Vanheerswynghels, Sylvie (1863-1940)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search

Arts, tweede Belgische vrouwelijke doctor in de geneeskunde. Geboren op 21 mei 1863 in Brussel en gestorven op 25 april 1940 in Diest.

Sylvie Vanheerswynghels.jpg


Biografie

Vanheerswynghels groeide op in Brussel, waar haar familie een huis op de Zavel bewoonde. Ze was de tweede jongste van vijf (of vier?) kinderen. Ze had drie broers, waaronder de jongere Louis en de één jaar oudere Victor (en Henri?). Sylvies moeder Henriette Vervloesem was een rasechte Brusselse, in tegenstelling tot haar man Louis Vanheerswynghels, die van Brugge afkomstig was. Vader Vanheerswynghels verdiende de kost als ambtenaar, aldus biografe Alice Cops. Sylvies geboorteakte registreert hem als ‘employé’. Over Vanheerswynghels’ jeugd is verder weinig bekend.


Vanheerswynghels studeerde regentaat wiskunde aan de normaalafdeling die de progressieve pedagoge Isabelle Gatti de Gamond in 1880 had geïnstalleerd. Dat was de hoogste graad die een vrouw op dit moment kon behalen. Voor het onderricht in deze sectie had Gatti de Gamond voor het eerst hoogleraren van de Universiteit van Brussel ingeschakeld. Hierdoor was de sprong naar het hoger onderwijs voor meisjes plots niet meer zo groot. Na haar opleiding ging Vanheerswynghels aan de slag als lerares in Elsene.


Ergens in het midden van de jaren 1880 schreef Vanheerswynghels zich tegelijk in voor de opleiding geneeskunde van de Universiteit van Brussel. Misschien inspireerde haar oudste broer, die ook een opleiding tot geneeskunde volgde, haar. Ongeveer tegelijkertijd met haar schreven zich ook Clémence Everard en Marie Derscheid in. Dit alles gebeurde wellicht zonder veel problemen. De universiteit had al enige jaren eerder, in 1880, met Emma Leclerq, Marie Destrée en Louise Popelin, haar deuren aarzelend voor vrouwen opgezet. Niet zonder moeite hadden de drie jonge vrouwen deze bres weten te slaan in het all-male wetenschapsbastion van de universitaire wereld. De wet van 1876, waarop zij zich hadden beroepen, bevatte dan wel geen expliciet vrouwenverbod, maar verborg de kwestie in een subjectieve schemerzone.[1]


Voor de geneeskundefaculteit was het echter wel de eerste keer dat meisjes de studiebanken vervoegde. Vanheerswynghels en co. waren tout court de eerste jonge vrouwen die in België een medische opleiding startten.[2] Geneeskunde werd beschouwd als een zware richting en vereiste een goede kennis van Grieks en Latijn. De meeste studentes hadden deze talen in hun opleiding niet aangeleerd gekregen. Zij opteerden daarom voor kortere studies, zoals natuurwetenschappen of farmacie. Bovendien was het voor de drie vrouwen op dit moment niet duidelijk of zij met hun doktersdiploma ook aan de bak konden komen. De wet van 1876 bepaalde dat de overheid zou beslissen onder welke voorwaarden vrouwen tot medische beroepen zouden worden toegelaten.[3] De facto betekende dit een verbod. Pas in 1884 forceerde de in het buitenland gediplomeerde huisarts Isala Van Diest een doorbraak. Zij runde al enige tijd een gynaecologische dokterspraktijk in Brussel en verkreeg dat haar situatie in een koninklijk besluit werd gelegaliseerd. Het is mogelijk dat het precedent van Van Diest Vanheerswynghels in haar keuze aanmoedigde.


Terwijl Vanheerswynghels studeerde, bleef ze ook als leerkracht aan de slag. De combinatie van werk en studie verliep succesvol, want op 29 oktober 1893 behaalde ze met de grootste onderscheiding de doctoraatstitel doctor in de geneeskunde chirurgie en vroedkunde. Ze was op die manier de tweede vrouwelijke doctor in de geneeskunde in België met een Belgisch diploma, samen met haar studiegenoot Derscheid. Everard had al in maart het diploma behaald. De diplomering vormde een heus nieuwsfeit. De krant L'Indépendance verklaarde dat 'Il va sans dire que ces deux succès féministes produisent une vive sensation dans le monde universitiare.' [4] De krant vermeldde zijn lezers verder nog nog dat Mademoiselle Vanheerswynghels een stage aan het Hospice des enfants rachitiques in Middelkerke achter de rug had en dat ze op het moment van haar afstuderen aan de slag was bij een zekere dokter Desmedt. Ze behandelde er, aldus de journalist, 'des cas qui demandent un rare courage et un rare dévouement' . Ook Vanheerswynghels’ oudste broer had er gewerkt, wist L'Indépendance te vertellen. Helaas was deze 'ten gevolge van zijn toewijding aan de wetenschap zelf ziek geworden en overleden'.


