd verlof naar Europa terug. In 1918 vertrok hij een tweede en laatste maal naar het Afrikaanse continent, om er in opdracht van de Belgische regering, informatie voor een handboek over houtsoorten in de streek van Mayumbe te verzamelen. Hij deed hiervoor eerst een stage in Kew en in het Musée d'Histoire Naturelle van Parijs. Na zijn terugkeer op Belgische bodem eind 1919 werd Vermoesen door de [[Nationale plantentuin van België Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]] aangeworven als conservator van de herbaria en de ermee verbonden culturen, een post die sinds 1912 vacant was. Zijn werkterrein  betrof de systematiek van de Congolese flora. Vermoesen kreeg zo  de gelegenheid om zijn eigen herbariummateriaal uit Congo te rangschikken en te bestuderen.
  
<br/>Vermoesen était connu parmi ses collègues comme un chercheur impétueux et original, avec une passion pour les grands projets pour lesquelles son niveau de connaissance de la matière n’était parfois pas toujours suffisamment développé, selon son collègue [[Wildeman, Émile Auguste Joseph de (1866-1947)|Wildeman]]. En 1921, il fut nommé professeur à l’[[Université de Louvain]] pour les cours de phytogéographie et paléontologie végétale, ainsi que pour le cours de systématique des plantes dans le cadre du doctorat en sciences naturelles, en remplacement de [[Grégoire, Victor Marie Théodore Joseph (1870-1938)|Victor Grégoire]]. Il donna aussi des leçons complémentaires de botanique en néerlandais aux étudiants de sciences des années de candidature. Vermoesens décéda inopinément, après quelques jours de maladie.
+
<br/>Vermoesen stond bij zijn collega’s bekend als een onstuimig en origineel onderzoeker, met een voorliefde voor grote projecten waar zijn niveau van inzicht in de materie soms nog niet genoeg voor was ontwikkeld, aldus collega de [[Wildeman, Émile Auguste Joseph de (1866-1947) |Wildeman]]. In 1921 werd hij aangesteld als docent aan de [[Universiteit van Leuven]] voor de colleges plantenaardrijkskunde en plantenpaleontologie en voor het college plantensystematiek in de doctoraatsopleiding van de natuurwetenschappen als plaatsvervanger van [[Grégoire, Victor Marie Théodore Joseph (1870-1938) |Victor Grégoire]]. Hij gaf ook bijkomende lessen plantkunde in het Nederlands aan de wetenschapsstudenten van de kandidatuursjaren. Vermoesens overlijden kwam onverwacht, na enkele dagen van ziekte.  
  
<br/>Un certain nombre d’espèces de plantes comme la ''Polyceratocarpus vermoesenii'' et la ''Commelina vermoesenii'' furent nommés en hommage à Vermoesens.
+
<br/>Een aantal plantensoorten zoals de ''Polyceratocarpus vermoesenii'' en de ''Commelina vermoesenii'' werden aan Vermoesen opgedragen.
  
===Publications===
+
===Publicaties===
Cette liste de publications, publiée par [[Robyns, Walter (1901-1986)|Robyns]] dans la [http://www.kaowarsom.be/en/notices_vermoesen_frans_marie_camille ''Biographie coloniale belge'' (1951)], est peut-être exhaustive :  
+
Deze lijst van publicaties, door Robyns gepubliceerd in [http://www.kaowarsom.be/en/notices_vermoesen_frans_marie_camille ''Belgische Koloniale Biografie'' (1951)], is wellicht exhaustief:  
 
*"Contribution à l'étude de l'ovule, du sac embryonnaire et de la fécondation dans les Angiospermes: Neottia ovata. Orchis latifolia, O. maculata, Epipactis palustris et latifolia", in: ''La Cellule'', 26 (1911), 115-162.
 
*"Contribution à l'étude de l'ovule, du sac embryonnaire et de la fécondation dans les Angiospermes: Neottia ovata. Orchis latifolia, O. maculata, Epipactis palustris et latifolia", in: ''La Cellule'', 26 (1911), 115-162.
 
