Difference between revisions of "Wetenschap aan de Von Bissinguniversiteit"
m |
m |
||
Line 36: | Line 36: | ||
<br/>Ook voor enkele lagergeplaatste Nederlandssprekende personeelsleden bood zich een mooie gelegenheid tot promotie aan. [[De Bruyker, Caesar (1878-1924)|Caesar De Bruyker]], vurig pleitbezorger voor de vernederlandsing van de wetenschap, was vóór de oorlog werkleider in het botanisch laboratorium van [[MacLeod, Julius (1857-1919)|Julius MacLeod]] geweest en werd door de bezetter de positie van zijn gevluchte leermeester aangeboden. Ook oud-studenten werden ingeschakeld. De uitgesproken Vlaamsgezinde voorvechter en medeoprichter van Jong-Vlaanderen [[Minnaert, Marcel (1893-1970)|Marcel Minnaert]] werd voor de post van docent fysica gerekruteerd. De 27-jarige West-Vlaamse ingenieur [[Brulez, Fernand (1887-1976)|Fernand Brulez]], in 1909 afgestudeerd aan de Ecoles Spéciales, kon onmiddellijk als buitengewoon hoogleraar en directeur van het Wiskundig Instituut aan de slag. Als lid van Jong-Vlaanderen was Brulez een onwankelbaar Vlaams voorvechter. | <br/>Ook voor enkele lagergeplaatste Nederlandssprekende personeelsleden bood zich een mooie gelegenheid tot promotie aan. [[De Bruyker, Caesar (1878-1924)|Caesar De Bruyker]], vurig pleitbezorger voor de vernederlandsing van de wetenschap, was vóór de oorlog werkleider in het botanisch laboratorium van [[MacLeod, Julius (1857-1919)|Julius MacLeod]] geweest en werd door de bezetter de positie van zijn gevluchte leermeester aangeboden. Ook oud-studenten werden ingeschakeld. De uitgesproken Vlaamsgezinde voorvechter en medeoprichter van Jong-Vlaanderen [[Minnaert, Marcel (1893-1970)|Marcel Minnaert]] werd voor de post van docent fysica gerekruteerd. De 27-jarige West-Vlaamse ingenieur [[Brulez, Fernand (1887-1976)|Fernand Brulez]], in 1909 afgestudeerd aan de Ecoles Spéciales, kon onmiddellijk als buitengewoon hoogleraar en directeur van het Wiskundig Instituut aan de slag. Als lid van Jong-Vlaanderen was Brulez een onwankelbaar Vlaams voorvechter. | ||
− | <br/>In het derde jaar keek de Studienkommission zur Vorbereitung unterrichtstechnischer an der Universität Gent bij gebrek aan interne kandidaten ook buiten de universiteit. [[Van den Berghe, Ernest|Ernest Van Den Berghe]] werd het hof gemaakt. Van den Berghe was hoofdingenieur bij de Spoorwegen te Doornik, - met andere woorden een topambtenaar - en liet zich aanvankelijk moeilijk overtuigen. Aan de Vlaamsche Hoogeschool klom hij snel op tot gewoon hoogleraar. Zijn aanwerving was vooral voor de opleiding van de Technische Scholen van belang. | + | <br/>In het derde jaar keek de Studienkommission zur Vorbereitung unterrichtstechnischer an der Universität Gent bij gebrek aan interne kandidaten ook buiten de universiteit. [[Van den Berghe, Ernest (1868- )|Ernest Van Den Berghe]] werd het hof gemaakt. Van den Berghe was hoofdingenieur bij de Spoorwegen te Doornik, - met andere woorden een topambtenaar - en liet zich aanvankelijk moeilijk overtuigen. Aan de Vlaamsche Hoogeschool klom hij snel op tot gewoon hoogleraar. Zijn aanwerving was vooral voor de opleiding van de Technische Scholen van belang. |
<Br/> | <Br/> | ||
Line 46: | Line 46: | ||
