Difference between revisions of "Jardin botanique d'Eala"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
m (Publicaties)
 
(13 intermediate revisions by the same user not shown)
Line 1: Line 1:
[[category: Plantkunde]][[category:Tuinbouwkunde]][[category:Botanische tuinen]] [[category:Creatie 1876-1900]]
+
<div style="text-align:right;">[https://www.bestor.be/wiki/index.php/Jardin_botanique_d%27Eala FR]</div>
 +
[[file:Jardin botanique Eala.jpg|500px|right|Bron: Pynaert, Léon en Lebied, E., "Le jardin d'Eala », in: ''Zooléo. Nouv. Sér.'', 37 (1957), 211-230.]]
 +
[[category: Plantkunde]][[category:Tuinbouwkunde]][[category:Botanische tuinen]] [[category:Creatie 1876-1900]][[Category:Koloniale Wetenschappen]]
  
  
Line 6: Line 8:
 
<br/>
 
<br/>
 
===Historiek===
 
===Historiek===
[[file:Jardin botanique Eala.jpg|300px|right|Bron: Pynaert, Léon en Lebied, E., "Le jardin d'Eala », in: ''Zooléo. Nouv. Sér.'', 37 (1957), 211-230.]]
 
De botanische tuin van Eala werd opgericht via koninklijk besluit van 3 februari 1900 (Leopold II) in de regio van toenmalig Coquilhatstad, bijna exact op de evenaar, aan de oever van de Rukirivier. Initiatiefnemer was de hoogleraar van de [[Rijkslandbouwhogeschool]] en raadgever van het landbouwprogramma van Congo-Vrijstaat [[Laurent, Émile Ghislain (1861-1904)| Emile Laurent]]. Op Laurents advies werd in 1897 de jonge tuinbouwagronoom [[Gentil, Louis (1894-1958)|Louis Gentil]] in de functie van ''chef de culture'' naar Evenaarsprovincie gestuurd, om er prospectie voor een geschikte locatie voor een botanische tuin te doen. Gentil achtte een beboste vlakte aan de linkeroever van de Rukirivier geschikt. Tijdens een tweede expeditie - hij was ondertussen tot bosbouwkundig inspecteur gepromoveerd - maakte Gentil een verzameltocht langs botanische instellingen op de westkust van Afrika. Met een cargo van duizend driehonderd planten en honderd pakjes zaad bereikte hij ten slotte de gekozen locatie, waar hij de collectie van de nieuwe tuin opstartte. Hij doopte de plek ''Jardin botanique de Eala''. Op het driehonderd hectare groot domein konden bezoekers een netjes ingedeeld overzicht van de Afrikaanse flora bestuderen, maar zich ook vergapen aan planten die in de andere Congolese stations niet voorkwamen, zoals vanille- en peperplanten, bamboe, kokos- en suikerpalmen en andere Indische en Zuid-Amerikaanse gewassen. Ook werden een modelboerderij met landbouwdieren en een proeftuin voor cacaoplanten en andere rendementsgewassen ingericht. Zo'n 350 inheemse werklieden onderhielden het domein.
 