* "La station de fumigation des plantes et des graines de Colombo (Ceylan)", in: ''Bulletin agricole Congo belge'', 2 ( 1911), 718-722.
 
* "La station de fumigation des plantes et des graines de Colombo (Ceylan)", in: ''Bulletin agricole Congo belge'', 2 ( 1911), 718-722.
Line 21: Line 21:
 
*"Contribution à l'étude de la Faune et de la Flore du Congo belge. Flore spontanée", in: ''Bulletin agricole Congo belge'', 9 (1918), 253 en 296-318.
 
*"Contribution à l'étude de la Faune et de la Flore du Congo belge. Flore spontanée", in: ''Bulletin agricole Congo belge'', 9 (1918), 253 en 296-318.
 
*"Notes sur la maladie du « Coup de soleil » des Cacaoyers du Mayumbe", in: ''Bulletin agricole Congo belge'', 11 (1920), 3-21.  
 
*"Notes sur la maladie du « Coup de soleil » des Cacaoyers du Mayumbe", in: ''Bulletin agricole Congo belge'', 11 (1920), 3-21.  
* "Note sur Matricaria discoidea L. », in: ''Tijdschrift van den Wetenschappelijke Kring'', 2 (1919-1920),  29-31.
+
* "Note sur Matricaria discoidea L. », in: ''Tijdschrift van den Wetenschappelijke Kring'', 2(1919-1920),  29-31.
 
*"Enige belangrijke ziekten onzer congoleesche cultures", in: ''Natuurwetenschappelijk Tijdschrift'', 3 (1921), 13-20, 30-34 en 79-83.  
 
*"Enige belangrijke ziekten onzer congoleesche cultures", in: ''Natuurwetenschappelijk Tijdschrift'', 3 (1921), 13-20, 30-34 en 79-83.  
 
*"Sur la vitalité des formations forestières dans le Bas et le Moyen-Congo", in  ''Congo''. 2 ( 1921), 65-77.  
 
*"Sur la vitalité des formations forestières dans le Bas et le Moyen-Congo", in  ''Congo''. 2 ( 1921), 65-77.  
Line 27: Line 27:
 
*"De fijnere structuur der stuifmeelkorrels en hunne systematische beteekenis bij de Angiospermen », in: ''Natuurwetenschappelijk Tijdschrift'', 4 (1922), 1-12.  
 
*"De fijnere structuur der stuifmeelkorrels en hunne systematische beteekenis bij de Angiospermen », in: ''Natuurwetenschappelijk Tijdschrift'', 4 (1922), 1-12.  
 
*"Les forêts du Congo", in: ''Congo'', (1922), 108-118, 283-291, 433-444 en 615-625.  
 
*"Les forêts du Congo", in: ''Congo'', (1922), 108-118, 283-291, 433-444 en 615-625.  
*''Manuel des Essences forestières du Congo belge'', 1923 (travail inachevé).  
+
*''Manuel des Essences forestières du Congo belg'', 1923 (nagelaten werk).  
  
 
<br/>
 
<br/>
  
===Bibliographie===
+
===Bibliografie===
 
*Grégoire, V., "Discours prononcé aux funérailles de F.-M.-C. Vermoesen, chargé de cours à l'Université", in: ''Annuaire de l’Université Catholique de Louvain'', 1920-1926, CLXXXVI-CLXXXIX.
 
*Grégoire, V., "Discours prononcé aux funérailles de F.-M.-C. Vermoesen, chargé de cours à l'Université", in: ''Annuaire de l’Université Catholique de Louvain'', 1920-1926, CLXXXVI-CLXXXIX.
 
*De Wildeman, E., “François-Marie-Camille Vermoesen”, in: ''Bulletin du jardin botanique de l'Etat à Bruxelles'',  8 (1922-1931), 1-8.   
 
