Difference between revisions of "Wetenschap aan de Von Bissinguniversiteit"
m |
m |
||
Line 31: | Line 31: | ||
|[[Image: stober.jpg|350x350px|none]] | |[[Image: stober.jpg|350x350px|none]] | ||
|-align="left" valign="top" | |-align="left" valign="top" | ||
− | |width="100"|''' Franz Stöber werkte sinds 1888 aan de universiteit van Gent, aanvankelijk als assistent en vanaf 1910 als buitengewoon hoogleraar.'''<small>Bron: Knipselboek over de Vlaamsche Hogeschool te Gent, door Paul Fredericq.</small> | + | |width="100"|''' Franz Stöber werkte sinds 1888 aan de universiteit van Gent, aanvankelijk als assistent en vanaf 1910 als buitengewoon hoogleraar.''' <small>Bron: Knipselboek over de Vlaamsche Hogeschool te Gent, door Paul Fredericq.</small> |
|} | |} | ||
[[Haerens, Ernest (1859-1947)|Ernest Haerens]] was op zijn minst een vreemde vogel. De ingenieur stond al vóór de oorlog bekend als een zonderling man met een slechte onderwijsreputatie en vooral, als een rabiaat tegenstander van de vernederlandsing van de universiteit. Nu stond hij op de eerste rij voor de post van beheerder. Paul Fredericq, die het nieuws van Haerens’ aanstelling vernam, stelde meesmuilend dat hij van zo’n ‘geldman’ niets anders had verwacht. Ook de Duitsers waren verrast over zijn toezegging. Bij hen stond hij al bekend als ‘eine recht wenig imponierende Figur’ en bovendien ging het de ronde dat Haerens’ vrouw geen gebenedijd woord Nederlands sprak. Naast Haerens was ook buitengewoon hoogleraar aardwetenschappen en geografie [[Stöber, François (1862- )|Franz Friedrich Stöber]] bereid om zijn lessen mineralogie en kristallografie opnieuw op te nemen. Stöbers kennis van het Nederlands was niet erg goed – nog in 1915 had hij zichzelf niet ‘en mesure’ geacht om in die taal te doceren. Het waren kennelijk zijn Duitse roots die hem over de streep trokken om toch een ambt te aanvaarden. In ruil kreeg Stöber de promotie tot gewoon hoogleraar die hem door het oude universiteitsbestuur geweigerd was. | [[Haerens, Ernest (1859-1947)|Ernest Haerens]] was op zijn minst een vreemde vogel. De ingenieur stond al vóór de oorlog bekend als een zonderling man met een slechte onderwijsreputatie en vooral, als een rabiaat tegenstander van de vernederlandsing van de universiteit. Nu stond hij op de eerste rij voor de post van beheerder. Paul Fredericq, die het nieuws van Haerens’ aanstelling vernam, stelde meesmuilend dat hij van zo’n ‘geldman’ niets anders had verwacht. Ook de Duitsers waren verrast over zijn toezegging. Bij hen stond hij al bekend als ‘eine recht wenig imponierende Figur’ en bovendien ging het de ronde dat Haerens’ vrouw geen gebenedijd woord Nederlands sprak. Naast Haerens was ook buitengewoon hoogleraar aardwetenschappen en geografie [[Stöber, François (1862- )|Franz Friedrich Stöber]] bereid om zijn lessen mineralogie en kristallografie opnieuw op te nemen. Stöbers kennis van het Nederlands was niet erg goed – nog in 1915 had hij zichzelf niet ‘en mesure’ geacht om in die taal te doceren. Het waren kennelijk zijn Duitse roots die hem over de streep trokken om toch een ambt te aanvaarden. In ruil kreeg Stöber de promotie tot gewoon hoogleraar die hem door het oude universiteitsbestuur geweigerd was. | ||
Line 47: | Line 47: | ||
Ondanks de riante lonen en andere voordelen bleken weinig andere Belgische wetenschappers bereid tot medewerking. Het overgrote deel van zijn nieuwe hoogleraren diende de Studienkommission zur Vorbereitung unterrichtstechnischer an der Universität Gent bijgevolg buiten België te zoeken. Daarbij keek men vanuit taalkundig aspect in de eerste plaats naar Nederland. Het maakte de zoektocht er niet eenvoudiger op. Ook bij de bovenburen was ondertussen, onder leiding van Frans Van Cauwelaert, een campagne tegen de Vlaamsche Hoogeschool op gang gekomen. Dit maakte dat geen enkele van de aangeschreven Nederlandse hoogleraren nog zin had om zijn reputatie te verbranden voor een weinig stabiele positie in het buitenland. Het dreigement van de Nederlandse overheid om de nationaliteit af te nemen van wie in vreemde