Dubuisson, Marcel Georges Valère Céline (1903-1974)
Dubuisson was een microbioloog, fysioloog en mariene bioloog. Hij was professor en rector van de Universiteit van Luik. Hij werd geboren te Olsene op 5 april 1903 en overleed te Luik op 25 oktober 1974. Hij was gehuwd met Adèle Brouha.
Contents
Biografie
De wetenschapper
Marcel Dubuisson promoveerde in 1924 in de dierkunde aan de Universiteit van Gent. Daarna wilde hij een wetenschappelijke loopbaan uitbouwen, maar hij vond aanvankelijk moeilijk werk in deze sector. Op een bepaald moment verdiende hij zelfs de kost door radiotelegrafen te maken. Uiteindelijk geraakte hij toch op het gewenste spoor en werkte hij enige tijd op het departement Zoölogie van de Universiteit Gent, onder leiding van professor Victor Willem. In 1925 ging hij aan de slag als prosector in het anatomisch laboratorium van de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit Gent en werd hij assistent van professor Georges Leboucq. In 1928 werd hij benoemd tot hoofd van de werkzaamheden van het laboratorium. In datzelfde jaar maakte hij een studiereis naar het laboratorium van Banyuls-sur-Mer en deed hij onderzoek in de stations van Wimereux en Overmeire. Dubuisson verbleef vervolgens ook in het Woods-Hole Marine Laboratory in Massachusetts als Advanced Fellow van de C.R.B. Hij was ook vorser voor het NFWO van 1928 tot 1931.
In de jaren 1920 en 1930 stond de vervlaamsing van de Universiteit van Gent voor de deur. Dubuisson speelde een rol in de politieke bewegingen die deze transformatie probeerden tegen te houden. Zo gaf hij bijvoorbeeld van 1926 tot 1931 les aan de Gentse Hogeschool voor Gevorderden, een privé-instelling opgericht door Gentse industriëlen om de geleidelijke verdwijning van het Frans aan de Rijksuniversiteit te compenseren. Tevergeefs, want op 2 april 1930 werd het Nederlands de officiële taal van de universiteit. Hierna vreesde Dubuisson dat zijn loopbaan zou lijden onder zijn politieke opvattingen. Hij werd, volgens hem “in extremis gered” door Jules Duesberg, bioloog en rector van de Université de l’État à Liège. Deze stelde voor dat Dubuisson docent Algemene Biologie aan de Luikse universiteit werd.[1] Op lange termijn zette Dubuisson zijn eigen stempel op deze functie, door cursussen dierkunde, farmacie, geografie, geologie en mineralogie te doceren en studiereizen te organiseren. In 1936 werd hij gewoon hoogleraar en keerde hij terug naar de Verenigde Staten, waar hij onderzoek deed aan het gerenommeerde Rockefeller Institute for Medical Research in New York. In 1938 werd hij decaan van de Faculteit der Wetenschappen en werkte hij enige tijd in het laboratorium van Meyerhof om chemische analyses van spiercontracties uit te voeren. Van 1945 tot 1947 was hij ook professor aan de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Algiers, waar hij ook de leerstoel “Wetenschappelijk Nieuws” bekleedde. Aan de Middellandse Zeekust van dit Maghrebijns land ontdekte hij ook het onderzees duiken.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot Dubuisson zich aan bij het verzet. Hij belandde zelfs in de gevangenis tijdens de winter van 1941. Voor dit engagement werd hij beloond met de Verzetsmedaille, het Burgerlijk Kruis van de Eerste Klasse (1940-1945) en de Medaille van de Politieke Gevangene. In 1947 erfde Dubuisson verscheidene dierkundige opleidingen van professor Désiré Damas, die op emeritaat ging. In dat jaar werd hij ook het hoofd van het Zoölogisch Instituut van de Universiteit van Luik. Onder zijn leiding wijdde het instituut meer aandacht aan de maritieme biologie, een vakgebied waarvoor de Luikse Universiteit al lang een voorliefde had.
