Dubuisson, Marcel Georges Valère Céline (1903-1974)

From Bestor_NL
Revision as of 15:17, 25 November 2019 by Bestor (talk | contribs) (De wetenschapper)
Jump to: navigation, search
Bron: Liber Mémorialis. L’Université de Liège de 1936 à 1966, Luik, 1967.

Dubuisson was een microbioloog, fysioloog en mariene bioloog. Hij was professor en rector van de Universiteit van Luik. Hij werd geboren te Olsene op 5 april 1903 en overleed te Luik op 25 oktober 1974. Hij was gehuwd met Adèle Brouha.


Biografie

De wetenschapper

Marcel Dubuisson promoveerde in 1924 in de dierkunde aan de Universiteit van Gent. Daarna wilde hij een wetenschappelijke loopbaan uitbouwen, maar hij vond aanvankelijk moeilijk werk in deze sector. Op een bepaald moment verdiende hij zelfs de kost door radiotelegrafen te maken. Uiteindelijk geraakte hij toch op het gewenste spoor en werkte hij enige tijd op het departement Zoölogie van de Universiteit Gent, onder leiding van professor Victor Willem. In 1925 ging hij aan de slag als prosector in het anatomisch laboratorium van de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit Gent en werd hij assistent van professor Georges Leboucq. In 1928 werd hij benoemd tot hoofd van de werkzaamheden van het laboratorium. In datzelfde jaar maakte hij een studiereis naar het laboratorium van Banyuls-sur-Mer en deed hij onderzoek in de stations van Wimereux en Overmeire. Dubuisson verbleef vervolgens ook in het Woods-Hole Marine Laboratory in Massachusetts als Advanced Fellow van de C.R.B. Hij was ook vorser voor het NFWO van 1928 tot 1931.


In de jaren 1920 en 1930 stond de vervlaamsing van de Universiteit van Gent voor de deur. Dubuisson speelde een rol in de politieke bewegingen die deze transformatie probeerden tegen te houden. Zo gaf hij bijvoorbeeld van 1926 tot 1931 les aan de Gentse Hogeschool voor Gevorderden, een privé-instelling opgericht door Gentse industriëlen om de geleidelijke verdwijning van het Frans aan de Rijksuniversiteit te compenseren. Tevergeefs, want op 2 april 1930 werd het Nederlands de officiële taal van de universiteit. Hierna vreesde Dubuisson dat zijn loopbaan zou lijden onder zijn politieke opvattingen. Hij werd, volgens hem “in extremis gered” door Jules Duesberg, bioloog en rector van de Université de l’État à Liège. Deze stelde voor dat Dubuisson docent Algemene Biologie aan de Luikse universiteit werd.[1] Op lange termijn zette Dubuisson zijn eigen stempel op deze functie, door cursussen dierkunde, farmacie, geografie, geologie en mineralogie te doceren en studiereizen te organiseren. In 1936 werd hij gewoon hoogleraar en keerde hij terug naar de Verenigde Staten, waar hij onderzoek deed aan het gerenommeerde Rockefeller Institute for Medical Research in New York. In 1938 werd hij decaan van de Faculteit der Wetenschappen en werkte hij enige tijd in het laboratorium van Meyerhof om chemische analyses van spiercontracties uit te voeren. Van 1945 tot 1947 was hij ook professor aan de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Algiers, waar hij ook de leerstoel “Wetenschappelijk Nieuws” bekleedde. Aan de Middellandse Zeekust van dit Maghrebijns land ontdekte hij ook het onderzees duiken.


Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot Dubuisson zich aan bij het verzet. Hij belandde zelfs in de gevangenis tijdens de winter van 1941. Voor dit engagement werd hij beloond met de Verzetsmedaille, het Burgerlijk Kruis van de Eerste Klasse (1940-1945) en de Medaille van de Politieke Gevangene. In 1947 erfde Dubuisson verscheidene dierkundige opleidingen van professor Désiré Damas, die op emeritaat ging. In dat jaar werd hij ook het hoofd van het Zoölogisch Instituut van de Universiteit van Luik. Onder zijn leiding wijdde het instituut meer aandacht aan de maritieme biologie, een vakgebied waarvoor de Luikse Universiteit al lang een voorliefde had.

‘De laatste prins-bisschop van Luik’


In 1954 werd Dubuisson rector van de Universiteit van Luik en bekleedde die functie maar liefst zeventien jaar lang. Zijn aanstelling kondigde een nieuw tijdperk aan voor de Maaslandse Alma Mater. Door de wet van 1 mei 1953, bewerkstelligd door zijn voorganger, Ferdinand Campus, werden de staatsuniversiteiten onttrokken aan de politieke macht, waardoor ze aanzienlijk aan autonomie wonnen.[2] De rector maakte van deze gelegenheid gebruik om ambitieuze initiatieven uit te breiden.