staatsdienst trad deed de rest van het werk. Daarom richtte het bestuur van de Hogeschool zich gaandeweg op Nederlandse universitairen die actief waren in Duitsland of een Germaanse afkomst hadden, en dus minder te vrezen hadden van het dreigement van overheidswege. | Ondanks de riante lonen en andere voordelen bleken weinig andere Belgische wetenschappers bereid tot medewerking. Het overgrote deel van zijn nieuwe hoogleraren diende de Studienkommission zur Vorbereitung unterrichtstechnischer an der Universität Gent bijgevolg buiten België te zoeken. Daarbij keek men vanuit taalkundig aspect in de eerste plaats naar Nederland. Het maakte de zoektocht er niet eenvoudiger op. Ook bij de bovenburen was ondertussen, onder leiding van Frans Van Cauwelaert, een campagne tegen de Vlaamsche Hoogeschool op gang gekomen. Dit maakte dat geen enkele van de aangeschreven Nederlandse hoogleraren nog zin had om zijn reputatie te verbranden voor een weinig stabiele positie in het buitenland. Het dreigement van de Nederlandse overheid om de nationaliteit af te nemen van wie in vreemde staatsdienst trad deed de rest van het werk. Daarom richtte het bestuur van de Hogeschool zich gaandeweg op Nederlandse universitairen die actief waren in Duitsland of een Germaanse afkomst hadden, en dus minder te vrezen hadden van het dreigement van overheidswege. | ||
− | <br/> | + | <br/>[[ Versluys, Jan (1873-1939)|Jan Versluys]] was zo iemand. Hij was een in Nederland geboren Duitser en was, op het moment dat de oorlog uitbrak, net gepromoveerd tot buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Giessen. Volgens de Studienkommission had de 43-jarige zoöloog veel sympathie voor Duitsland. Op de kandidatenlijst stond ook de 33-jarige [[Valeton, Josua (1883-1953)|Josua Valeton]], een Nederlander die aan de universiteit van Leipzig vertoefde en er met een Duitse was gehuwd.<ref>Volgens historicus Daniël Vanacker had hij er een doctoraat behaald en was hij er daarna gebleven. Mogelijks was dit een doctoraat in de Wijsbegeerte. Zijn doctorsdiploma in de scheikunde had hij te Arnhem behaald.</ref> De Studienkommission slaagde er ook in om Valetons schoonbroer [[Vollgraff, Johan (1877-1965)|Johan Vollgraff]] warm te maken voor het Vlaamse project. Voor de oorlog was Vollgraff privaatdocent aan de Universiteit Leiden. De Duitse bezetter promoveerde hem tot buitengewoon hoogleraar. Ook Vollgraff had ergens Duits bloed, al is niet zeker of dit nu zijn bereidwillige medewerking verklaart.<ref>[http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/vollgraff “Vollgraff, Johan Adriaan (1877-1965)”], op: ''Resources Huygens Instituut'', geraadpleegd op 16/05/2018.</ref> Ten slotte verklaarde ook [[Boeke, Hendrik (1881-1918)|Hendrik Enno Boeke]], een Nederlander die als gewoon hoogleraar een leerstoel aan de Universiteit Frankfurt am Main bezette, zich bereid om tijdelijk de lessen geografie en aardkunde op zich te nemen. |
− | [[ Versluys, Jan (1873-1939)|Jan Versluys]] was zo iemand. Hij was een in Nederland geboren Duitser en was, op het moment dat de oorlog uitbrak, net gepromoveerd tot buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Giessen. Volgens de Studienkommission had de 43-jarige zoöloog veel sympathie voor Duitsland. Op de kandidatenlijst stond ook de 33-jarige [[Valeton, Josua (1883-1953)|Josua Valeton]], een Nederlander die aan de universiteit van Leipzig vertoefde en er met een Duitse was gehuwd.<ref>Volgens historicus Daniël Vanacker had hij er een doctoraat behaald en was hij er daarna gebleven. Mogelijks was dit een doctoraat in de Wijsbegeerte. Zijn doctorsdiploma in de scheikunde had hij te Arnhem behaald.</ref> De Studienkommission slaagde er ook in om Valetons schoonbroer [[Vollgraff, Johan (1877-1965)|Johan Vollgraff]] warm te maken voor het Vlaamse project. Voor de oorlog was Vollgraff privaatdocent aan de Universiteit Leiden. De Duitse bezetter promoveerde hem tot buitengewoon hoogleraar. Ook Vollgraff had ergens Duits bloed, al is niet zeker of dit nu zijn bereidwillige medewerking verklaart.<ref>[http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/vollgraff “Vollgraff, Johan Adriaan (1877-1965)”], op: ''Resources Huygens Instituut'', geraadpleegd op 16/05/2018.</ref> Ten slotte verklaarde ook [[Boeke, Hendrik (1881-1918)|Hendrik Enno Boeke]], een Nederlander die als gewoon hoogleraar een leerstoel aan de Universiteit Frankfurt am Main bezette, zich bereid om tijdelijk de lessen geografie en aardkunde op zich te nemen. | ||