Ondanks de riante lonen en andere voordelen bleken weinig andere Belgische wetenschappers bereid tot medewerking. Het overgrote deel van zijn nieuwe hoogleraren diende de Studienkommission bijgevolg buiten België te zoeken. Daarbij keek men vanuit taalkundig aspect in de eerste plaats richting Nederland. Het maakte de zoektocht er niet eenvoudiger op. Ook bij de bovenburen was ondertussen, onder leiding van Frans Van Cauwelaert, een campagne tegen de Vlaamsche Hoogeschool op gang gekomen. Dit maakte dat geen enkele van de aangeschreven Nederlandse hoogleraren nog zin had om zijn reputatie te verbranden voor een weinig stabiele positie in het buitenland. Het dreigement van de Nederlandse overheid om de nationaliteit af te nemen van wie in vreemde staatsdienst trad deed de rest van het werk. Daarom richtte het bestuur van de Hogeschool zich gaandeweg op Nederlandse universitairen die actief waren in Duitsland of een Germaanse afkomst hadden, en dus minder te vrezen hadden van het dreigement van overheidswege. | Ondanks de riante lonen en andere voordelen bleken weinig andere Belgische wetenschappers bereid tot medewerking. Het overgrote deel van zijn nieuwe hoogleraren diende de Studienkommission bijgevolg buiten België te zoeken. Daarbij keek men vanuit taalkundig aspect in de eerste plaats richting Nederland. Het maakte de zoektocht er niet eenvoudiger op. Ook bij de bovenburen was ondertussen, onder leiding van Frans Van Cauwelaert, een campagne tegen de Vlaamsche Hoogeschool op gang gekomen. Dit maakte dat geen enkele van de aangeschreven Nederlandse hoogleraren nog zin had om zijn reputatie te verbranden voor een weinig stabiele positie in het buitenland. Het dreigement van de Nederlandse overheid om de nationaliteit af te nemen van wie in vreemde staatsdienst trad deed de rest van het werk. Daarom richtte het bestuur van de Hogeschool zich gaandeweg op Nederlandse universitairen die actief waren in Duitsland of een Germaanse afkomst hadden, en dus minder te vrezen hadden van het dreigement van overheidswege. | ||
− | <br/>[[ Versluys, Jan (1873-1939)|Jan Versluys]] was zo iemand. Hij was een in Nederland geboren Duitser en was, op het moment dat de oorlog uitbrak, net gepromoveerd tot buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Giessen. Volgens de Studienkommission had de 43-jarige zoöloog veel sympathie voor Duitsland. Op de kandidatenlijst stond ook de 33-jarige [[Valeton, Josua (1883-1953)|Josua Valeton]], een Nederlander die aan de universiteit van Leipzig vertoefde en er met een Duitse was gehuwd.<ref>Volgens historicus Daniël Vanacker had hij er een doctoraat behaald en was hij er daarna gebleven. Mogelijks was dit een doctoraat in de Wijsbegeerte. Zijn doctorsdiploma in de scheikunde had hij te Arnhem behaald.</ref> De Studienkommission slaagde er ook in om Valetons schoonbroer [[Vollgraff, Johan (1877-1965)|Johan Vollgraff]] warm te maken voor het Vlaamse project. Voor de oorlog was Vollgraff privaatdocent aan de Universiteit Leiden. De Duitse bezetter promoveerde hem tot buitengewoon hoogleraar. Ook Vollgraff had ergens Duits bloed, al is niet zeker of dit nu zijn bereidwillige medewerking verklaart.<ref>[http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/vollgraff “Vollgraff, Johan Adriaan (1877-1965)”], op: ''Resources Huygens Instituut'', geraadpleegd op 16/05/2018.</ref> Ten slotte verklaarde ook [[Boeke, Hendrik (1881-1918)|Hendrik Enno Boeke]], een Nederlander die als gewoon hoogleraar een leerstoel aan de Universiteit Frankfurt am Main bezette, zich bereid om tijdelijk de lessen geografie en aardkunde op zich te nemen. | + | <br/>[[Versluys, Jan (1873-1939)|Jan Versluys]] was zo iemand. Hij was een in Nederland geboren Duitser en was, op het moment dat de oorlog uitbrak, net gepromoveerd tot buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Giessen. Volgens de Studienkommission had de 43-jarige zoöloog veel sympathie voor Duitsland. Op de kandidatenlijst stond ook de 33-jarige [[Valeton, Josua (1883-1953)|Josua Valeton]], een Nederlander die aan de universiteit van Leipzig vertoefde en er met een Duitse was gehuwd.