Zo startte hij in 1967 de expeditie naar de Great Barrier Reef in Australië, een gebied met een bijzonder rijke en weinig verkende flora en fauna. Zijn expeditie was nog maar de derde die deze wateren verkende. Nog bijzonder aan dit avontuur was dat de deelnemers een camera gebruikten. Hun beelden werden in 1969 publiek gemaakt in de vorm van een film, getiteld ‘The Great Barrier Reef’. De stalen die tijdens de expeditie waren verzameld, werden teruggebracht naar het Aquariummuseum, dat in 1962 binnen de muren van het Institut de Zoologie de l’Université de Liègewerd geopend. Dit Aquarium draagt nog steeds de naam van de rector. Daarnaast richtte Dubuisson ook het STARESO oceanografisch station in Calvi, Corsica op.

| Om meer te weten te komen over de Belgische expeditie naar Great Barrier Reef, raadpleeg cette page.


Dubuisson speelde ook een belangrijke rol in de (late) ontwikkeling van Luikse initiatieven in Belgisch Congo. Dankzij hem en professor Raymond Bouillenne werden mandaten voor onderzoekers in Congo, gefinancierd door het Universitair Patrimonium van Luik opgericht in 1953. Begin 1956 verkreeg de nieuwe rector zelf een van deze mandaten. Hij gebruikte voor een verblijft in Katanga (23 april tot 19 juni), waar hij gegevens verzamelde, contacten legde en een “Koloniaal Actieplan” opstelde. Dubuisson keerde terug naar Elisabethstad (hoofdstad van Katanga) in juli en augustus, ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van mijnbouwbedrijf Union Minière du Haut-Katanga. Hij ontmoette er de managers van de onderneming en smeed er een akkoord, dat de basis zou vormen voor de Fondation de l’Université de Liège pour les Recherches Scientifiques en Afrique centrale. Dit fonds werd drie dagen voor zijn vertrek opgericht door de Administratieve Commissie voor het Universitair Erfgoed. Dubuisson werd er zelf voorzitter van. In 1958 werd hij ook nog lid van de raad van bestuur van het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal Afrika en het Institut des Parcs Nationaux du Congo.


Tijdens de secessie van de Katangaprovincie werd Dubuisson, een goede vriend van de Katangese president Moïse Tshombe, door de Belgische staat meermaals belast met delicate diplomatieke missies, waarvoor hij vaak heen en weer reisde tussen Luik en Elisabethstad. Tegelijkertijd sloot de rector een lange tijd de ogen voor de afwezigheid van professor René Clémens, die een van president Tshombe’s belangrijkste adviseurs was tot april 1961. De herovering van Katanga door de troepen van de Verenigde Naties, in dienst van de regering van Léopoldville (hoofdstad DRC Congo), maakte geen einde aan Dubuisson’s belangstelling voor Congo en Katanga, in tegendeel. In 1964 richtte hij een Centre d'Études pour les pays en développement (Studiecentrum voor Ontwikkelingslanden, CEDEV) op binnen de rechtsfaculteit. Dit beoogde de opleiding van jonge afgestudeerden die een loopbaan in de zogenaamde “Derde Wereld” overwogen. De rest van zijn leven bleef Dubuisson een belangrijke promotor van de initiatieven van FULREAC. Ten slotte verdedigde hij ook steevast de Congolese en Rwandese nationale parken en stimuleerde hij het wetenschappelijk onderzoek dat hier verricht werd.


Marcel Dubuisson wordt herinnerd als een van de meest gerespecteerde rectoren in de geschiedenis van de Université de Liège. Hij staat bekend als iemand die de organisatie van deze universiteit en de wetenschappelijke richting van België merkelijke beïnvloedde. Hij was namelijk erg handig in het verkrijgen van kredieten en speelruimte ten op zichte van de regelgevende macht – middelen die nodig waren om zijn ambities te verwezenlijken – van de overheid. De “rector-bouwer” ontwikkelde ook aanzienlijk het bestuur van de universiteit: hij startte met de bouw van de nieuwe campus van Sart Tilman, (de meeste faculteiten lagen in het centrum van Luik) en richtte de Commission Nationale des Sciences op. Bovendien verkreeg hij een nieuwe financiële regeling van het hoger onderwijs en onderzoek van de overheid.. Zijn familiariteit met de ministeriele coulissen, rol als adviseur van de jonge koning Boudewijn en vriendschap met de directeur van het FNRS et de la Fondation Universitaire, Jean Willems, leverde hem de bijnaam “de laatste prins-bisschop van Luik” op.[3]

| Om meer te weten te komen over de rol van Rector Dubuisson in het ontstaan van het wetenschapsbeleid n Belgie, raadpleeg cette page et cette page.


Naast zijn vele successen, ondervond de “prins-bisschop” ook tegenslagen: hij verloor controle over de Conseil National de la Politique Scientifique, die hij mee oprichtte; door bouw van de campus van Louvain-la-Neuve na 1968 droogde de financiering van de verhuizing van de Université de Liège naar de Sart Tilman op; zijn gezag werd rechtstreeks aangevochten tijdens de studentenopstand van 1968; de politieke macht probeerde het resulterende machtsvacuüm op te vullen door de autonomie van universiteiten in vraag te stellen. Verontwaardigd door de onverschilligheid van de regering ten aanzien van de kritiek van academici op de hervormingsvoorstellen van de universiteit, deed Dubuisson in september 1971 afstand van zijn rectorale hermelijn. Hij stierf drie jaar later bij een auto-ongeluk.