Line 55: | Line 54: | ||
<Br/> | <Br/> | ||
{|style"border="0" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | {|style"border="0" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | ||
− | |[[Image: rantsoenbon.jpg| | + | |[[Image: rantsoenbon.jpg|390x390px|none]] |
|-align="left" valign="top" | |-align="left" valign="top" | ||
|width="100"|'''Hoogleraren kregen allerlei voordelen zoals vleesrantsoenbonnen, tot afgunst van de critici. In werkelijkheid was er door de geïsoleerde ligging van Gent vaak niet eens voldoende basisvoeding te verkrijgen.''' <small>© Collectie Universiteitsarchief Gent.</small> | |width="100"|'''Hoogleraren kregen allerlei voordelen zoals vleesrantsoenbonnen, tot afgunst van de critici. In werkelijkheid was er door de geïsoleerde ligging van Gent vaak niet eens voldoende basisvoeding te verkrijgen.''' <small>© Collectie Universiteitsarchief Gent.</small> | ||
Line 62: | Line 61: | ||
<br/>Anderen hadden dan weer niet het vereiste diploma. Zo werd in het tweede academiejaar hulp gezocht en gevonden bij [[Kortmulder, Richard (1886- )|Richard Kortmulder]]. Hij had geen wetenschapsdiploma, maar had aan de faculteit van Letteren en Wijsbegeerte gestudeerd. Dat hij leraar rekenkunde en natuurwetenschappen aan de zeevaartschool van Rotterdam was, was niettemin overtuigend genoeg om hem voor de hogere wiskundevakken van de doctoraatsopleiding in te schakelen. [[Witsenburg, Emiel (1875-1962)|Emiel Witsenburg]], de leraar scheikunde die in het derde jaar het professorenkorps van de wetenschapsfaculteit vervoegde, had zelfs geen doctorstitel. Hij werd wel in één ruk tot gewoon hoogleraar benoemd, bovendien als bestbetaalde van de groep gewoon hoogleraren. Daarmee wipte hij moeiteloos over zijn jongere, gediplomeerde collega’s heen. De Duitse bezetter nam immers naast merites, ook reputatie, leeftijd en in sommige gevallen persoonlijke eisen van de kandidaat in acht bij het verlenen van titel en salaris.<ref>Minnaert bleeft tot aan het einde van de Hoogeschool in de positie van docent en de 33-jarige Valeton, de 30-jarige Kortmulder en de 29-jarige Brulez bleven buitengewoon hoogleraar. De oudere De Bruyker en Vollgraff ontvingen wel een promotie. Waar in theorie gewoon hoogleraren van de Hoogeschool recht hadden op een wedde van 8000 frank, en de buitengewoon hoogleraren op een van 6000 frank, verschilden de wedden in de praktijk soms aanzienlijk. Zo ontving Witsenburg maar liefst 12000 frank.</ref> | <br/>Anderen hadden dan weer niet het vereiste diploma. Zo werd in het tweede academiejaar hulp gezocht en gevonden bij [[Kortmulder, Richard (1886- )|Richard Kortmulder]]. Hij had geen wetenschapsdiploma, maar had aan de faculteit van Letteren en Wijsbegeerte gestudeerd. Dat hij leraar rekenkunde en natuurwetenschappen aan de zeevaartschool van Rotterdam was, was niettemin overtuigend genoeg om hem voor de hogere wiskundevakken van de doctoraatsopleiding in te schakelen. [[Witsenburg, Emiel (1875-1962)|Emiel Witsenburg]], de leraar scheikunde die in het derde jaar het professorenkorps van de wetenschapsfaculteit vervoegde, had zelfs geen doctorstitel. Hij werd wel in één ruk tot gewoon hoogleraar benoemd, bovendien als bestbetaalde van de groep gewoon hoogleraren. Daarmee wipte hij moeiteloos over zijn jongere, gediplomeerde collega’s heen. De Duitse bezetter nam immers naast merites, ook reputatie, leeftijd en in sommige gevallen persoonlijke eisen van de kandidaat in acht bij het verlenen van titel en salaris.<ref>Minnaert bleeft tot aan het einde van de Hoogeschool in de positie van docent en de 33-jarige Valeton, de 30-jarige Kortmulder en de 29-jarige Brulez bleven buitengewoon hoogleraar. De oudere De Bruyker en Vollgraff ontvingen wel een promotie. Waar in theorie gewoon hoogleraren van de Hoogeschool recht hadden op een wedde van 8000 frank, en de buitengewoon hoogleraren op een van 6000 frank, verschilden de wedden in de praktijk soms aanzienlijk. Zo ontving Witsenburg maar liefst 12000 frank.</ref> | ||