‘De laatste prins-bisschop van Luik’
In 1954 werd Dubuisson rector van de Universiteit van Luik en bekleedde die functie maar liefst zeventien jaar lang. Zijn aanstelling kondigde een nieuw tijdperk aan voor de Maaslandse Alma Mater. Door de wet van 1 mei 1953, bewerkstelligd door zijn voorganger, Ferdinand Campus, werden de staatsuniversiteiten onttrokken aan de politieke macht, waardoor ze aanzienlijk aan autonomie wonnen.[2] De rector maakte van deze gelegenheid gebruik om ambitieuze initiatieven uit te breiden.
Zo startte hij in 1967 de expeditie naar de Great Barrier Reef in Australië, een gebied met een bijzonder rijke en weinig verkende flora en fauna. Zijn expeditie was nog maar de derde die deze wateren verkende. Nog bijzonder aan dit avontuur was dat de deelnemers een camera gebruikten. Hun beelden werden in 1969 publiek gemaakt in de vorm van een film, getiteld ‘The Great Barrier Reef’. De stalen die tijdens de expeditie waren verzameld, werden teruggebracht naar het Aquariummuseum, dat in 1962 binnen de muren van het Institut de Zoologie de l’Université de Liège werd geopend. Dit Aquarium draagt nog steeds de naam van de rector. Daarnaast richtte Dubuisson ook het STARESO oceanografisch station in Calvi, Corsica op.
- | Om meer te weten te komen over de Belgische expeditie naar de Great Barrier Reef, bekijk De Belgische Great Barrier Reef expeditie (1967).
Dubuisson speelde ook een belangrijke rol in de (late) ontwikkeling van Luikse initiatieven in Belgisch Congo. Dankzij hem en professor Raymond Bouillenne werden mandaten voor onderzoekers in Congo, gefinancierd door het Universitair Patrimonium van Luik opgericht in 1953. Begin 1956 verkreeg de nieuwe rector zelf een van deze mandaten. Hij gebruikte voor een verblijft in Katanga (23 april tot 19 juni), waar hij gegevens verzamelde, contacten legde en een “Koloniaal Actieplan” opstelde. Dubuisson keerde terug naar Elisabethstad (hoofdstad van Katanga) in juli en augustus, ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van mijnbouwbedrijf Union Minière du Haut-Katanga. Hij ontmoette er de managers van de onderneming en smeed er een akkoord, dat de basis zou vormen voor de Fondation de l’Université de Liège pour les Recherches Scientifiques en Afrique centrale. Dit fonds werd drie dagen voor zijn vertrek opgericht door de Administratieve Commissie voor het Universitair Erfgoed. Dubuisson werd er zelf voorzitter van. In 1958 werd hij ook nog lid van de raad van bestuur van het
Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal Afrika en het Institut des Parcs Nationaux du Congo.
Tijdens de secessie van de Katangaprovincie werd Dubuisson, een goede vriend van de Katangese president Moïse Tshombe, door de Belgische staat meermaals belast met delicate diplomatieke missies, waarvoor hij vaak heen en weer reisde tussen Luik en Elisabethstad. Tegelijkertijd sloot de rector een lange tijd de ogen voor de afwezigheid van professor René Clémens, die een van president Tshombe’s belangrijkste adviseurs was tot april 1961. De herovering van Katanga door de troepen van de Verenigde Naties, in dienst van de regering van Léopoldville (hoofdstad DRC Congo), maakte geen einde aan Dubuisson’s belangstelling voor Congo en Katanga, in tegendeel. In 1964 richtte hij een Centre d'Études pour les pays en développement (Studiecentrum voor Ontwikkelingslanden, CEDEV) op binnen de rechtsfaculteit. Dit beoogde de opleiding van jonge afgestudeerden die een loopbaan in de zogenaamde “Derde Wereld” overwogen. De rest van zijn leven bleef Dubuisson een belangrijke promotor van de initiatieven van FULREAC. Ten slotte verdedigde hij ook steevast de Congolese en Rwandese nationale parken en stimuleerde hij het wetenschappelijk onderzoek dat hier verricht werd.
