Federale Raad voor Wetenschapsbeleid
Adviesraad voor het Wetenschapsbeleid van de Belgische overheid, opgericht bij Koninklijk Besluit van 16 september 1959.
1997- | Federale Raad voor Wetenschapsbeleid |
1959-1994 | Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid |
Afkorting: NRWB
In het Frans: Conseil National de la Politique Scientifique
Historiek
Oprichting
De oprichting van de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid vloeit voort uit de werkzaamheden van de Nationale Commissie voor Wetenschappen (1957-1959). Deze commissie had aanbevolen om een "Nationale Raad voor Onderzoek en Hoger Onderwijs" op te richten met rechtspersoonlijkheid (een garantie voor zijn autonomie). Zo zou de Nationale Raad het stokje van de Nationale Commissie overnemen als vertegenwoordiger van de wetenschappelijke gemeenschap op het hoogste niveau van de overheid. Het eindrapport van het NCW, opgesteld door de Luikse rector Marcel Dubuisson, bepaalde ook een vertegenwoordiging van de economische en sociale organisaties, maar liet de feitelijke macht in de handen van de wetenschappers.
Pierre Harmel, Minister van Culturele Zaken tussen 1958 en 1961, was het er niet mee eens. Hij legde een grotere vertegenwoordiging van de economische kringen op, weigerde de rechtspersoonlijkheid te verlenen aan de Raad (hij richtte zelf de Raad door het KB van 16 september 1959) en hernoede die tot "Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid". De christendemocratische minister wilde zo zijn eigen rol benadrukken in de coördinatie en programmatie van het fundamenteel en toegepast onderzoek.
Dit Koninklijk Besluit kende niettemin een grote bevoegdheid toe aan de Nationale Raad. Overheidsdiensten bevoegde met het Wetenschapsbeleid (Ministerieel Comité voor wetenschappelijk beleid en Interministeriële Commissie voor Wetenschapsbeleid) konden geen besluiten nemen zonder advies van de Raad (ook op begrotingsgebied) en de NRWB kon op eigen initiatief adviezen uitbrengen (met name op begrotingsgebied). De Raad moest zorgen voor overleg en samenwerking, die beide essentieel waren voor de totstandkoming van een "nationaal" wetenschapsbeleid.
De periode van vertrouwen
De eerste taak van de Nationale Raad en zijn secretariaat (1959-1963) was de schatting van het Belgische "wetenschappelijk potentieel". Het moest de beschikbare begrotings- en personeelsmiddelen oplijsten. De taak was moeizaam, aangezien er vele bronnen van onderzoekfinanciering bestonden: private stichtingen (NFWO, IWONL...), ministeries, industrieën.... Dit onderzoek was vooral gericht op industrieel onderzoek binnen bedrijven.
De activiteiten van het NRWB werden vervolgens opgeslorpt door de kwestie van de universitaire expansie. Dit was een zeer controversieel thema, die taalgemeenschappen, levensbeschouwelijke stromingen en instellingen tegen elkaar uitdroeg. De oudere universiteiten vochten tevergeefs tegen de “uitzwerming” (de oprichting van nieuwe universitaire instellingen om in te spelen op de studenteninstroom, zoals bijvoorbeeld in Bergen of Antwerpen). De Raad stelde veel verslagen en aanbevelingen op. Bij de wet van 9 april 1965 "houdende diverse maatregelen voor de universitaire expansie" werd binnen de NRWB een speciale commissie opgericht om deze kwestie verder te bestuderen.
In de jaren zestig was de Raad zeer actief en fungeerde, zoals voorzien, als orgaan voor beraadslaging en overleg tussen de economische, sociale en wetenschappelijke kringen. Hij werd regelmatig geraadpleegd door de overheid. Niettemin toonde instelling toen al vele disfuncties. Er ontstonden steeds meer geschillen en de toename van het aantal studies en rapporten betekende een overweldigend werkdruk voor de leden, die immers vaak leiders van wetenschappelijke instituten of grote werkgevers met overvolle agenda’s waren. Als gevolg werden de studiediensten van het secretariaat van de Raad steeds belangrijker.
De periode van het wantrouwen
Begin 1968 leidden de meningsverschillen tussen de Raad en zijn secretariaat tot het ontslag van de rectoren van Luik, Gent en Brussel, al snel gevolgd door voorzitter Jef Rens. De koninklijke besluiten van 14 augustus en 12 september van hetzelfde jaar markeerden het einde van de centrale rol van de NRWB. Door deze werden de studiediensten van de Raad aangesloten bij het nieuwe Ministerie van het Wetenschapsbeleid, zodat de NRWB het beheer ervan verloor. De Raad zelf werd als adviesorgaan aan dit nieuwe ministerie toegevoegd. Deze hervorming leidde ertoe dat ook de vertegenwoordigers van het Algemeen Belgisch Vakverbond de deur van de Nationale Raad achter zich dichtsloegen. Ze waren van mening dat de Raad ondergeschikt was aan de politieke macht en dat de vakbonden niet genoeg vertegenwoordigd waren.