*De Wildeman, E., “François-Marie-Camille Vermoesen”, in: ''Bulletin du jardin botanique de l'Etat à Bruxelles'',  8 (1922-1931), 1-8.   
*Robyns, W., [http://www.kaowarsom.be/en/notices_vermoesen_frans_marie_camille  “Vermoesen (Frans-Marie-Camille)”], in: ''Belgische Koloniale Biografie'', 2 (1951), col. 952-954.  
+
*Robyns, W., [http://www.kaowarsom.be/en/notices_vermoesen_frans_marie_camille  “Vermoesen (Frans-Marie-Camille)”], in: ''Belgische Koloniale Biografie'', 2 (1951), kol. 952-954.  
  
 
<br/>
 
<br/>
  
===Notes===
+
===Noten===
<references>
+
<references/>

Latest revision as of 16:36, 21 April 2021

Voluit: Frans (François) Marie Camille Vermoesen.
Plantkundige, koloniaal ambtenaar, hoogleraar en medewerker aan de Jardin botanique de Bruxelles. Geboren in Malderen op 2 augustus 1882 en gestorven in Leuven op 17 februari 1922.


Biografie

De brouwerszoon Camille Vermoesen liep school aan het Kleinseminarie van Hoogstraten. Omwille van het overlijden van zijn vader echter was hij verplicht om na zijn middelbare studies onmiddellijk het beheer van het familiebedrijf op zich te nemen. Op 23-jarige leeftijd schreef hij zich alsnog in aan de wetenschapsfaculteit van de Universiteit van Leuven. Vier jaar later, in 1909, studeerde hij af als doctor in de plantkunde, met een thesis over de ovulaire morfologie van de orchidee die hij in het laboratorium van Victor Grégoire had voorbereid.[1] Omdat hij zich in de plantensystematiek wilde specialiseren, bood hij zich hetzelfde jaar als vrijwillig stagiaire in het herbarium van de Rijksplantentuin aan. Zijn kandidatuur werd door Grégoire ondersteund. Plantensystematiek werd op dat moment niet aan de universiteit onderwezen en was onder jonge botanici een weinig populaire specialisatie die als saai werd bestempeld. Vermoesens stageperiode duurde echter niet lang: met de overname van Congo door de Belgische staat kwamen aantrekkelijke posten voor botanici in de kolonie vrij, en ook Vermoesen voelde zich aangesproken door belofte van het ministerie van Koloniën van vrij en innovatief onderzoek in een wetenschappelijk onontgonnen gebied. Hij gaf zich op en werd aangeworven als mycologiste du Congo belge om ziekteverwekkende cryptogamen in Congo te onderzoeken.[2] Na een voorbereidende studiereis in Engels- en Nederlands-Indie van februari 1911 tot juni 1912, die hem onder meer naar de plantenontsmettingsstations van Ceylon bracht, meerde Vermoesen in februari 1913 op Afrikaanse continent aan, om er de ziekten van de cacaoplant, de koffieplant, de hevea en de elaeis te onderzoeken. Hij vervulde functies in Mayumbe en daarna in Eala, waar hij in 1913 tijdelijk de leiding over de botanische tuin nam. Hij ontdekte er een aantal nieuwe plantensoorten. In 1914 werd hij benoemd tot onderdirecteur van de onderzoekstations.[3] Een korte ziekte maakte echter abrupt een einde aan Vermoesens verblijf in Congo. In 1915 keerde hij met vervroegd verlof naar Europa terug. In 1918 vertrok hij een tweede en laatste maal naar het Afrikaanse continent, om er in opdracht van de Belgische regering, informatie voor een handboek over houtsoorten in de streek van Mayumbe te verzamelen. Hij deed hiervoor eerst een stage in Kew en in het Musée d'Histoire Naturelle van Parijs. Na zijn terugkeer op Belgische bodem eind 1919 werd Vermoesen door de Rijksplantentuin aangeworven als conservator van de herbaria en de ermee verbonden culturen, een post die sinds 1912 vacant was. Zijn werkterrein betrof de systematiek van de Congolese flora. Vermoesen kreeg zo de gelegenheid om zijn eigen herbariummateriaal uit Congo te rangschikken en te bestuderen.