<ref>Volgens historicus Daniël Vanacker had hij er een doctoraat behaald en was hij er daarna gebleven. Mogelijks was dit een doctoraat in de Wijsbegeerte. Zijn doctorsdiploma in de scheikunde had hij te Arnhem behaald.</ref> De Studienkommission slaagde er ook in om Valetons schoonbroer [[Vollgraff, Johan (1877-1965)|Johan Vollgraff]] warm te maken voor het Vlaamse project. Voor de oorlog was Vollgraff privaatdocent aan de Universiteit Leiden. De Duitse bezetter promoveerde hem tot buitengewoon hoogleraar. Ook Vollgraff had ergens Duits bloed, al is niet zeker of dit nu zijn bereidwillige medewerking verklaart.<ref>[http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/vollgraff “Vollgraff, Johan Adriaan (1877-1965)”], op: ''Resources Huygens Instituut'', geraadpleegd op 16/05/2018.</ref> Ten slotte verklaarde ook [[Boeke, Hendrik (1881-1918)|Hendrik Enno Boeke]], een Nederlander die als gewoon hoogleraar een leerstoel aan de Universiteit Frankfurt am Main bezette, zich bereid om tijdelijk de lessen geografie en aardkunde op zich te nemen. |
Line 120: | Line 120: | ||
<br/>Het nakende einde van de Wereldoorlog luidde ook het laatste couplet voor de Vlaamsche Hoogeschool in. Bij aanvang van het schooljaar in oktober werd nog een nieuw inlichtingenboekje uitgegeven en de inschrijvingen liepen goed. Maar niet lang daarna verhaalden studenten hoe hoogleraren niet meer kwamen opdagen in de aula. Eind oktober sloot de Vlaamsche Hoogeschool de deuren. Het gros van de hoogleraren ontving als salut een drie maand salaris, plus een rijkelijke schadevergoeding. In de nacht van 10 op 11 november 1918 ontruimden de Duitsers Gent. In de daaropvolgende dagen werd afgerekend met alles wat Germaans of activistisch was. De Vlaamsche Hoogeschool kwam daarbij in het oog van de storm. | <br/>Het nakende einde van de Wereldoorlog luidde ook het laatste couplet voor de Vlaamsche Hoogeschool in. Bij aanvang van het schooljaar in oktober werd nog een nieuw inlichtingenboekje uitgegeven en de inschrijvingen liepen goed. Maar niet lang daarna verhaalden studenten hoe hoogleraren niet meer kwamen opdagen in de aula. Eind oktober sloot de Vlaamsche Hoogeschool de deuren. Het gros van de hoogleraren ontving als salut een drie maand salaris, plus een rijkelijke schadevergoeding. In de nacht van 10 op 11 november 1918 ontruimden de Duitsers Gent. In de daaropvolgende dagen werd afgerekend met alles wat Germaans of activistisch was. De Vlaamsche Hoogeschool kwam daarbij in het oog van de storm. | ||
− | <Br/> Voor de Nederlandse docenten was het moment gekomen om de wijk te nemen naar eigen land. Ook de Belgische wetenschapshoogleraren [[Haerens, Ernest (1859-1947)|Haerens]], Brulez en Minnaert kozen het hazenpad, richting Nederland. [[Minnaert, Marcel (1893-1970)| Minnaert]], wiens huis door de meute was verwoest, belandde in Utrecht. Daar schopte hij het tot hoogleraar in de sterrenkunde en directeur van de Sterrenwacht. De West-Vlaamse [[Brulez, Fernand (1887-1976)| Brulez]] kwam als overheidsambtenaar in Nederlands-Indië terecht. [[Boeke, Hendrik (1881-1918)|Boeke]], die naar Duitsland vluchtte, pleegde een maand later zelfmoord. Enkel [[De Bruyker, Caesar (1878-1924)|De