Marcel Dubuisson wordt herinnerd als een van de meest gerespecteerde rectoren in de geschiedenis van de universiteit van Luik. Hij staat bekend als iemand die de organisatie van deze universiteit en de wetenschappelijke richting van België merkelijke beïnvloedde. Hij was namelijk erg handig in het verkrijgen van kredieten en speelruimte ten opzichte van de regelgevende macht – middelen die nodig waren om zijn ambities te verwezenlijken – van de overheid. De “rector-bouwer” ontwikkelde ook aanzienlijk het bestuur van de universiteit: hij startte met de bouw van de nieuwe campus van Sart Tilman, (de meeste faculteiten lagen in het centrum van Luik) en richtte de Commission Nationale des Sciences op. Bovendien verkreeg hij een nieuwe financiële regeling van het hoger onderwijs en onderzoek van de overheid. Zijn familiariteit met de ministeriele coulissen, rol als adviseur van de jonge koning Boudewijn en vriendschap met de directeur van het NFWO en de Universitaire Stichting Jean Willems, leverde hem de bijnaam “de laatste prins-bisschop van Luik” op.[3]
- | Om meer te weten te komen over de rol van Rector Dubuisson in het ontstaan van het wetenschapsbeleid in België, raadpleeg deze pagina en deze pagina.
Naast zijn vele successen, ondervond de “prins-bisschop” ook tegenslagen: hij verloor controle over de Conseil National de la Politique Scientifique die hij mee oprichtte; door bouw van de campus van Louvain-la-Neuve na 1968 droogde de financiering van de verhuizing van de universiteit van Luik naar de Sart Tilman op; zijn gezag werd rechtstreeks aangevochten tijdens de studentenopstand van 1968; de politieke macht probeerde het resulterende machtsvacuüm op te vullen door de autonomie van universiteiten in vraag te stellen. Verontwaardigd door de onverschilligheid van de regering ten aanzien van de kritiek van academici op de hervormingsvoorstellen van de universiteit, deed Dubuisson in september 1971 afstand van zijn rectorale hermelijn. Hij stierf drie jaar later bij een auto-ongeluk.
Werken
Aanvankelijk trad de jonge onderzoeker Dubuisson in de voetsporen van Victor Willem en richtte hij zich op farmacologie en vergelijkende fysiologie. In 1927 publiceerde hij zijn eerste observaties over mosselspieren en het medicinaal gebruik van bloedzuigers. Tijdens zijn verblijf in Arago’s laboratorium in Banyuls-sur-Mer observeerde hij de synchrone ademhalingsbewegingen en hartslagen van zoetwatergarnalen. Vervolgens analyseerde hij de bloeddruk van de decapoden (bijvoorbeeld rivierkreeften). In Woods-Hole bestudeerde hij de hartslagen van de Atlantische xiphosure, die hij vastlegde met behulp van een kathode-oscillograaf. De resultaten van onderzoek over het cardiovasculaire systeem van ongewervelde dieren dat hij tussen 1928 en 1931 uitvoerde, verzamelde hij in een boek dat in 1931 door de Académie gepubliceerd werd. In 1933 publiceerde hij een algemeen overzicht van de fysiologie van de mariene ongewervelde hartspier, genaamd De huidige stand van onze kennis van de fysiologie van de Ongewervelde hartspier. Dit onderzoek leverde hem internationale erkenning als expert in de biochemie en spierbiofysica op.