− | |||
− | |||
<br/> | <br/> | ||
− | {|style"border="0" align=" | + | {|style"border="0" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px |
|[[Image: valeton.jpg|350x350px|none]] | |[[Image: valeton.jpg|350x350px|none]] | ||
|-align="left" valign="top" | |-align="left" valign="top" | ||
|width="100"|'''Josué Valeton werd aangeworven omwille van zijn expertise in algemene en fysische scheikunde.''' <small>Bron: Knipselboek over de Vlaamsche Hogeschool te Gent, door Paul Fredericq.</small> | |width="100"|'''Josué Valeton werd aangeworven omwille van zijn expertise in algemene en fysische scheikunde.''' <small>Bron: Knipselboek over de Vlaamsche Hogeschool te Gent, door Paul Fredericq.</small> | ||
|} | |} | ||
− | Anti-activistische critici bestempelden deze docenten als profiteurs, die uit waren op een lucratieve promotie. Inderdaad waren sommigen vooral uit op de hoge lonen, de makkelijke promotiemogelijkheden en andere voordelen, zoals vlees- en kolenrantsoenen. Sommige docenten bedisselden herhaaldelijk persoonlijke loonopslagen en extra vergoedingen, zich goed bewust van de behoeftige positie waarin de Studiecommissie zich bevond. Van mannen zoals Haerens was bekend dat ze werkingskredieten verdonkeremaanden. Niettemin lijkt het erop dat vele van de nieuwe docenten vanuit een zuivere passie voor de Vlaamse zaak waren toegetreden. Van anderen is dan weer duidelijk dat hun liefde voor wetenschap en onderwijs hen over de brug deed komen. Dit was het oordeel van de in Gent gestationeerde Duitse soldaat Herman Nohl over de scheikundeprofessor Valeton: ‘Ihm läge doch eigentlich am vlämischen nichts, nur an der Wissenschaft’. | + | Ten slotte werd aan sommige docenten gevraagd om vakken te doceren die ver buiten hun specialisme lagen. Dit was het geval voor [[Boeke, Hendrik (1881-1918)|Boeke]]. Hoewel hij een doctor in de chemie was, die zich daarna specialiseerde in mineralogie en petrografie, werd hij de geograaf en de geoloog van dienst. Valeton, die als kersvers doctor in de mathematische en fysische wetenshappen de vakken anorganische chemie, inclusief practica op zich nam. Minnaert was bioloog van opleiding maar doceerde fysica. |
+ | |||
+ | <br/>Anti-activistische critici bestempelden deze docenten als profiteurs, die uit waren op een lucratieve promotie. Inderdaad waren sommigen vooral uit op de hoge lonen, de makkelijke promotiemogelijkheden en andere voordelen, zoals vlees- en kolenrantsoenen. Sommige docenten bedisselden herhaaldelijk persoonlijke loonopslagen en extra vergoedingen, zich goed bewust van de behoeftige positie waarin de Studiecommissie zich bevond. Van mannen zoals Haerens was bekend dat ze werkingskredieten verdonkeremaanden. Niettemin lijkt het erop dat vele van de nieuwe docenten vanuit een zuivere passie voor de Vlaamse zaak waren toegetreden. Van anderen is dan weer duidelijk dat hun liefde voor wetenschap en onderwijs hen over de brug deed komen. Dit was het oordeel van de in Gent gestationeerde Duitse soldaat Herman Nohl over de scheikundeprofessor Valeton: ‘Ihm läge doch eigentlich am vlämischen nichts, nur an der Wissenschaft’. | ||
<br/> | <br/> | ||
Line 87: | Line 86: | ||