  
<br/> Als eerste directeur van de nieuwe proeftuin werd Léon Pynaert benoemd. Hij werd al gauw opgevolgd door [[Laurent, Marcel (1879-1924)|Marcel Laurent]] en daarna door F. Seret. Onder deze opeenvolgende directeurs, en met de steun van de koloniale serres van Laken en de [[Jardin Botanique de Kisantu |Plantentuin van Kisantu]], opgericht in dezelfde periode door de jezuïetenbroeder [[Gillet, Justin (1866-1943)|Justin Gillet]], ontwikkelde de proeftuin van Eala zich tot het brandpunt in een netwerk voor de introductie en acclimatisatie van rendementsgewassen, zoals koffie en rubberhoudende lianen. Het wetenschappelijk onderzoek dat in de tuin werd bedreven, had met andere woorden een duidelijk nutsoogmerk - voedselwinning en economische export - overigens net zoals de meeste wetenschapsinitiatieven in de kolonie. Botanische tuinen zoals deze van Eala, maar ook deze van Gillet in Kisantu waren daarom belangrijke spelers in het kolonisatieproces. Ze maakten deel uit van een kennis- en ruilnetwerk met andere proeftuinen en botanische tuinen, zoals deze van Buitenzorg (Java), en met tuinbouwfirma’s.  Vanuit de tuin vertrokken bovendien regelmatig plantenstalen naar het moederland België, waar ze werden geïnventariseerd en op hun wetenschappelijk en economische waarde onderzocht, onder meer in de [[Koninklijke plantentuin van Laken]], het [[Koninklijk Museum voor Midden-Afrika-Musée royal de l'Afrique centrale|Congomuseum]] (in het [[Instituut voor Scheikundig Onderzoek|museumlaboratorium]]) en in [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]]. Deze laatste instelling genoot een bijzondere band met de Tuin van Eala. Niet alleen was Gentil in 1902 - vanop afstand -  tot medewerker van de Rijksplantentuin in Brussel benoemd, waardoor de Brusselse plantentuin nu een pion in Congo bezat, maar Leopold II zelf had de Rijksplantentuin tot bevoorrechte ontvanger van Eala's plantenstalen gemaakt. Het was [[Wildeman, Émile Auguste Joseph de (1866-1947)|Emile de Wildeman]] die voor de taak stond om de gigantische massa binnenkomende stalen te inventariseren en bestuderen. Het tropisch botanisch onderzoek betekende een enorm prestige voor de Brusselse instelling.
+
De botanische tuin van Eala werd opgericht via koninklijk besluit van 3 februari 1900 (Leopold II) in de regio van toenmalig Coquilhatstad, bijna exact op de evenaar, aan de oever van de Rukirivier. Initiatiefnemer was de hoogleraar van de [[Rijkslandbouwhogeschool]] en raadgever van het landbouwprogramma van Congo-Vrijstaat [[Laurent, Émile Ghislain (1861-1904)| Emile Laurent]]. Op Laurents advies werd in 1897 de jonge tuinbouwagronoom [[Gentil, Louis (1894-1958)|Louis Gentil]] in de functie van ''chef de culture'' naar Evenaarsprovincie gestuurd, om er prospectie voor een geschikte locatie voor een botanische tuin te doen. Gentil achtte een beboste vlakte aan de linkeroever van de Rukirivier geschikt. Tijdens een tweede expeditie - hij was ondertussen tot bosbouwkundig inspecteur gepromoveerd - maakte Gentil een verzameltocht langs botanische instellingen op de westkust van Afrika. Met een cargo van duizend driehonderd planten en honderd pakjes zaad bereikte hij ten slotte de gekozen locatie, waar hij onder leiding van [[Léon Pynaert]], de eerste directeur, en diens assistent [[Laurent, Marcel (1879-1924)|Marcel Laurent]] de collectie van de nieuwe tuin opstartte. De tuin kreeg de naam ''Jardin botanique de Eala'' mee. Op het driehonderd hectare groot domein konden bezoekers voortaan een netjes ingedeeld overzicht van de Afrikaanse flora bestuderen, maar zich ook vergapen aan planten die in de andere Congolese stations niet voorkwamen, zoals vanille- en peperplanten, bamboe, kokos- en suikerpalmen en andere Indische en Zuid-Amerikaanse gewassen. Ook werden een modelboerderij met landbouwdieren en een proeftuin voor cacaoplanten en andere rendementsgewassen ingericht. Zo'n 350 inheemse werklieden onderhielden het domein.  
  