Bruyker]], die meende dat hij in zijn recht was, bleef waar hij was. Na herhaaldelijke ondervragingen en de ontzetting uit al zijn ambten, werd hij in 1920 voor de rechtbank gedaagd. Hij kreeg een celstraf van vijf jaar. De anderen werden bij verstek veroordeeld: Haerens en Minnaert kregen elk vijftien jaar cel, [[Valeton, Josua (1883-1953)|Josua Valeton]], [[Van den Berghe, Ernest|Van Den Berghe]] en [[Witsenburg, Emiel (1875-1962)|Witsenburg]] twaalf jaar. Brulez kreeg levenslang. Van [[Stöber, François (1862- )|Franz Friedrich Stöber]], die ondertussen naar zijn vaderland teruggekeerd was, werd de Belgische nationaliteit afgenomen. Hij kreeg tien jaar dwangarbeid bij verstek. De wetenschappers verloren al hun aanspraken op academische titels van de Universiteit Gent. Hun bezittingen werd verbeurd verklaard. Toen in 1929 de amnestiewet in voege kwam, keerde enkel het gezin Haerens naar België terug. | + | <Br/> Voor de Nederlandse docenten was het moment gekomen om de wijk te nemen naar eigen land. Ook de Belgische wetenschapshoogleraren [[Haerens, Ernest (1859-1947)|Haerens]], Brulez en Minnaert kozen het hazenpad, richting Nederland. [[Minnaert, Marcel (1893-1970)| Minnaert]], wiens huis door de meute was verwoest, belandde in Utrecht. Daar schopte hij het tot hoogleraar in de sterrenkunde en directeur van de Sterrenwacht. De West-Vlaamse [[Brulez, Fernand (1887-1976)| Brulez]] kwam als overheidsambtenaar in Nederlands-Indië terecht. [[Boeke, Hendrik (1881-1918)|Boeke]], die naar Duitsland vluchtte, pleegde een maand later zelfmoord. Enkel [[De Bruyker, Caesar (1878-1924)|De Bruyker]], die meende dat hij in zijn recht was, bleef waar hij was. Na herhaaldelijke ondervragingen en de ontzetting uit al zijn ambten, werd hij in 1920 voor de rechtbank gedaagd. Hij kreeg een celstraf van vijf jaar. De anderen werden bij verstek veroordeeld: Haerens en Minnaert kregen elk vijftien jaar cel, [[Valeton, Josua (1883-1953)|Josua Valeton]], [[Van den Berghe, Ernest (1868- )|Van Den Berghe]] en [[Witsenburg, Emiel (1875-1962)|Witsenburg]] twaalf jaar. Brulez kreeg levenslang. Van [[Stöber, François (1862- )|Franz Friedrich Stöber]], die ondertussen naar zijn vaderland teruggekeerd was, werd de Belgische nationaliteit afgenomen. Hij kreeg tien jaar dwangarbeid bij verstek. De wetenschappers verloren al hun aanspraken op academische titels van de Universiteit Gent. Hun bezittingen werd verbeurd verklaard. Toen in 1929 de amnestiewet in voege kwam, keerde enkel het gezin Haerens naar België terug. |
<br/>Toen de Universiteit in 1919 opnieuw al Franstalige universiteit haar deuren opende, leek het aan de wetenschapsfaculteit alsof er nooit iets veranderd was. Op de studentenrol telde men gewoon verder vanaf de laatste studente van 1914. Hoogleraren bezetten opnieuw hun leerstoelen van voorheen. De inspanningen van het proffenkorps van de Vlaamsche Hoogeschool werden uitgewist. Of toch niet? Het naoorlogse curriculum vertoont enkele subtiele maar opmerkelijke wijzigingen. In de kandidatuur wis- en natuurkunde was er voortaan plaats voor practicum van sterrenkunde en geodesie, net zoals aan de Vlaamse Hoogeschool, en enkele jaren kregen ook de kandidatuurstudenten natuurwetenschappen een extra practicum, van experimentele fysica. Ook was, net als in de Hoogeschool, psychologie was nu het onderwerp van een apart vak, los van logica en ethiek, met een meer exact-wetenschappelijke insteek. En tot slot kregen de kandidaten natuurwetenschappen voortaan wat extra