De jaren zeventig bevestigen dat invloedverlies in een moeilijke context: begrotingstekort, economische crisis, federalisering, permanente instabiliteit van de overheid. Door deze factoren groeit de interesse van de politieke macht in de wetenschap, maar vooral met het oog op haar economisch rendement. Het wetenschapsbeleid werd nu belichaamd door een minister of staatssecretaris en uitgevoerd door zijn of haar administraties. Tegelijkertijd werd steeds minder geluisterd naar de Nationale Raad. In 1971 negeerde de regering het advies van de Nationale Raad over de hervorming van de financiering en van het bestuur van de universiteiten. Vijf jaar later, werd hij zelfs niet meer voor zijn mening gevraagd bij de herziening van dezelfde financieringswet. Tussen 1972 en 1974 zagen politici ervan af voorzitters en ondervoorzitters van de twee speciale commissies te benoemen. Toen de voorzitter van de NRWB, A. Hacquaert, in 1976 met pensioen ging, benoemde de Wetstraat geen opvolger en verplichtte dus de vice-voorzitter een lange interim-functie op zich te nemen. Ten slotte onthield de demissionaire regering zich in 1978 eenvoudigweg nieuwe leden voor de Raad te benoemen. De bestaande afgevaardigden moesten hun werk "in lopende zaken" voortzetten. Dit werd nog erger gemaakt door een toenemende terughouding bij de ambtenaren om mee te werken aan de enquêtes van de Raad.
Ondanks deze existentiële crisis heeft de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid zijn onderzoek voortgezet. Hij stelde verslag op over zowel het hoger onderwijs (expansie, universitaire hervorming, niet-universitair hoger onderwijs en zijn betrekkingen met universiteiten, de overeenkomst tussen het aanbod aan afgestudeerden en de vraag op de arbeidsmarkt) als over onderzoek (toegepast onderzoek, energie, financiering van universitair onderzoek, criteria voor de erkenning van wetenschappelijke overheidsinstellingen, verspreiding van onderzoeksresultaten, status van onderzoekers, onderzoek binnen bedrijven). Eind jaren zeventig adviseerde de NRWB meer financiering voor toegepast onderzoek en meer samenwerking tussen onderzoekers en ondernemers.
Werking
De NRWB bracht, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de overheid, adviezen en aanbevelingen uit. Deze adviezen werden voorbereid door werkgroepen en vervolgens besproken in de plenaire vergadering van de Raad.
De NRWB organiseerde ook colloquia om haar kennis te verspreiden en de expertise van externe deskundigen aan te trekken.
De Raad werd bijgestaan door een comité van deskundigen en een comité voor de relaties tussen universiteiten en de industrie. In de jaren zeventig werden twee nieuwe vaste commissies opgericht: de Bijzondere commissie voor het universitaire onderwijs en hun fundamentele onderzoek en de Bijzondere commissie voor toegepast onderzoek en technologie.
Vandaag
Hoogleraar Roger Van Geen van de VUB was de laatste voorzitter van de Raad. Hij probeerde de NRWB een nieuw leven in te blazen. Door de staatshervormingen van eind jaren tachtig en begin jaren negentig was een groot deel van de onderzoeksbevoegdheid echter overgedragen aan de gewesten en gemeenschappen. Op 21 april 1994 hield de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid zijn laatste vergadering. Overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 8 augustus 1997 werd hij vervangen door de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid. De eerste vergadering van deze nieuwe raad vond plaats in 1999.
Het Koninklijk Besluit verplicht de federale regering om de FRWB te raadplegen alvorens gezamenlijk op te treden met de deelstaten. Zij kan de RA-aad ook raadplegen voor acties binnen zijn eigen bevoegdheden.
Lijst van voorzitters van de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid
- 1959-1965 : Lucien Massart
- 1965-1968 : Jef Rens
- 1968-1976 : A. Hacquaert
- 1981-1994 : Roger Van Geen
Website
De website van de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid kunt op deze pagina terugvinden.
Bibliografie
- OCDE, Politiques nationales de la science : Belgique, Parijs, OCDE, 1966.
- Spaey, J. (dir.) et al., Le développement par la science. Essai sur l’apparition et l’organisation de la politique scientifique des États, Parijs, UNESCO, 1969.
- Dubuisson, M., Mémoires, Luik, Vaillant-Carmanne, 1977.
- Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid, Rapport d’activité (1972-1979), Brussel, 1980.
- Molitor, A., Servir l’État, UCL, Louvain-la-Neuve, 1982.
- Halleux, R. et al., Histoire des sciences en Belgique (1815-2000), t. II, Brussel, La Renaissance du Livre, 2001.
- Bertrams, K. et al., Pour une histoire de la politique scientifique en Europe (XIXe-XXe siècles) : actes du colloque des 22 et 23 avril 2005 au Palais des Académies, Brussel, Académie royale des Sciences, 2007.
- Halleux, R. et al., Tant qu’il y aura des chercheurs, Luik, Luc Pire, 2015.