<br/>Na de overname van Congo-Vrijstaat door de Belgische regering ging het bestuur van de Botanische tuin van Eala over naar de koloniale landbouwadministratie van het ministerie van Koloniën. In deze periode werden een mycologisch en een parasitologisch laboratorium aan de proeftuin toegevoegd. [[Vermoesen, Camille (1882-1925) |Camille Vermoesen]] leidde er tot 1916 het laboratoriumonderzoek naar plantenziekten en de entomologist [[Mayné]] naar schadelijke insecten. Tussen 1913 en 1915 nam [[Vermoesen, Camille (1882-1925) |Camille Vermoesen]] ook korte tijd het directeurschap over de tuin waar. Hij richtte een herbarium in. Rond de jaren 1920 had Victor Goossens de leiding van de proeftuin en in de jaren 1930 voerden achtereenvolgens Corbisier-Balland, Leemans (1936) en Coûteaux (1936-1938) het bewind. Vanaf 1928 kwam de administratie van de tuin in handen van de Régie des Plantations de la Colonie, die in 1933 werd omgedoopt tot [[Nationaal Instituut voor de Landbouwkunde in Belgisch Congo-Institut National pour l'Étude Agronomique du Congo belge|Nationaal Instituut voor de Landbouwkunde in Belgisch Congo]] (NILCO). Vanaf dit moment werd Yangambi het brandpunt van de botanisch-wetenschappelijke bedrijvigheid, terwijl Eala de rol van reservoir van geïntroduceerde gewassen op zich nam.  
+
<br/>[[Léon Pynaert]] werd al gauw opgevolgd door [[Laurent, Marcel (1879-1924)|Marcel Laurent]] en daarna door F. Seret. Onder deze opeenvolgende directeurs, en met de steun van de koloniale serres van Laken en de [[Jardin Botanique de Kisantu |Plantentuin van Kisantu]], opgericht in dezelfde periode door de jezuïetenbroeder [[Gillet, Justin (1866-1943)|Justin Gillet]], ontwikkelde de proeftuin van Eala zich tot het brandpunt in een netwerk voor de introductie en acclimatisatie van rendementsgewassen, zoals koffie en rubberhoudende lianen. Het wetenschappelijk onderzoek dat in de tuin werd bedreven, had met andere woorden een duidelijk nutsoogmerk - voedselwinning en economische export - overigens net zoals de meeste wetenschapsinitiatieven in de kolonie. Botanische tuinen zoals deze van Eala, maar ook deze van Gillet in Kisantu waren daarom belangrijke spelers in het kolonisatieproces. Ze maakten deel uit van een kennis- en ruilnetwerk met andere proeftuinen en botanische tuinen, zoals deze van Buitenzorg (Java), en met tuinbouwfirma’s. Vanuit de tuin vertrokken bovendien regelmatig plantenstalen naar het moederland België, waar ze werden geïnventariseerd en op hun wetenschappelijk en economische waarde onderzocht, onder meer in de [[Koninklijke plantentuin van Laken]], het [[Koninklijk Museum voor Midden-Afrika-Musée royal de l'Afrique centrale|Congomuseum]] (in het [[Instituut voor Scheikundig Onderzoek|museumlaboratorium]]) en in [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]]. Deze laatste instelling genoot een bijzondere band met de Tuin van Eala. Niet alleen was Gentil in 1902 - vanop afstand -  tot medewerker van de Rijksplantentuin in Brussel benoemd, waardoor de Brusselse plantentuin nu een pion in Congo bezat, maar Leopold II zelf had de Rijksplantentuin tot bevoorrechte ontvanger van Eala's plantenstalen gemaakt. Het was [[Wildeman, Émile Auguste Joseph de (1866-1947)|Emile de Wildeman]] die voor de taak stond om de gigantische massa binnenkomende stalen te inventariseren en bestuderen. Het tropisch botanisch onderzoek betekende een enorm prestige voor de Brusselse instelling.
  
<br/>Vandaag bedraagt de oppervlakte van de tuin 370 hectares. De laatste decennia was ze omwille van gebrek aan personeel in verwaarloosde toestand. In 2007 werden projecten uitgetekend om de tuin te restaureren.  
+
<br/>Na de overname van Congo-Vrijstaat door de Belgische regering ging het bestuur van de Botanische tuin van Eala over naar de koloniale landbouwadministratie van het ministerie van Koloniën. In deze periode werden een mycologisch en een parasitologisch laboratorium aan de proeftuin toegevoegd. [[Vermoesen, Camille (1882-1925) |Camille Vermoesen]] leidde er tot 1916 het laboratoriumonderzoek naar plantenziekten en de entomologist [[Mayné]] naar schadelijke insecten. Tussen 1913 en 1915 nam [[Vermoesen, Camille (1882-1925) |Camille Vermoesen]] ook korte tijd het directeurschap over de tuin waar. Hij richtte een herbarium in. Rond de jaren 1920 nam de landbouwingenieur [[Victor Goossens]] de leiding van de proeftuin. Onder zijn bewind werden een station voor het onderzoek nar oliehoudende palmen en een arboretum ingericht. Voor zijn echtgenote [[Fontana (Goossens), Marthe (1889-1957)|Marthe Fonatana]], gediplomeerd tekenaar,  betekende het een kans om zich op zelfstandige basis tot een expert in de Congolese mycologie te ontwikkelen. Ze legde  een verzameling aan van de zwammen uit de streek, bestudeerde ze en legde ze vast in gedetailleerde aquarellen.
  