<br/>De Vlaamsche wetenschapsfaculteit had namelijk, zeker vanaf het tweede academiejaar steeds meer af te rekenen met gebrek aan materialen. Heel wat van de laboratoriuminstrumenten, meet- en fototoestellen en recipiënten zoals platina kroezen waren al in het eerste oorlogsjaar verdwenen. De veiligheidsbeperkingen voor import maakten het erg moeilijk om die te vervangen. Ook reagentia en andere grondstoffen voor het experiment ontbraken. Naarmate de Duitsers steeds meer materialen voor hun oorlogsmachine opeisten, werden de tekorten onwerkbaar. Meer algemeen had het grote kolentekort als gevolg dat bij gebrek aan verwarming de practicumlessen regelmatig werden geschorst. Verbruik van gas voor verlichting bij onderzoek en studie werd dan weer door de bezetter niet toegelaten. Ten slotte werkte de honger ook danig op het gemoed van de docenten, die bij bosjes ziek vielen. | <br/>De Vlaamsche wetenschapsfaculteit had namelijk, zeker vanaf het tweede academiejaar steeds meer af te rekenen met gebrek aan materialen. Heel wat van de laboratoriuminstrumenten, meet- en fototoestellen en recipiënten zoals platina kroezen waren al in het eerste oorlogsjaar verdwenen. De veiligheidsbeperkingen voor import maakten het erg moeilijk om die te vervangen. Ook reagentia en andere grondstoffen voor het experiment ontbraken. Naarmate de Duitsers steeds meer materialen voor hun oorlogsmachine opeisten, werden de tekorten onwerkbaar. Meer algemeen had het grote kolentekort als gevolg dat bij gebrek aan verwarming de practicumlessen regelmatig werden geschorst. Verbruik van gas voor verlichting bij onderzoek en studie werd dan weer door de bezetter niet toegelaten. Ten slotte werkte de honger ook danig op het gemoed van de docenten, die bij bosjes ziek vielen. | ||
− | <Br/>Misschien even problematisch was het gebrek aan handboeken en publicaties. Het was erg moeilijk, zoniet onmogelijk om Nederlandstalige vakliteratuur te beamchtigen. Door de geïsoleerde ligging van Gent in het etappengebied bereikten goederen moeizaam de stad. Daarbij kwam dat er binnen België sowieso slechts weinig wetenschappelijke handboeken in het Nederlands geproduceerd. Bijgevolg behielp men zich in sommige gevallen met Duitse werken. Om aan de lacune tegemoet te komen, spoorde de Studienkommission de hoogleraren aan om zelf te publiceren. Ze gaf ze ook taalopdrachten, zoals het ontwikkelen van Nederlandstalige terminologie. Met dat doel werd ook een Gentsch Genootschap voor Geneeskunde en Natuurwetenschappen opgericht en werd de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde nieuw leven ingeblazen. Het publiceren kwam nochtans niet erg goed op gang. Het proffenkorps besteedde al zijn tijd aan de voorbereiding van nieuwe colleges. | + | <Br/> |
+ | {|style"border="0" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | ||
+ | |[[Image: minnaert.jpg|350x350px|none]] | ||
+ | |-align="left" valign="top" | ||
+ | |width="100"|'''De aanwerving van piepjonge docenten zoals Marcel Minnaert aanwerven was volgens het universiteitsbestuur geen zwaktebod, maar wel een manier om een jeugdige en eigentijdse dynamiek de aula binnen te loodsen.''' <small>Bron: Knipselboek over de Vlaamsche Hogeschool te Gent, door Paul Fredericq.</small> | ||
+ | |} | ||
+ | Misschien even problematisch was het gebrek aan handboeken en publicaties. Het was erg moeilijk, zoniet onmogelijk om Nederlandstalige vakliteratuur te beamchtigen. Door de geïsoleerde ligging van Gent in het etappengebied bereikten goederen moeizaam de stad. Daarbij kwam dat er binnen België sowieso slechts weinig wetenschappelijke handboeken in het Nederlands geproduceerd. Bijgevolg behielp men zich in sommige gevallen met Duitse werken. Om aan de lacune tegemoet te komen, spoorde de Studienkommission de hoogleraren aan om zelf te publiceren. Ze gaf ze ook taalopdrachten, zoals het ontwikkelen van Nederlandstalige terminologie. Met dat doel werd ook een Gentsch Genootschap voor Geneeskunde en Natuurwetenschappen opgericht en werd de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde nieuw leven ingeblazen. Het publiceren kwam nochtans niet erg goed op gang. Het proffenkorps besteedde al zijn tijd aan de voorbereiding van nieuwe colleges. | ||