Dubuisson deed ook onderzoek naar de chemische en fysische variaties van spiersamentrekkingen in mariene ongewervelden. Tijdens een moleculaire studie analyseerde hij de variaties van myosine, een eiwit dat een sleutelrol speelt bij spiercontractie. In 1937 ontwikkelde hij een observatietechniek om variaties in het waterstofpotentieel bij spiercontractie te meten. Dit onderzoek liep tot 1940 en resulteerde in maar liefst acht publicaties. Van 1939 tot 1953 onderzocht hij spiereiwitten en ontwikkelde wederom een nieuwe observatietechniek. In 1954 schreef hij het compilatieboek Muscular Contraction, waarin hij publicaties over spiersamentrekkingen geschreven door zijn laboratorium en buitenlandse laboratoria analyseerde.[4] Dubuisson was ook lid van de commissie die verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van de Calypso bathyscaphe, een mobiel onderzoeksstation. Dit kon onder meer het waterstofpotentieel van water in de Middellandse Zee meten op een diepte van meer dan 2600 meter. Deze ervaring stimuleerde Dubuisson’s interesse in de oceaanwetenschap.
Erkenning
Dubuisson werd toegelaten tot de Académie royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, als corresponderend lid op 3 juni 1950, als gewoon lid op 11 juni 1955 en als voorzitter van de Academie en de Klasse der Wetenschappen in 1960. Hij was ook geassocieerd lid van de Physiological Society. In 1947 werd hij benoemd tot corresponderend lid van de l’Académies des Sciences de Bologne.
Dubuisson ontving verschillende prijzen: in 1930 de Théophile Gluge-prijs, in 1949 de Agathon De Potterprijs en in 1948 de Prix Monthyon Prize de l’Institut de France. Hij kreeg eredoctoraten van de universiteiten van Algiers (1947), Elisabethstad (1962) en Aken (1970). Hij was ook grootofficier in de kroonorde, commandant van de Leopoldsorde en officier van het Legioen van Eer. [5]
Publicaties
- Een lijst met Dubuisson's publicaties is te vinden in: Bacq, Zénon, "Dubuisson Marcel", in: Annuaire ARB, 1980, p. 43-60.
Bibliografie
- « À l’Université. Hommage au Recteur Marcel Dubuisson » in Revue de l’Université de Liège, 43e année, n°2/1971 – n°1/1972, p. 18.
- Florkin, Marcel, "Hommage à Marcel Dubuisson", in: Bulletin de la classe des Sciences. Académie royale de Belgique, 55 (1974), 1298.
- Grogna, Nathalie, L’action de l’Université de Liège au Katanga, mémoire de licence en histoire, inédit, Université de Liège, année académique 1986-1987.
- Bacq, Zénon, "Dubuisson Marcel", in: Annuaire ARB,1980, 21-43.
- Bodson, Arthur, "Dubuisson, Marcel", in: Nouvelle Biographie Nationale, 11, 132-136.
- Welsch, Maurice, "In memoriam Marcel Dubuisson", in: Revue médicale de Liège, 29 (1974), 677-681.
- Genin, V., « Clémens (René) » in Académie Royale des Sciences d’Outre-Mer, Biographie Belge d’Outre-Mer, [Online], pagina geraadpleegd op 22 maart 2019.
- "Galerie des Recteurs : Marcel Dubuisson" in Université de Liège, Site de l'Université de Liège, [Online], pagina geraadpleegd op 22 maart 2019.
Nota’s
- ↑ « À l’Université. Hommage au Recteur Marcel Dubuisson » in Revue de l’Université de Liège, 43e année, n°2/1971 – n°1/1972, p. 18.
- ↑ Chacune se voyait attribuer un Conseil d’Administration, composé du recteur et des cinq doyens, compétent pour l’organisation de l’enseignement, la répartition et la gestion des crédits, les nominations et promotions du personnel scientifique et technique, sans compter un rôle accru dans les nominations au corps professoral.
- ↑ Fox, C. R., Le Château des Belges. Un peuple se retrouve, 3e éd., traduction de Weber E., Bruxelles, Duculot, 1997, p. 102.
- ↑ Bacq, Zénon, "Dubuisson Marcel", 21-43.
- ↑ Bacq, Zénon, "Dubuisson Marcel", in: Annuaire ARB, 1980, 21-43.