 +
{|style"border="0" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px   
 +
|[[Image:  personeeljaren20eala.png|500x430px|none]]
 +
|-align="left" valign="top""
 +
|width="100"|'''Personeel van de tuin, jaren 1920.''' <small>Bron: Piet, op: ''Wikimedia Commons''.</small>
 +
|}
 +
<br/>In de jaren 1930 voerden achtereenvolgens Corbisier-Balland, Leemans (1936) en Coûteaux (1936-1938) het bewind. Vanaf 1928 kwam de administratie van de tuin in handen van de Régie des Plantations de la Colonie, die in 1933 werd omgedoopt tot [[Nationaal Instituut voor de Landbouwkunde in Belgisch Congo-Institut National pour l'Étude Agronomique du Congo belge|Nationaal Instituut voor de Landbouwkunde in Belgisch Congo]] (NILCO). Vanaf dit moment werd Yangambi het brandpunt van de botanisch-wetenschappelijke bedrijvigheid, terwijl Eala de rol van reservoir van geïntroduceerde gewassen op zich nam.
 +
 +
<br/>Na de onafhankelijkheid bleef de tuin onder het beheer van het Institut National pour l’Étude et les Recherches Agronomiques, opvolger van het NILCO. In 2010 werd de tuin geïntegreerd in het Institut Congolais pour la Conservation de la Nature.
 +
 +
<br/>
 +
 +
===Vandaag===
 +
Vandaag bedraagt de oppervlakte van de tuin 370 hectares. De tuin herbergt 2500 verschillende soorten. De laatste decennia was ze omwille van gebrek aan personeel, subsidies en toeristische interesse in verwaarloosde toestand. In 2007 werden projecten uitgetekend om de tuin te restaureren. De Jardin botanique d'Eala onderhoudt een samenwerkingsverband met de Belgische Nationale Plantentuin.
  
 
<br/>
 
<br/>
Line 26: Line 39:
 
*Pynaert, Léon, ''Les stations expérimentales le Jardin botanique d'Eala: esquisse historique, resultats acquis'', 1930. avenir
 
*Pynaert, Léon, ''Les stations expérimentales le Jardin botanique d'Eala: esquisse historique, resultats acquis'', 1930. avenir
 
*''Essences à bois cultivées au jardin botanique d’Eala'', 1931.
 
*''Essences à bois cultivées au jardin botanique d’Eala'', 1931.
*Staner, Pierre, ''Les aspects botaniques des environs du Jardin d’Eala, 1933.  
+
*Staner, Pierre, ''Les aspects botaniques des environs du Jardin d’Eala'', 1933.  
  
 
   
 
   
Line 32: Line 45:
  
 
===Bibliografie===
 
===Bibliografie===
 +
*[http://www.droitcongolais.info/files/7.60.2.-Decret-du-Roi-du-3-fevrier-1900_Creation-du-jardin-botanique-a-Eala.pdf Decret du Roi-Souverain du 3 février 1900 portant création d'un jardin botanique et d'essai à Eala].
 
* Robyns, W., [http://www.kaowarsom.be/documents/bbom/Tome_VIIa/Gentil.Theodore_Auguste_Louis_Francois.pdf « Théodore-Auguste-Louis-François Gentil], in: ''Biographie Belge d’Outre-Mer, Académie Royale des Sciences d’Outre-Mer'', 7 (1973), 247-250.
 
* Robyns, W., [http://www.kaowarsom.be/documents/bbom/Tome_VIIa/Gentil.Theodore_Auguste_Louis_Francois.pdf « Théodore-Auguste-Louis-François Gentil], in: ''Biographie Belge d’Outre-Mer, Académie Royale des Sciences d’Outre-Mer'', 7 (1973), 247-250.
 
*Diagre, Denis, ''Le Jardin botanique de Bruxelles. 1826-1912. Reflet de la Belgique, enfant de l'Afrique'', Brussel: Académie royale de Belgique. Editions, 2012, 195.
 
