Tweede Belgische Antarctica-expeditie (1957-1959)

From Bestor_NL
Revision as of 13:20, 2 October 2018 by Bestor (talk | contribs)
Jump to: navigation, search
[ FR]

Wetenschappelijke expeditiereis naar Antarctica onder leiding van Adrien Gerlache de Gomery in 1957, in het kader van het Derde Internationaal Geofysisch Jaar 1957-1958.


Historiek


Lobbywerk en voorbereiding

In de jaren 1950 ontstonden plannen voor een nieuw Internationaal Geofysisch Jaar, uit te voeren in 1957-1958. Het Comité van het IGJ verzocht deelnemende landen om hun inspanningen dit keer vooral te richten op het zuidpoolgebied, via de oprichting van tijdelijke basissen op het zesde continent. [1] Ook Belgische wetenschappers voelden zich aangesproken door de oproep van het Comité. De Belgen hadden een historische band met de Zuidpool. Al in 1897 was, onder leiding van Adrien de Gerlache de Gomery een expeditie naar het barre zuiden afgereisd. Het team van de Gerlache was het eerste dat ooit op het poolijs had overwinterd.


Het was met die primeur in gedachten dat de meteoroloog Edmond Hoge van het Koninklijk Meteorologisch Instituut met het voorstel voor een nieuwe Belgische Zuidpoolexpeditie richting de Academie voor wetenschappen trok. Hij slaagde er echter niet in de Academie enthousiast te maken. Hoge werd gevolgd door de luchtmachtkapitein Frank Bastin en de meteoroloog Baron Xavier De Maere d’Aertrycke, die hun stappen uitbreidden naar de beleidsmakers. Ook zij behaalden nul op het rekwest. De overheid leek weinig geïnteresseerd in een nieuwe Belgische Zuidpoolmissie. Nochtans had ze in het begin van de jaren 1950 aan de in Antarctica residerende landen te kennen gegeven dat België vanwege zijn historische band met het zesde continent wilde en moest betrokken worden in een toekomstige exploitatie van de minerale rijkdommen ervan. Dat een historische claim weinig juridische indruk maakte op de grote naties der aarde, was evenwel duidelijk.


Een derde en nu meer aanhoudende poging om subsidies los te weken volgde kort daarna. Aan het roer van het project vervoegde zich Gaston de Gerlache de Gomery , zoon van de illustere poolreiziger. Dankzij zijn welluidende naam en zijn – volgens Bastin en De Maere – charismatische persoonlijkheid lag succes nu wel binnen het bereik. Via de achterdeurenpolitiek die hij goed kende, wist de Gerlache zich inderdaad een weg te banen tot in de ministerraad en tot bij de koningen Leopold III en Boudewijn, met wie de familie Gerlache een historische band onderhield. Omdat het ministeriële apparaat voor aanvraag en subsidieverlening zo traag werkte, diende de Gerlache zijn reisplan, waarin vertrek voorzien was eind 1956, met een jaar uit te stellen – de kusten van Antarctica waren enkel bereikbaar eind december en begin januari. Daardoor werd de expeditie steeds goedkoper en – ironisch genoeg – ook meer aanvaardbaar voor de overheid. Ook het Belgisch Comité voor het Internationaal Geofysisch Jaar kwam midden 1956 terug op een eerdere, negatieve beoordeling en vaardigde nu wel een aanbevelingsbrief voor de expeditie uit.[2] Met de steun die de koningen in de vorm van het Hoog Patronage aan het project toezegden, was de laatste barrière geslecht. Op 5 oktober 1956 keurde de ministerraad, onder druk van koning Leopold, een subsidie van 40 miljoen frank goed. Omdat deze eerder beperkte som niet voldoende was om alle kosten te dragen, zocht en vond de Gerlache nog 14 miljoen frank bij wetenschappelijke organisaties, financiële instellingen, de industrie en private mecenassen. Het ministerie van Defensie kwam tussen met personeel en materiaal. Hierna konden, op het moment dat het merendeel van de buitenlandse expedities al vertrokken was, de concrete reisvoorbereidingen en oefenstages beginnen.