chemie-onderwijs. Op deze manier lijken de wetenschapsdocenten van de Vlaamsche Hoogeschool dan toch nog een deel van hun manifest te hebben kunnen waarmaken. | <br/>Toen de Universiteit in 1919 opnieuw al Franstalige universiteit haar deuren opende, leek het aan de wetenschapsfaculteit alsof er nooit iets veranderd was. Op de studentenrol telde men gewoon verder vanaf de laatste studente van 1914. Hoogleraren bezetten opnieuw hun leerstoelen van voorheen. De inspanningen van het proffenkorps van de Vlaamsche Hoogeschool werden uitgewist. Of toch niet? Het naoorlogse curriculum vertoont enkele subtiele maar opmerkelijke wijzigingen. In de kandidatuur wis- en natuurkunde was er voortaan plaats voor practicum van sterrenkunde en geodesie, net zoals aan de Vlaamse Hoogeschool, en enkele jaren kregen ook de kandidatuurstudenten natuurwetenschappen een extra practicum, van experimentele fysica. Ook was, net als in de Hoogeschool, psychologie was nu het onderwerp van een apart vak, los van logica en ethiek, met een meer exact-wetenschappelijke insteek. En tot slot kregen de kandidaten natuurwetenschappen voortaan wat extra chemie-onderwijs. Op deze manier lijken de wetenschapsdocenten van de Vlaamsche Hoogeschool dan toch nog een deel van hun manifest te hebben kunnen waarmaken. |
Revision as of 10:35, 5 June 2018
Onbekwamen en onwilligen
Een bont allegaartje
Ernest Haerens was op zijn minst een vreemde vogel. De ingenieur stond al vóór de oorlog bekend als een zonderling man, een slecht docent en vooral, een rabiaat tegenstander van vernederlandsing. Nu stond hij op de eerste rij voor de post van beheerder. Paul Fredericq, die het nieuws van Haerens’ aanstelling vernam, stelde meesmuilend dat hij van zo’n 'geldman' niets anders had verwacht. Ook de Duitsers waren verrast over zijn toezegging. Ook bij hen genoot deze 'recht wenig imponierende Figur', wiens vrouw geen gebenedijd woord Nederlands sprak, weinig ontzag. Naast Haerens was ook buitengewoon hoogleraar aardwetenschappen en geografie Franz Friedrich Stöber bereid om zijn lessen mineralogie en kristallografie opnieuw op te nemen. Stöbers kennis van het Nederlands was niet erg goed – nog in 1915 had hij zichzelf niet 'en mesure' geacht om in die taal te doceren. Het waren kennelijk zijn Duitse roots die hem over de streep trokken om toch een ambt te aanvaarden. In ruil kreeg Stöber de promotie tot gewoon hoogleraar die hem door het oude universiteitsbestuur geweigerd was.
Ondanks de riante lonen en andere voordelen bleken weinig andere Belgische wetenschappers bereid tot medewerking. Het overgrote deel van zijn nieuwe hoogleraren diende de Studienkommission bijgevolg buiten België te zoeken. Daarbij keek men vanuit taalkundig aspect in de eerste plaats richting Nederland. Het maakte de zoektocht er niet eenvoudiger op. Ook bij de bovenburen was ondertussen, onder leiding van Frans Van Cauwelaert, een campagne tegen de Vlaamsche Hoogeschool op gang gekomen. Dit maakte dat geen enkele van de aangeschreven Nederlandse hoogleraren nog zin had om zijn reputatie te verbranden voor een weinig stabiele positie in het buitenland. Het dreigement van de Nederlandse overheid om de nationaliteit af te nemen van wie in vreemde staatsdienst trad deed de rest van het werk. Daarom richtte het bestuur van de Hogeschool zich gaandeweg op Nederlandse universitairen die actief waren in Duitsland of een Germaanse afkomst hadden, en dus minder te vrezen hadden van het dreigement van overheidswege.
‘Incompetent en incapabel!’