*Diagre, Denis, ''Le Jardin botanique de Bruxelles. 1826-1912. Reflet de la Belgique, enfant de l'Afrique'', Brussel: Académie royale de Belgique. Editions, 2012, 195.
*Pynaert, Léon en Lebied, E., [http://www.nzenzeflowerspauwels.be/Eala_Pynaert.pdf"Le jardin d'Eala", in: ''Zooléo. Nouv. Sér.'', 37 (1957), 211-230.
+
*Pynaert, Léon en Lebied, E., [http://www.nzenzeflowerspauwels.be/Eala_Pynaert.pdf"Le jardin d'Eala"], in: ''Zooléo. Nouv. Sér.'', 37 (1957), 211-230.
*Pauwels, L., [http://home.scarlet.be/~tsh77586/eala-kis.htm ''Les Jardins Botaniques d'Eala et de Kisantu (R.D. Congo, Afrique) centenaires (1900-2000)].
+
*Pauwels, L., [http://home.scarlet.be/~tsh77586/eala-kis.htm ''Les Jardins Botaniques d'Eala et de Kisantu (R.D. Congo, Afrique) centenaires (1900-2000)''].

Latest revision as of 15:57, 26 November 2024

Bron: Pynaert, Léon en Lebied, E., "Le jardin d'Eala », in: Zooléo. Nouv. Sér., 37 (1957), 211-230.


Botanische tuin in toenmalig Coquilhatstad, huidig Mbandaka, opgericht in 1900.


Historiek

De botanische tuin van Eala werd opgericht via koninklijk besluit van 3 februari 1900 (Leopold II) in de regio van toenmalig Coquilhatstad, bijna exact op de evenaar, aan de oever van de Rukirivier. Initiatiefnemer was de hoogleraar van de Rijkslandbouwhogeschool en raadgever van het landbouwprogramma van Congo-Vrijstaat Emile Laurent. Op Laurents advies werd in 1897 de jonge tuinbouwagronoom Louis Gentil in de functie van chef de culture naar Evenaarsprovincie gestuurd, om er prospectie voor een geschikte locatie voor een botanische tuin te doen. Gentil achtte een beboste vlakte aan de linkeroever van de Rukirivier geschikt. Tijdens een tweede expeditie - hij was ondertussen tot bosbouwkundig inspecteur gepromoveerd - maakte Gentil een verzameltocht langs botanische instellingen op de westkust van Afrika. Met een cargo van duizend driehonderd planten en honderd pakjes zaad bereikte hij ten slotte de gekozen locatie, waar hij onder leiding van Léon Pynaert, de eerste directeur, en diens assistent Marcel Laurent de collectie van de nieuwe tuin opstartte. De tuin kreeg de naam Jardin botanique de Eala mee. Op het driehonderd hectare groot domein konden bezoekers voortaan een netjes ingedeeld overzicht van de Afrikaanse flora bestuderen, maar zich ook vergapen aan planten die in de andere Congolese stations niet voorkwamen, zoals vanille- en peperplanten, bamboe, kokos- en suikerpalmen en andere Indische en Zuid-Amerikaanse gewassen. Ook werden een modelboerderij met landbouwdieren en een proeftuin voor cacaoplanten en andere rendementsgewassen ingericht. Zo'n 350 inheemse werklieden onderhielden het domein.


Léon Pynaert werd al gauw opgevolgd door Marcel Laurent en daarna door F. Seret. Onder deze opeenvolgende directeurs, en met de steun van de koloniale serres van Laken en de Plantentuin van Kisantu, opgericht in dezelfde periode door de jezuïetenbroeder Justin Gillet, ontwikkelde de proeftuin van Eala zich tot het brandpunt in een netwerk voor de introductie en acclimatisatie van rendementsgewassen, zoals koffie en rubberhoudende lianen. Het wetenschappelijk onderzoek dat in de tuin werd bedreven, had met andere woorden een duidelijk nutsoogmerk - voedselwinning en economische export - overigens net zoals de meeste wetenschapsinitiatieven in de kolonie. Botanische tuinen zoals deze van Eala, maar ook deze van Gillet in Kisantu waren daarom belangrijke spelers in het kolonisatieproces. Ze maakten deel uit van een kennis- en ruilnetwerk met andere proeftuinen en botanische tuinen, zoals deze van Buitenzorg (Java), en met tuinbouwfirma’s. Vanuit de tuin vertrokken bovendien regelmatig plantenstalen naar het moederland België, waar ze werden geïnventariseerd en op hun wetenschappelijk en economische waarde onderzocht, onder meer in de Koninklijke plantentuin van Laken, het Congomuseum (in het museumlaboratorium) en in Rijksplantentuin. Deze laatste instelling genoot een bijzondere band met de Tuin van Eala. Niet alleen was Gentil in 1902 - vanop afstand - tot medewerker van de Rijksplantentuin in Brussel benoemd, waardoor de Brusselse plantentuin nu een pion in Congo bezat, maar Leopold II zelf had de Rijksplantentuin tot bevoorrechte ontvanger van Eala's plantenstalen gemaakt. Het was Emile de Wildeman die voor de taak stond om de gigantische massa binnenkomende stalen te inventariseren en bestuderen. Het tropisch botanisch onderzoek betekende een enorm prestige voor de Brusselse instelling.