De tocht


Iets meer dan zestig jaar nadat het onderzoeksschip de Belgica in 1897 op de tonen van de Brabançonne de haven van Antwerpen uitvoer, was de tweede expeditie vertrekkensklaar. Op 12 november 1957 startten de Noorse ijsbrekers Polarhav en Polarsirkel hun reis, onder wijde media-aandacht. Aan boord bevond zich een team van wetenschappers. Het team zou het onderzoeksprogramma uitvoeren dat door een werkgroep van het Belgisch Comité voor het Internationaal Geofysisch Jaar was vastgelegd.[3] De meteorologische afdeling werd bevolkt door De Maere en zijn twee technische assistenten Michel Vanderdoodt en de jonge Georges Vandepoel. Ingenieur Lucien Cabes was de expert geomagnetisme van dienst. De landbouwingenieur Jacques Giot zou assisteren bij topografische vraagstukken. De glacioloog en docent aan de Universiteit van Brussel Ezra Edgard Picciotto zou sneeuw en ijs bestuderen, maar hij was ook een expert in atmosferische radioactiviteit, die nog maar zelden in het poolgebied was bestudeerd. Henri Vandevelde zou onderzoek doen naar de ionosferische lagen in de atmosfeer. De geodesie-expert Jacques Loodts van het Militair Geografisch Instituut ten slotte zou onderzoek doen naar het zuiderlicht.


De expeditie was uitgerust met alle nodige wetenschappelijke apparatuur en sondagetoestellen, volgens het advies van het Belgisch Comité voor het Internationaal Geofysisch Jaar. Speciale aandacht was daarbij besteed aan het vinden van meteorologische instrumenten die vanop grotere afstand konden worden gelezen, zodat men niet onnodig buiten de basis hoefde. Bovendien bevonden zich drie rupsvoertuigen, een vliegtuig en een helikopter aan boord. Naast wetenschappers waren er aan boord van de ijsbrekers ook nog stuurlui, een kok, een arts, enkele mecaniciens en een luchtfotograaf en piloot, de Prince Antoine de Ligne. De Maere was naast meteoroloog ook tweede kapitein.


Gaston de Gerlache deed er een ruime maand over om de Antarctische wateren te bereiken, vijf maand minder dat zijn illustere vader. Twee dagen na kerst meerden de beide expeditieschepen in Queen Maud Land aan. Ze meerden uiteindelijk aan in een ontschepingsbaai in een stuk nog onbetreden zuidpoolgebied dat ze Koning Leopold III-baai doopte. Hierna begon het belangrijkste werk van de missie: de bouw van een wetenschapsstation, dat Koning Boudewijnbasis werd gedoopt.


Wetenschappelijk werk

Op 16 januari 1958 gingen de eerste waarnemingen van start. Het moment voor onderzoek was gunstig: de zonneactiviteit in dit jaar was bijna op zijn maximum. De wetenschappers konden daarbij dankbaar oogsten uit de grote ontwikkelingen die zich na de Tweede Wereldoorlog in de techniek van de waarneming had voorgedaan: de spectrograaf met grote opening, de radiosonde, de ionosfeerpeiler, de radar en de raket wierpen voortaan licht op de onbereikbare lagen van de atmosfeer.


Naast wetenschappelijk onderzoek op de basis zelf, trokken de expeditieleden ook af en toe op verkenning in het nog onbekende Antarctische binnenland. Met behulp van tractors, hondensleeën, vliegtuigen en helikopters was het mogelijk om nog niet eerder beschreven stukken kust en bergketens in kaart te brengen en er geologische stalen te oogsten. In december 1958 ontdekten de verkenners zo op 250 kilometer afstand een bergmassief, dat ze de Belgicabergen doopten.


Een volgende verkenning van de Belgicabergen eindigde echter in mineur. De piloot van het verkenningsvliegtuig schatte zijn zicht mis in en vloog tegen een te steile sastruga aan. Het vliegtuig maakt een noodlanding op het ijs. Omdat het tuig niet meer te herstellen viel, zat er voor het gezelschap, waar de Gerlache zich onder bevond, niets anders op dan de terugweg naar de Koning Boudewijnbasis te voet af te leggen. Vanuit de basis werd ondertussen, met hulp van Rusland, een reddingsmissie op touw gezet, die in de media wereldwijd met spanning werd gevolgd.