Vermoesen stond bij zijn collega’s bekend als een onstuimig en origineel onderzoeker, met een voorliefde voor grote projecten – waar zijn niveau van inzicht in de materie soms nog niet genoeg voor was ontwikkeld, aldus collega de Wildeman. In 1921 werd hij aangesteld als docent aan de Universiteit van Leuven voor de colleges plantenaardrijkskunde en plantenpaleontologie en voor het college plantensystematiek in de doctoraatsopleiding van de natuurwetenschappen als plaatsvervanger van Victor Grégoire. Hij gaf ook bijkomende lessen plantkunde in het Nederlands aan de wetenschapsstudenten van de kandidatuursjaren. Vermoesens overlijden kwam onverwacht, na enkele dagen van ziekte.


Een aantal plantensoorten zoals de Polyceratocarpus vermoesenii en de Commelina vermoesenii werden aan Vermoesen opgedragen.

Publicaties

Deze lijst van publicaties, door Robyns gepubliceerd in Belgische Koloniale Biografie (1951), is wellicht exhaustief:

  • "Contribution à l'étude de l'ovule, du sac embryonnaire et de la fécondation dans les Angiospermes: Neottia ovata. Orchis latifolia, O. maculata, Epipactis palustris et latifolia", in: La Cellule, 26 (1911), 115-162.
  • "La station de fumigation des plantes et des graines de Colombo (Ceylan)", in: Bulletin agricole Congo belge, 2 ( 1911), 718-722.
  • De tropische plantenziekten en hun gewicht voor den Kolonialen landbouw, Antwerpen, 1913.
  • "Rapport sur quelques maladies cryptogamiques du Cacaoyer au Mayumbe", in: Bulletin agricole Congo belge, 5 (1914), 312-322.
  • "Le Sahlbergella singularis et le chancre du Cacaoyer au Mayumbe" in : Bulletin agricole Congo belge, 5 (1914), 261-281.
  • "Contribution à l'étude de la Faune et de la Flore du Congo belge. Flore spontanée", in: Bulletin agricole Congo belge, 9 (1918), 253 en 296-318.
  • "Notes sur la maladie du « Coup de soleil » des Cacaoyers du Mayumbe", in: Bulletin agricole Congo belge, 11 (1920), 3-21.
  • "Note sur Matricaria discoidea L. », in: Tijdschrift van den Wetenschappelijke Kring, 2(1919-1920), 29-31.
  • "Enige belangrijke ziekten onzer congoleesche cultures", in: Natuurwetenschappelijk Tijdschrift, 3 (1921), 13-20, 30-34 en 79-83.
  • "Sur la vitalité des formations forestières dans le Bas et le Moyen-Congo", in Congo. 2 ( 1921), 65-77.
  • "Études critiques et systématiques sur la -Flore du Congo. I. Notes sur quelques Méliacées du Congo", in: Revue zool. afr. Suppl. botanique, 9 (1921), 37-68 en 10 (1922), 14-64.
  • "De fijnere structuur der stuifmeelkorrels en hunne systematische beteekenis bij de Angiospermen », in: Natuurwetenschappelijk Tijdschrift, 4 (1922), 1-12.
  • "Les forêts du Congo", in: Congo, (1922), 108-118, 283-291, 433-444 en 615-625.
  • Manuel des Essences forestières du Congo belg, 1923 (nagelaten werk).


Bibliografie

  • Grégoire, V., "Discours prononcé aux funérailles de F.-M.-C. Vermoesen, chargé de cours à l'Université", in: Annuaire de l’Université Catholique de Louvain, 1920-1926, CLXXXVI-CLXXXIX.
  • De Wildeman, E., “François-Marie-Camille Vermoesen”, in: Bulletin du jardin botanique de l'Etat à Bruxelles, 8 (1922-1931), 1-8.
  • Robyns, W., “Vermoesen (Frans-Marie-Camille)”, in: Belgische Koloniale Biografie, 2 (1951), kol. 952-954.


Noten

  1. De thesis verscheen in La Cellule, het vermaarde tijdschrift van Jean-Baptiste Carnoy.
  2. Via een Koninklijk besluit van 4 februari 1911.
  3. Het is niet duidelijk over welke stations het hier gaat.