Nieuw onderwijs voor een nieuwe universiteit
Vele van de nieuwe wetenschapshoogleraren waren inderdaad vastbesloten om aan de Vlaamsche Hoogeschool een nieuw soort onderwijs te creëren. Het Belgische systeem, dat gericht was op ex cathedra onderwijs, het blokken van cursussen en het afleveren van diploma’s, werd naar de prullenmand verwezen. In de Vlaamsche Hoogeschool zouden studenten vooral hun geest verruimen en verrijken. Ze zouden, kortom, zelf leren kritisch nadenken! Het was duidelijk dat Duitsland, waar dit soort onderwijs allang furore maakte, een voorbeeldrol innam. Vele van de nieuwe docenten waren in de Duitse onderwijstraditie opgeleid. Toen Brulez en Versluys in juli 1918 participeerden aan een propagandareis door Duitsland, bestudeerden zij dan ook aandachtig de wetenschapsinstellingen en musea. Ze verklaarden nadien dat ze diep onder de indruk waren van de Duitse creativiteit en dat ze veel inspiratie hadden opgedaan voor hun lespraktijk en voor de inrichting van de faciliteiten aan de Vlaamsche Hoogeschool.
Tussen droom en daad
Misschien even problematisch was het gebrek aan handboeken en publicaties. Het was erg moeilijk, zoniet onmogelijk om Nederlandstalige vakliteratuur te beamchtigen. Door de geïsoleerde ligging van Gent in het etappengebied bereikten goederen moeizaam de stad. Daarbij kwam dat er binnen België sowieso slechts weinig wetenschappelijke handboeken in het Nederlands geproduceerd. Bijgevolg behielp men zich in sommige gevallen met Duitse werken. Om aan de lacune tegemoet te komen, spoorde de Studienkommission de hoogleraren aan om zelf te publiceren. Ze gaf ze ook taalopdrachten, zoals het ontwikkelen van Nederlandstalige terminologie. Met dat doel werd ook een Gentsch Genootschap voor Geneeskunde en Natuurwetenschappen opgericht en werd de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde nieuw leven ingeblazen. Het publiceren kwam nochtans niet erg goed op gang. Het proffenkorps besteedde al zijn tijd aan de voorbereiding van nieuwe colleges.
Einde van het activistisch onderwijsavontuur
|
Archief en gedrukte bronnen
- Universiteitsarchief Gent, “A l'Université de gand. Un manifeste du corps professoral / Au nom du conseil académique de l'Université de Gand, Le Secrétaire du Conseil académique E. Eeman, Le Recteur M. Schoentjes”, krantenknipsel.
- Universiteitsarchief Gent, Knipsel over Nederlandse hoogleraren die door de Duitsers worden gevraagd om aan de Vlaamsche Hoogeschool in Gent les te komen geven, [26 augustus 1916], krantenknipsel.
- Universiteitsarchief Gent, Knipselboek over de Vlaamsche Hogeschool te Gent, door Paul Fredericq, [1917-1918], knipselboek met onder meer portretten.
- Université de Gand. Programme des cours, 1913-1914, Gent, 1914.
- Universiteit te Gent. Voor de studenten, inlichtingen en wenken, Gent, 1916-1917.
- Hoogeschool te Gent : programma der lessen 1916-1917. Tweede uitgave, Gent, 1917. (academiejaar 1)
- 's Rijks Hoogeschool te Gent : programma der lessen 1917-1918. Tweede uitgave, Gent, 1918. (academiejaar 2)
- De Vlaamse Hoogeschool te Gent. Inlichtingsboekje voor zij die aan de Staatsuniversiteit te Gent willen studeeren. Academisch jaar 1918-1919, 2 (1918). (academiejaar 3)
- Université de Gand. Programme des cours, 1919-1920 tot 1922-1923, Gent, 1920 tot 1923.
- De Bruyker, Caesar, Prof. C. De Bruyker en de Vlaamsche Hoogeschool voor het Belgisch gerecht, 5-17 juli 1920, Gent.
- Uit het archief van Frans van Cauwelaert. 1 : Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek 1895-1918, Antwerpen, 1971.
Literatuur
- Liber memorialis 1880-1960, Gent, 1960.
- Langendries, Elienne, De “Vlaamsche hoogeschool” te Gent (1916-1918) : A. Overzicht van Duitse initiatieven bij het ontstaan. Een bronnenuitgave, Gent, 1984.
- Langendries, Elienne, De “Vlaamsche hoogeschool” te Gent (1916-1918) : B. Gegevens omtrent aanvang, uitstraling en einde. Een bronnenuitgave, Gent, 1985.
- Dedeurwaerder, Joris, Professor Speleers: een biografie, Gent, 2002.