Na de overname van Congo-Vrijstaat door de Belgische regering ging het bestuur van de Botanische tuin van Eala over naar de koloniale landbouwadministratie van het ministerie van Koloniën. In deze periode werden een mycologisch en een parasitologisch laboratorium aan de proeftuin toegevoegd. Camille Vermoesen leidde er tot 1916 het laboratoriumonderzoek naar plantenziekten en de entomologist Mayné naar schadelijke insecten. Tussen 1913 en 1915 nam Camille Vermoesen ook korte tijd het directeurschap over de tuin waar. Hij richtte een herbarium in. Rond de jaren 1920 nam de landbouwingenieur Victor Goossens de leiding van de proeftuin. Onder zijn bewind werden een station voor het onderzoek nar oliehoudende palmen en een arboretum ingericht. Voor zijn echtgenote Marthe Fonatana, gediplomeerd tekenaar, betekende het een kans om zich op zelfstandige basis tot een expert in de Congolese mycologie te ontwikkelen. Ze legde een verzameling aan van de zwammen uit de streek, bestudeerde ze en legde ze vast in gedetailleerde aquarellen.

Personeeljaren20eala.png
Personeel van de tuin, jaren 1920. Bron: Piet, op: Wikimedia Commons.


In de jaren 1930 voerden achtereenvolgens Corbisier-Balland, Leemans (1936) en Coûteaux (1936-1938) het bewind. Vanaf 1928 kwam de administratie van de tuin in handen van de Régie des Plantations de la Colonie, die in 1933 werd omgedoopt tot Nationaal Instituut voor de Landbouwkunde in Belgisch Congo (NILCO). Vanaf dit moment werd Yangambi het brandpunt van de botanisch-wetenschappelijke bedrijvigheid, terwijl Eala de rol van reservoir van geïntroduceerde gewassen op zich nam.


Na de onafhankelijkheid bleef de tuin onder het beheer van het Institut National pour l’Étude et les Recherches Agronomiques, opvolger van het NILCO. In 2010 werd de tuin geïntegreerd in het Institut Congolais pour la Conservation de la Nature.


Vandaag

Vandaag bedraagt de oppervlakte van de tuin 370 hectares. De tuin herbergt 2500 verschillende soorten. De laatste decennia was ze omwille van gebrek aan personeel, subsidies en toeristische interesse in verwaarloosde toestand. In 2007 werden projecten uitgetekend om de tuin te restaureren. De Jardin botanique d'Eala onderhoudt een samenwerkingsverband met de Belgische Nationale Plantentuin.


Publicaties

  • In 1907 publiceerde de Tuin een eerste maal een catalogus van gecultiveerde planten: Liste générale des végétaux cultivés, 1907.
  • Jardin botanique d’Eala, district de l’équateur, Congo belge : liste générale des végétaux cultivés, 1911.
  • Leplae, Edmond, Un voyage agricole au Congo Belge. 1 : Plantations et élevages expérimentaux de l’état, jardin botanique d’Eala, domestication de l’éléphant d’Afrique, plantations de rapport, plantations et élevages des sociétés et des missions, Londen, 1918.
  • Catalogue des plantes utiles du Jardin botanique d'Eala et du Jardin d'essais, 1921.
  • Goossens, V., Catalogue des plantes du jardin botanique d’Eala (Congo belge), 1924. Met veel foto's en een plattegrond.
  • Pynaert, Léon, Les stations expérimentales le Jardin botanique d'Eala: esquisse historique, resultats acquis, 1930. avenir
  • Essences à bois cultivées au jardin botanique d’Eala, 1931.
  • Staner, Pierre, Les aspects botaniques des environs du Jardin d’Eala, 1933.



Bibliografie