Nationale Commissie voor Wetenschappen

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search

De Nationale Commissie van Wetenschappen Nationale Commissie voor de studie van de problemen die de vooruitgang van de wetenschappen en hun economische en sociale repercussies met zich meebrengen voor België en zijn territoria van Overzeese Gebieden", of afgekort: Nationale Commissie voor wetenschappen was een commissie die opereerde tussen 17 januari 1957 en 12 januari 1959.. Haar opdracht was om het potentieel en de noden van België op vlak van toegepast en fundamenteel onderzoek in kaart te brengen. Ze bracht te inventariseren in termen van zowel fundamenteel als toegepast onderzoek.

| Lees alles over de historiek van de Commissie in het wetenschapsverhaal Voor wetenschap en vaderland. Het Belgische wetenschapsbeleid.

Oorsprong

De Nationale Commissie van Wetenschappen werd opgericht op 17 januari 1957 door de regering Van Acker IV op initiatief van Jean Willems, directeur van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, en Marcel Dubuisson, rector van de Universiteit van Luik. Haar missie was om de nieuwe uitdagingen van het tijdperk van de Big science aan te gaan, door de activiteiten van Belgische wetenschappers van elke onderzoeksinstelling beter te coördineren

Het Paleis der Academiën, 5 februari 1957: koning Leopold III (midden) stelt de Nationale Commissie voor Wetenschappen plechtig in werking. Hij is in het gezelschap van zijn oude tegenstander, premier Achille Van Acker (rechts). Bron: "Au Palais des Académies: Le roi Léopold a présidé la commission pour l’étude des problèmes résultant des progrès des sciences", in: La Dernière Heure, 52 (1957), nr. 37, 3.


De werken van de Commissie stonden onder het hoge patronage van koning Leopold III. Deze keuze getuigde van de wil tot verzoening van de socialistische premier Achille Van Acker - de donkere uren van de Koningskwestie lagen allen nog vers in het geheugen. De voormalige vorst en de regeringsleider verklaarden zodoende samen de Nationale Commissie van Wetenschappen voor geopend. Dit gebeurde op 5 februari 1957, tijdens een plechtige ceremonie in het Paleis der Academiën. Leopold III was een groot liefhebber van de wetenschappen. Ondanks zijn troonsafstand bestendigde hij de traditionele interesse van de dynastie voor de Belgische wetenschap.


Werking

De leden van de Commissie werden benoemd via Koninklijk besluit. Op hun beurt konden zij leden coöpteren, volgens de expertisedomeinen die ze nodig hadden. De Commissie telde hoge vertegenwoordigers van de stichtingen van de Egmontstraat: het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, de Universitaire Stichting, de Francqui-stichting en het Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijk onderzoek in Nijverheid en Landbouw, Interuniversitair Instituut voor Kernwetenschappen… Verder waren er de rectoren van de universiteiten en andere instellingen van hoger onderwijs zoals de Facultés Notre-Dame-de-la-Paix de Namur, Koninklijke Militaire School. Vervolgens de vast secretarissen van de Academies en vertegenwoordigers van de federale wetenschapsinstellingen, zoals het Koninklijk Observatorium en het Koninklijk Belgisch instituut voor natuurwetenschappen, en van het koloniale apparaat ( waaronder de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen, het IWOCA en het Nationaal Instituut voor de Landbouwkunde in Belgisch Congo. Ook hoogleraren, académiciens en enkele ambtenaren uit de betrokken kabinetten behoorden tot de leden.[1] In november 1958 trad ook Pierre Harmel, de nieuwe minister van Cultuur toe tot de sessies van de commissie.