Dubuisson werd op 3 juni 1950 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles, lid op 11 juni 1955 en in 1960 voorzitter van de Academie en van de Klasse Wetenschappen. Hij was daarnaast ook geassocieerd lid van de Physiological Society. In 1947 benoemde de Académies des Sciences de Bologne hem tot corresponderend lid . Hij was ook medestichter van de Stichting voor het onderzoek van Centraal-Afrika aan de Universiteit van Luik.


Dubuisson heeft verschillende prijzen op zijn naam staan: in 1930 de Théophile Gluge-prijs, in 1949 de Agathon De Potterprijs en de Monthyon prijs in 1948 (Institut de France). Hij ontving een ere-doctoraat van de Universiteit van Algiers in 1947. Hij ontving ook de verzetsmedaille, het burgerkruis eerste klasse (1940-1945) en de medaille van politiek gevangene. Hij was Grootofficier in de Kroonorde, Commandeur in de Leopoldsorde en Officier in het Erelegioen.[4]


Werken

Aanvankelijk schreef Dubuisson in navolging van Victor Willem over de farmacologie en de vergelijkende fysiologie. Hij publiceerde in 1927 zijn observaties over de spieren van mosselen en over medicinale bloedzuigers. Tijdens zijn verblijf aan het laboratorium van Arago de Banyuls-sur-Mer observeerde hij de synchrone ademhalingsbewegingen en hartslagen van vlokreeftjes. Daarnaast registreerde hij de bloeddruk van tienpotigen (vb. kreeften). Te Woods-Hole bestudeerde hij de hartslag van de Atlantische degenkrab en registreerde deze met de kathodenstraaloscillograaf. Hij verzamelde zijn resultaten over het onderzoek dat hij uitvoerde van 1928 tot 1931 naar de werking van het hart bij ongewervelde dieren in een publicatie uitgegeven in 1931 door de Academie. In 1933 publiceerde hij een algemeen overzicht van de fysiologie van de hartspier bij ongewervelde zeedieren: L'état actuel de nos connaissances sur la physiologie du muscle cardiaque des Invertébrés.


Dubuisson deed ook onderzoek naar de chemische en fysieke variaties van de spiercontractie bij ongewervelde zeedieren. Hij deed hiervoor aan moleculair onderzoek: hij analyseerde de veranderingen in myosine, een eiwit dat een belangrijke rol speelt bij spiercontractie. In 1937 stelde hij een registratietechniek voor het meten van de schommellende pH-waarden bij spiercontractie op punt. Dit onderzoek beoefende hij tot in 1940 en hij schreef hierover acht publicaties. Daarnaast deed hij van 1939 tot 1953 onderzoek naar spierproteïnen. Hij ontwikkelde ook voor dit onderzoek een speciale techniek. In 1954 schreef hij het verzamelwerk Muscular contraction, waarin hij de publicaties over spiercontractie uit zijn laboratorium en buitenlandse publicaties analyseerde.[5]


Dubuisson was lid van de commissie voor de bathysaaf Calypso. Hij slaagde erin om de pH-waarde te meten in de Middellandse Zee op een diepte van meer dan 2.600 meter. Deze ervaring stimuleerde zijn interesse in de oceanologie.


Publicaties

  • Lijst met publicaties in: Bacq, Zénon, "Dubuisson Marcel", in: Annuaire ARB, jaargang 1980, p. 43-60.


Bibliografie

  • Bacq, Zénon, "Dubuisson Marcel", In: Annuaire ARB,1980, 21-43.
  • Bodson, Arthur, "Dubuisson, Marcel", in: Nouvelle Biographie Nationale, 11, 132-136
  • Welsch, Maurice, "In memoriam Marcel Dubuisson", in: Revue médicale de Liège, 29 (1974), 677-681.
  • Florkin, Marcel, "Hommage à Marcel Dubuisson", in: Bulletin de la classe des Sciences. Académie royale de Belgique, 55 (1974), 1298.


Nota’s

  1. Jump up « À l’Université. Hommage au Recteur Marcel Dubuisson » in Revue de l’Université de Liège, 43e année, n°2/1971 – n°1/1972, p. 18.
  2. Jump up Chacune se voyait attribuer un Conseil d’Administration, composé du recteur et des cinq doyens, compétent pour l’organisation de l’enseignement, la répartition et la gestion des crédits, les nominations et promotions du personnel scientifique et technique, sans compter un rôle accru dans les nominations au corps professoral.
  3. Jump up Fox, C. R., Le Château des Belges. Un peuple se retrouve, 3e éd., traduction de Weber E., Bruxelles, Duculot, 1997, p. 102.
  4. Jump up Bacq, Zénon, "Dubuisson Marcel", in: Annuaire ARB, 1980, 21-43.
  5. Jump up Bacq, Zénon, "Dubuisson Marcel", 21-43.