- Thys, Walter (red.), Ein Landsturmmann im Himmel. Flandern und der Erste Weltkrieg in den Briefen von Herman Nohl an seine Frau, Leipzig, 2005.
- Vanacker, Daniël, Het activistisch avontuur, Gent, 2006.
- Loockx, Kristof , Vlaamsche studenten, komt naar Gent! Vlaamsche studenten, komt naar Gent! Prosopografie van de studentenbevolking aan de Vlaamse Hogeschool 1916-1918, Masterscriptie, Departement Geschiedenis, Gent, 2013.
- Loockx, Kristof, "Een nieuwe kijk op de Vlaamse Hogeschool: de Duitse bezettingspolitiek en de universiteiten van Gent en Warschau tijdens de Eerste Wereldoorlog in een transnationaal perspectief", in: Wetenschappelijke tijdingen op het gebied van de geschiedenis van de Vlaamse beweging, 74 (2015), nr. 2, 142-167.
- ↑ De weerzin groeide nog nadat in 1916 de hoogleraren Henri Pirenne en Paul Fredericq, die de heropening steeds hadden bekampt, gevangen waren gezet.
- ↑ Ook Schoentjes verwees in het slot van zijn brief naar zijn geweten en zijn gelofte aan de universiteit.
- ↑ In totaal zegden acht hoogleraren van de oude universiteit hun medewerking toe.
- ↑ Volgens historicus Daniël Vanacker had hij er een doctoraat behaald en was hij er daarna gebleven. Mogelijks was dit een doctoraat in de Wijsbegeerte. Zijn doctorsdiploma in de scheikunde had hij te Arnhem behaald.
- ↑ “Vollgraff, Johan Adriaan (1877-1965)”, op: Resources Huygens Instituut, geraadpleegd op 16/05/2018.
- ↑ Archief Ugent, “A l'Université de gand. Un manifeste du corps professoral / Au nom du conseil académique de l'Université de Gand, Le Secrétaire du Conseil académique E. Eeman, Le Recteur M. Schoentjes”, krantenknipsel Universiteit Gent.
- ↑ Minnaert bleeft tot aan het einde van de Hoogeschool in de positie van docent en de 33-jarige Valeton, de 30-jarige Kortmulder en de 29-jarige Brulez bleven buitengewoon hoogleraar. De oudere De Bruyker en Vollgraff ontvingen wel een promotie. Waar in theorie gewoon hoogleraren van de Hoogeschool recht hadden op een wedde van 8000 frank, en de buitengewoon hoogleraren op een van 6000 frank, verschilden de wedden in de praktijk soms aanzienlijk. Zo ontving Witsenburg maar liefst 12000 frank.
- ↑ Het ging om één practicum per semester in het eerste jaar en vier in elk semester van het tweede jaar.
- ↑ Dit zowel voor de studenten die zich voorbereidden op een studie in de geneeskunde, apothekersstudies en veeartsenij, als voor zij die verder studeerden aan de wetenschapsfaculteit. Het ging om drie uur practicum in elk semester van elk kandidatuursjaar.
- ↑ De Vlaamsche hoogeschool te Gent. Inlichtingsboekje voor hen die gedurende het academisch jaar 1917-1918 aan de Staatsuniversiteit te Gent willen studeeren, 1 (1917), 30.
- ↑ De focus op praktische kennis kwam ook tot uiting in de oprichting van een Hoogere Land- en Tuinbouwschool, een diergeneeskundig instituut en een mijnbouwafdeling bij de speciale scholen.
- ↑ In het academiejaar 1917-1918 kwam men hier deels op terug en werden in het tweede kandidatuursjaar wis- en natuurkunde alle scheikunde, inclusief practica geschrapt.
- ↑ De Vlaamse Hoogeschool te Gent. Inlichtingsboekje voor zij die aan de Staatsuniversiteit te Gent willen studeeren. Academisch jaar 1918-1919, 2 (1918), 40.
- ↑ De Vlaamse Hoogeschool te Gent. Inlichtingsboekje voor zij die aan de Staatsuniversiteit te Gent willen studeeren. Academisch jaar 1918-1919, 2 (1918), 43.
- ↑ Studentenleider Geo Van Tichelen, geciteerd in: Vanacker, Daniël, Het activistisch avontuur, Gent, 2006, 173.