Einde van de expeditie

Eind 1958 of begin 1959 zat de expeditie erop. De schepen werden opnieuw ingeladen. Op 2 april 1959 kwam de bemanning van de expeditie in Oostende aan. Ze werden er als helden onthaald. In de Koning Boudewijnbasis werd de Gerlache als expeditieleider afgelost door luchtvaartkapitein Frank Bastin.


De waarnemingen en onderzoeken resulteerden in een stroom van publicaties. Meer algemeen toonden de resultaten van de onderzoeken aan dat de invloed van het zuidpoolgebied op het leven op aarde, vooral op klimaat en weer, groter was dan tot dan toe geschat. Daarnaast gaven studies van de ijslagen nieuwe informatie prijs over de geschiedenis van de wereld en de opeenvolging van de ijstijden. Maar ook voor de toekomst zagen wetenschappers een belangrijke rol voor het zesde continent met zijn vele bodem- en zeerijkdommen weggelegd.



Bibliografie

  • Van Mieghem, Jacques, Het Internationaal Geofysisch Jaar, 1957-1958, Brussel, 1956.
  • De Belgische Zuidpoolexpedities onder leiding van Adrien de Gerlache de Gomery (1897-1899) en Gaston de Gerlache de Gomery (1957-1959), Leuven, 1983.
  • Expédition antarctique belge 1957-1958. Compte rendu d'activité, Brussel, 1957.
  • Note sur l'expédition antarctique belge 1957-1958, s.l., 1958.
  • Année géophysique internationale 1957-1958. Programme de la Belgique, du Congo belge et de l'Expédition antarctique belge. Texte français, Brussel, 1958.
  • Gerlache de Gomery, Gaston de, Terug naar de Zuidpool. Het verhaal van de Belgische Zuidpoolexpeditie, 1957-1958, Tielt/Den Haag, 1960. (oorspronkelijk werk: Retour dans l'Antarctique. Récit de l'expédition antarctique belge, 1957-1958, Parijs/Doornik, 1960
  • De Gerlache de Gomery, Gaston , De Maere d'Aertrycke, Xavier, Cabes, Luc, Loodts, Jacques e.a., Expédition antarctique belge 1957-1958 : résultats scientifiques, Brussel, 1958.
  • De Gerlache de Gomery, Gaston, De Maere d'Aertrycke, Xavier, Loodts, Jacques, Expédition antarctique belge 1957-1958 : rapports scientifiques préliminaires, 1960.
  • Belgica-bergen : Belgische Zuidpoolexpeditie 1957-1958; Cdt Gaston de Gerlache, Brussel, 1958.
  • Picciotto, E., Quelques résultats scientifiques de l'expédition antarctique belge, 1957-1958, Brussel, 1961.
  • Abbink, Peter, Antarctic Policymaking and Science in the Netherlands, Belgium and Germany (1957-1990), Groningen, 2009.
  • Decleir, Hugo en De Broyer, Claude (red.), The Belgica expedition centennial: perspectives on Antarctic science and history, Brussel, 2001.


Noten

  1. In totaal namen 45 landen deel aan het Internationaal Geofysisch Jaar. Twaalf landen zetten missies met tijdelijke basissen op in Antarctica.
  2. Het Belgisch Comité voor het Internationaal Geofysisch Jaar zag de beschikbare onderzoeksbudgetten aanvankelijk liever integraal naar de studie van Belgisch Congo gaan. Velen onder de leden van het comité waren actief in het koloniaal onderzoek.
  3. Tot de leden van deze werkgroep behoorden onder meer Jacques van Mieghem, directeur van het Koninklijk Meteorologisch Instituut, directeur van Koninklijke Sterrenwacht Paul Bourgeois, Paul Melchior, Omer Tulippe, Marcel Nicolet, Jean Louis Koenigsfeld, Malet, Bastin, Edmond Hoge en de Gerlache.