<Br/ >In werkelijkheid maakten de beperkingen van de oorlogsomstandigheden en van de taalvoorwaarden de lespraktijk dus net heel erg moeilijk. Daarbij kwam nog dat de docenten, in het bijzonder de Belgische, dan wel lippendienst pleegden aan een nieuw, moderne onderwijspedagogiek, maar dat ze in de praktijk worstelden om de nieuwe pedagogische ideeën in hun colleges te implementeren. Ze bleven, aldus het relaas van een student, ‘veelal schools en Oud-belgies’ in hun opvattingen over de lespraktijk.<ref>Studentenleider Geo Van Tichelen, geciteerd in: Vanacker, Daniël, ''Het activistisch avontuur'', Gent, 2006, 173.</ref> | <Br/ >In werkelijkheid maakten de beperkingen van de oorlogsomstandigheden en van de taalvoorwaarden de lespraktijk dus net heel erg moeilijk. Daarbij kwam nog dat de docenten, in het bijzonder de Belgische, dan wel lippendienst pleegden aan een nieuw, moderne onderwijspedagogiek, maar dat ze in de praktijk worstelden om de nieuwe pedagogische ideeën in hun colleges te implementeren. Ze bleven, aldus het relaas van een student, ‘veelal schools en Oud-belgies’ in hun opvattingen over de lespraktijk.<ref>Studentenleider Geo Van Tichelen, geciteerd in: Vanacker, Daniël, ''Het activistisch avontuur'', Gent, 2006, 173.</ref> |
Revision as of 12:47, 4 June 2018
Onbekwamen en onwilligen
Een bont allegaartje
Ernest Haerens was op zijn minst een vreemde vogel. De ingenieur stond al vóór de oorlog bekend als een zonderling man met een slechte onderwijsreputatie en vooral, als een rabiaat tegenstander van de vernederlandsing van de universiteit. Nu stond hij op de eerste rij voor de post van beheerder. Paul Fredericq, die het nieuws van Haerens’ aanstelling vernam, stelde meesmuilend dat hij van zo’n ‘geldman’ niets anders had verwacht. Ook de Duitsers waren verrast over zijn toezegging. Bij hen stond hij al bekend als ‘eine recht wenig imponierende Figur’ en bovendien ging het de ronde dat Haerens’ vrouw geen gebenedijd woord Nederlands sprak. Naast Haerens was ook buitengewoon hoogleraar aardwetenschappen en geografie Franz Friedrich Stöber bereid om zijn lessen mineralogie en kristallografie opnieuw op te nemen. Stöbers kennis van het Nederlands was niet erg goed – nog in 1915 had hij zichzelf niet ‘en mesure’ geacht om in die taal te doceren. Het waren kennelijk zijn Duitse roots die hem over de streep trokken om toch een ambt te aanvaarden. In ruil kreeg Stöber de promotie tot gewoon hoogleraar die hem door het oude universiteitsbestuur geweigerd was.
Ondanks de riante lonen en andere voordelen bleken weinig andere Belgische wetenschappers bereid tot medewerking. Het overgrote deel van zijn nieuwe hoogleraren diende de Studienkommission zur Vorbereitung unterrichtstechnischer an der Universität Gent bijgevolg buiten België te zoeken. Daarbij keek men vanuit taalkundig aspect in de eerste plaats naar Nederland. Het maakte de zoektocht er niet eenvoudiger op. Ook bij de bovenburen was ondertussen, onder leiding van Frans Van Cauwelaert, een campagne tegen de Vlaamsche Hoogeschool op gang gekomen. Dit maakte dat geen enkele van de aangeschreven Nederlandse hoogleraren nog zin had om zijn reputatie te verbranden voor een weinig stabiele positie in het buitenland. Het dreigement van de Nederlandse overheid om de nationaliteit af te nemen van wie in vreemde staatsdienst trad deed de rest van het werk. Daarom richtte het bestuur van de Hogeschool zich gaandeweg op Nederlandse universitairen die actief waren in Duitsland of een Germaanse afkomst hadden, en dus minder te vrezen hadden van het dreigement van overheidswege.
‘Incompetent en incapabel!’
Tegenstanders van de Vlaamse universiteit hadden weinig goeds over deze nieuwe docentenkliek te zeggen. ‘Des incompetents ou des incapables’, zo omschreef de pers hen.[6] Van de Duitsers, met hun uitstekende wetenschapsinstellingen had men niet dergelijk organisatorisch amateurisme verwacht, klonk het na de capitulatie meesmuilend. Sommigen kwamen maar liefst vers van de schoolbanken, zoals Valeton, die bijgevolg nul onderwijservaring op het rekwest had. Schabouwelijk vonden critici het geval van de 23-jarige Minnaert, die omwille van de oorlogsperikelen nog student was op het moment dat de Studiecommissie hem tot docent aanstelde. Mogelijks had de commissie, die gevoelig was voor dergelijke kritieken, Minnaert in versnelde procedure het diploma verleend. Zijn curriculum vermeldt 24 juni 1915 af afstudeerdatum, moment waarop de universiteit al één jaar gesloten was.