Na haar diplomering had Vanheerswynghels vanaf 1895 drie jaar lang een dokterspraktijk in de Koninklijke-Prinsstraat in Elsene - terwijl ze ook nog bleef lesgeven. Net als Isala van Diest kreeg ze vooral niet-Belgische patiënten over de vloer, voornamelijk personeel van de buitenlandse ambassades. Op het vleiende aanbod van de sjah van Perzië Mohammad Reza Pahlavi om als zijn haremarts aan de slag te gaan, ging ze niet in. Als arts richtte Vanheerswynghels zich op vrouwelijke patiënten en op kinderen. Ze publiceerde in dat kader een brochure rond babyverzorging. Later schreef ze in hetzelfde thema een handboekje met adviezen voor jonge moeders voor een actieve en betrokken opvoeding van hun kind. In de winter van 1893-1894 was ze, op uitnodiging van de Ligue belge du Droit des femmes, ook docent op de 'Conférences féministes' in Brussel. Deze praktische lessenreeks met universitair geschoolde docenten had als om vrouwen een wetenschappelijke onderbouwde vorming over hun rol als moeders en echtgenote te bieden. Vanheerswynghels nam er de lessen 'Hygiène du foyer' en 'Hygiène de la femme et de l'enfance' voor haar rekening.


Op 29 oktober 1898 huwde Vanheerswynghels met de vier jaar jongere, van Diest afkomstige Jérôme Cresens, die evenals zij doctor in de geneeskunde was. Het koppel kreeg in 1900 één kind, een dochter. Het lijkt erop dat Vanheerswynghels haar praktijk opgaf, maar (occasioneel?) meewerkte in deze van haar man in Diest, waar het koppel ondertussen heen verhuisd was.


Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam Vanheerswynghels de leiding van een consultatiecentrum voor zuigelingen (de zogenaamde 'Gouttes de lait’). Ze werkte in deze periode ook mee aan de uitbouw van het Diestse Rode Kruis en de dienst Moeder- en zuigelingenraadpleging.


Publicaties

  • Soins à donner aux petits enfants, 1895.


Bibliografie

  • Brabant, Burgerlijke Stand, 1582-1914, Brussel, Geboorten 1863 11 mei - 31 dec., akte 2365, gedigitaliseerd op: Familysearch.org, geraadpleegd op 29/03/2017 (met dank aan H. Bovens).
  • Brabant, Burgerlijke Stand, 1582-1914, Brussel, Huwelijken jan-maart, juli etc. - Geboorten jan-maart 1898, akte 1905, gedigitaliseerd op: Familysearch.org, geraadpleegd op 29/03/2017 (met dank aan H. Bovens).
  • Diest, Burgerlijke stand, Geboorten 1896-1900; Huwelijken 1881-1910; Overlijden 1891-1900, akte 35, gedigitaliseerd op Zoekakten.nl, geraadpleegd op 29/03/2017 (met dank aan H. Bovens).
  • Revue internationale de l'enseignement, 27 (1894), 359.
  • Keymolen, Denise, "Feminisme in België. De eerste vrouwelijke artsen (1873-1941)", in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 90 (1975), 38-58.
  • Despy-Meyer, Andrée, Les femmes et l'enseignement supérieur: l'Université libre de Bruxelles de 1880 à 1914, Brussel, 1980.
  • Deruyttere, Michel Markante vrouwen in de geneeskunst, Antwerpen, 2015.


Noten

  1. De wet stelde namelijk dat de overheid de voorwaarden zou bepalen waaronder vrouwen tot de universiteitsbanken zouden worden toegelaten.
  2. De praktiserende arts Isala Van Diest had haar medische doctorstitel namelijk in Zwitserland behaald. Omdat haar diploma niet compatibel was, legde ze in 1882-83 wel bijkomende examens verloskunde en chirurgie af aan de Universiteit van Brussel. Op het buitenbeentje Van Diest na had echter nog geen enkel meisje zich aan een Belgische geneeskundeopleiding gewaagd.
  3. Wet 20 mei 1876, art. 45: "Le gouvernement est autorisé à fixer les conditions d'après lesquelles les femmes pourront être admises à l'exercice de certaines branches de l'art de guérir."
  4. "Au jour le jour. Echos de la ville", in: L'Indépendance belge, 64 (1893), nr. 303, 30 oktober, 1.