De Commissie verdeelde zich in werkgroepen, die onder meer gewijd waren aan: hoger onderwijs, de begroting, de gebouwen, het wetgevingskader; de arbeidsomstandigheden van studenten en onderzoekers en de arbeidsmarkt voor afgestudeerden. Verder ook aan doctoraten en fellowships, academies, wetenschappelijk onderzoek en de middelen waarover het beschikt, de relaties van wetenschap met het bedrijfsleven, en de wetenshcappen in de overzeese gebieden. Deze subcommissies verzamelden hun informatie door geïnteresseerde partijen en deskundigen te raadplegen, door reeds bestaande gegevensverzamelingen samen te stellen, door, direct of onrechtstreeks (per contract) tellingen en enquêtes in België of in het buitenland te lanceren, of door symposia en colloquia te organiseren. Elke werkgroep stelde uiteindelijk een rapport op, dat vervolgens werd besproken en goedgekeurd tijdens de plenaire vergadering van de Nationale Commissie. Het werd daarna onmiddellijk naar de regering gestuurd.


De meeste van deze rapporten besloten met een oproep tot financiering door de overheid. In haar eindverslag eiste de Commissie meer middelen voor de stichtingen van de Egmontstraat en voor universiteiten, meer onderzoekers met betere lonen, meer wetenschappelijk personeel en universitaire gebouwen én de oprichting van permanente nationale onderzoekscentra. Deze rapporten gaan ook gepaard met scherpe maar beknopte analyses van de toestand van een bepaald wetenschapsgebied in België op dat moment, waardoor ze uiterst waardevolle bronnen voor de geschiedenis van de wetenschap zijn. Het eindverslag werd op 12 januari 1959 door koning Leopold III aan premier Gaston Eyskens bezorgd.


Het werk van de Nationale Commissie voor Wetenschappen getuigt van en heeft bijgedragen tot een bewustzijn in de politieke wereld van de materiële deprivatie die toen door het onderzoek in België werd geleden. Ze leidden tot een Een effort voor wetenschap en vaderland. Het Belgische wetenschapsbeleid.


Samenstelling

Leden, aangeduid door het Koninklijk besluit van 17 januari 1957:



Secretariaat: Y. de Hemptinne
Afname van enquêtes: Mlle N. Visart de Bocarmé
Secretarissen: Mme J. Plumier Van Neck, Mlles J. Genis et M. Collin


Gecoöpteerde leden:

  • G. Neujean, Administrator-directeur van het Fonds Reine Élisabeth pour l’Assistance médicale aux Indigènes du Congo belge
  • A. Wibail, algemeen directeur van studies en documentatie bij het ministerie van economische zaken


Bibliografie

  • Commission nationale pour l’étude des problèmes que posent à la Belgique et aux territoires d’outre-mer les progrès des sciences et leurs répercussions économiques et sociales, Rapports de la Commission nationale pour l’étude des problèmes que posent à la Belgique et aux territoires d’outre-mer les progrès des sciences et leurs répercussions économiques et sociales, Brussel, [s.n.], 1959.
  • Halleux, R. e.a., Histoire des sciences en Belgique (1815-2000), deel II, Brussel, 2001.
  • Halleux, R., Xhayet, G., La liberté de chercher. Histoire du Fonds national belge de la recherche scientifique, Luik, 2007.
  • Bertrams, K. e.a., Pour une histoire de la politique scientifique en Europe (xixe-xxe siècles): actes du colloque des 22 et 23 avril 2005 au Palais des Académies, Brussel, 2007.
  • Pirot, P., "La ‘Commission nationale des sciences’ et l’émergence d’un concept de politique scientifique en Belgique", in: M. Malpangotto, V. Jullien, E. Nicolaidis, L’homme au risque de l’infini. Mélanges d’histoire et de philosophie des sciences offerts à Michel Blay, Brussel, 2013. (Coll. "De Diversis Artibus", deel 93).
  • Pirot, P., La dynastie belge et la science, Doctoraatsthesis, onuitgegeven, Université de Liège, academiejaar 2014-2015.
  • Halleux, R. e.a., Tant qu’il y aura des chercheurs, Luik, 2015.


Notes

  1. Er waren ambtenaren uit het ministerie van koloniën, economische zaken, openbaar onderwijs en het Commissariaat voor Atoomenergie.