Ten slotte werd aan sommige docenten gevraagd om vakken te doceren die ver buiten hun specialisme lagen. Dit was het geval voor Boeke. Hoewel hij een doctor in de chemie was, die zich daarna specialiseerde in mineralogie en petrografie, werd hij de geograaf en de geoloog van dienst. Valeton, die als kersvers doctor in de mathematische en fysische wetenshappen de vakken anorganische chemie, inclusief practica op zich nam. Minnaert was bioloog van opleiding maar doceerde fysica.
Nieuw onderwijs voor een nieuwe universiteit
Tussen droom en daad
Misschien even problematisch was het gebrek aan handboeken en publicaties. Het was erg moeilijk, zoniet onmogelijk om Nederlandstalige vakliteratuur te beamchtigen. Door de geïsoleerde ligging van Gent in het etappengebied bereikten goederen moeizaam de stad. Daarbij kwam dat er binnen België sowieso slechts weinig wetenschappelijke handboeken in het Nederlands geproduceerd. Bijgevolg behielp men zich in sommige gevallen met Duitse werken. Om aan de lacune tegemoet te komen, spoorde de Studienkommission de hoogleraren aan om zelf te publiceren. Ze gaf ze ook taalopdrachten, zoals het ontwikkelen van Nederlandstalige terminologie. Met dat doel werd ook een Gentsch Genootschap voor Geneeskunde en Natuurwetenschappen opgericht en werd de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde nieuw leven ingeblazen. Het publiceren kwam nochtans niet erg goed op gang. Het proffenkorps besteedde al zijn tijd aan de voorbereiding van nieuwe colleges.
Einde van het activistisch onderwijsavontuur
Het nakende einde van de Wereldoorlog luidde ook het laatste couplet voor de Vlaamsche Hoogeschool in. Bij aanvang van het schooljaar in oktober werd nog een nieuw inlichtingenboekje uitgegeven en de inschrijvingen liepen goed. Maar niet lang daarna verhaalden studenten hoe hoogleraren niet meer kwamen opdagen in de aula. Eind oktober sloot de Vlaamsche Hoogeschool de deuren. Het gros van de hoogleraren ontving als salut een drie maand salaris, plus een rijkelijke schadevergoeding. In de nacht van 10 op 11 november 1918 ontruimden de Duitsers Gent. In de daaropvolgende dagen werd afgerekend met alles wat Germaans of activistisch was. De Vlaamsche Hoogeschool kwam daarbij in het oog van de storm.
|
Archief en gedrukte bronnen
- Archief UGent, “A l'Université de gand. Un manifeste du corps professoral / Au nom du conseil académique de l'Université de Gand, Le Secrétaire du Conseil académique E. Eeman, Le Recteur M. Schoentjes”, krantenknipsel.
- Archief UGent, Knipsel over Nederlandse hoogleraren die door de Duitsers worden gevraagd om aan de Vlaamsche Hoogeschool in Gent les te komen geven, [26 augustus 1916], krantenknipsel.
- Archief UGent, Knipselboek over de Vlaamsche Hogeschool te Gent, door Paul Fredericq, [1917-1918], knipselboek met onder meer portretten.
- Université de Gand. Programme des cours, 1913-1914, Gent, 1914.
- Universiteit te Gent. Voor de studenten, inlichtingen en wenken, Gent, 1916-1917.
- Hoogeschool te Gent : programma der lessen 1916-1917. Tweede uitgave, Gent, 1917. (academiejaar 1)
- 's Rijks Hoogeschool te Gent : programma der lessen 1917-1918. Tweede uitgave, Gent, 1918. (academiejaar 2)
- De Vlaamse Hoogeschool te Gent. Inlichtingsboekje voor zij die aan de Staatsuniversiteit te Gent willen studeeren. Academisch jaar 1918-1919, 2 (1918). (academiejaar 3)
- Université de Gand. Programme des cours, 1919-1920 tot 1922-1923, Gent, 1920 tot 1923.
- De Bruyker, Caesar, Prof. C. De Bruyker en de Vlaamsche Hoogeschool voor het Belgisch gerecht, 5-17 juli 1920, Gent.
- Uit het archief van Frans van Cauwelaert. 1 : Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek 1895-1918, Antwerpen, 1971.
Literatuur
- Liber memorialis 1880-1960, Gent, 1960.
- Langendries, Elienne, De “Vlaamsche hoogeschool” te Gent (1916-1918) : A. Overzicht van Duitse initiatieven bij het ontstaan. Een bronnenuitgave, Gent, 1984.
- Langendries, Elienne, De “Vlaamsche hoogeschool” te Gent (1916-1918) : B. Gegevens omtrent aanvang, uitstraling en einde. Een bronnenuitgave, Gent, 1985.
- Dedeurwaerder, Joris, Professor Speleers: een biografie, Gent, 2002.
- Thys, Walter (red.), Ein Landsturmmann im Himmel. Flandern und der Erste Weltkrieg in den Briefen von Herman Nohl an seine Frau, Leipzig, 2005.
- Vanacker, Daniël, Het activistisch avontuur, Gent, 2006.
- Loockx, Kristof , Vlaamsche studenten, komt naar Gent! Vlaamsche studenten, komt naar Gent! Prosopografie van de studentenbevolking aan de Vlaamse Hogeschool 1916-1918, Masterscriptie, Departement Geschiedenis, Gent, 2013.
- Loockx, Kristof, "Een nieuwe kijk op de Vlaamse Hogeschool: de Duitse bezettingspolitiek en de universiteiten van Gent en Warschau tijdens de Eerste Wereldoorlog in een transnationaal perspectief", in: Wetenschappelijke tijdingen op het gebied van de geschiedenis van de Vlaamse beweging, 74 (2015), nr. 2, 142-167.
- ↑ De weerzin groeide nog nadat in 1916 de hoogleraren Henri Pirenne en Paul Fredericq, die de heropening steeds hadden bekampt, gevangen waren gezet.
- ↑ Ook Schoentjes verwees in het slot van zijn brief naar zijn geweten en zijn gelofte aan de universiteit.
- ↑ In totaal zegden acht hoogleraren van de oude universiteit hun medewerking toe.
- ↑ Volgens historicus Daniël Vanacker had hij er een doctoraat behaald en was hij er daarna gebleven. Mogelijks was dit een doctoraat in de Wijsbegeerte. Zijn doctorsdiploma in de scheikunde had hij te Arnhem behaald.
- ↑ “Vollgraff, Johan Adriaan (1877-1965)”, op: Resources Huygens Instituut, geraadpleegd op 16/05/2018.
- ↑ Archief Ugent, “A l'Université de gand. Un manifeste du corps professoral / Au nom du conseil académique de l'Université de Gand, Le Secrétaire du Conseil académique E. Eeman, Le Recteur M. Schoentjes”, krantenknipsel Universiteit Gent.
- ↑ Minnaert bleeft tot aan het einde van de Hoogeschool in de positie van docent en de 33-jarige Valeton, de 30-jarige Kortmulder en de 29-jarige Brulez bleven buitengewoon hoogleraar. De oudere De Bruyker en Vollgraff ontvingen wel een promotie. Waar in theorie gewoon hoogleraren van de Hoogeschool recht hadden op een wedde van 8000 frank, en de buitengewoon hoogleraren op een van 6000 frank, verschilden de wedden in de praktijk soms aanzienlijk. Zo ontving Witsenburg maar liefst 12000 frank.
- ↑ Het ging om één practicum per semester in het eerste jaar en vier in elk semester van het tweede jaar.
- ↑ Dit zowel voor de studenten die zich voorbereidden op een studie in de geneeskunde, apothekersstudies en veeartsenij, als voor zij die verder studeerden aan de wetenschapsfaculteit. Het ging om drie uur practicum in elk semester van elk kandidatuursjaar.
- ↑ De Vlaamsche hoogeschool te Gent. Inlichtingsboekje voor hen die gedurende het academisch jaar 1917-1918 aan de Staatsuniversiteit te Gent willen studeeren, 1 (1917), 30.
- ↑ De focus op praktische kennis kwam ook tot uiting in de oprichting van een Hoogere Land- en Tuinbouwschool, een diergeneeskundig instituut en een mijnbouwafdeling bij de speciale scholen.
- ↑ In het academiejaar 1917-1918 kwam men hier deels op terug en werden in het tweede kandidatuursjaar wis- en natuurkunde alle scheikunde, inclusief practica geschrapt.
- ↑ De Vlaamse Hoogeschool te Gent. Inlichtingsboekje voor zij die aan de Staatsuniversiteit te Gent willen studeeren. Academisch jaar 1918-1919, 2 (1918), 40.
- ↑ De Vlaamse Hoogeschool te Gent. Inlichtingsboekje voor zij die aan de Staatsuniversiteit te Gent willen studeeren. Academisch jaar 1918-1919, 2 (1918), 43.
- ↑ Studentenleider Geo Van Tichelen, geciteerd in: Vanacker, Daniël, Het activistisch avontuur, Gent, 2006, 173.