Gezondheidsbeambten (Belgisch-Congo)
Het gebrek aan medisch personeel om tegemoet te komen aan de gezondheidszorgbehoeften van de inheemse Congolese bevolking was voor het Belgische Ministerie van Koloniën aanleiding om gezondheidsbeambten in te stellen om artsen te helpen bij de bestrijding van de grote endemische ziekten. Er werd een wettelijk kader tot stand gebracht, evenals een specifieke opleiding. De geschiedenis van deze gezondheidsbeambten in de 20ste eeuw illustreert de voorwaarden voor de oprichting van een nieuw beroep, de evolutie ervan in bijna 60 jaar en de verdwijning ervan bij het einde van de kolonie.
Historiek
Antithyfische inenting A. B. C. (Leopoldstad). Royaume de Belgique, Colonie du Congo belge, Rapport sur l’hygiène publique pendant l’année 1927, Gent, S. A. Anct Maison d’Édition Vanderpoorten & Co, 1928.. |
Vanaf het begin van de Belgische kolonie in het begin van de 20e, eeuw was er een tekort aan artsen om te voorzien in de gezondheidsbehoeften van de inheemse en buitenlandse bevolking. Zo was er in 1927 een tekort van 37 artsen om de lijst van 107 geplande functies te vervolledigen. Aanvankelijk werd deze tekortkoming opgevuld door missionarissen, nonnen en andere empirisch geschoolde mensen. Vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw heeft het Ministerie van Koloniën echter de gezondheidsbeambten in het leven geroepen om de artsen van het land te ondersteunen in de strijd tegen endemische ziekten, zoals voornamelijk de slaapziekte (Afrikaanse trypanosomiasis).[1] Een decreet bepaalde hiervoor in een van zijn artikelen dat niemand het beroep van gezondheidsbeambte kon uitoefenen als hij of zij niet in het bezit was van een bekwaamheidsattest van een door het Ministerie van Koloniën erkende Belgische school voor tropische geneeskunde. Daarnaast moest elke gezondheidsbeambte een stagecertificaat van een ziekenhuis of laboratorium in de kolonie kunnen voorleggen.
- | Om meer te weten over de strijd tegen de slaapziekte onder de Belgische kolonie Congo, raadpleeg dit verhaal.
De taken van deze, voornamelijk Belgische, zorgverleners zijn na verloop van tijd geleidelijk gestructureerd. De belangrijkste focus van het werk was de medische telling van de gehele bevolking, meestal twee keer per jaar, om nieuwe gevallen van slaapziekte te vinden. Naast deze endemische ziekte werden later ook lepra, framboesia[2] en syfilis opgespoord. Andere activiteiten die samenvielen met de telling waren onder meer inentingscampagnes (pokken en tuberculose), gewichtscontrole voor kinderen, toezicht op de gezondheidsposten op het platteland en toezicht op de hygiëne in de dorpen. De gezondheidsbeambten waren ook verantwoordelijk voor de logistieke en administratieve aspecten van de gezondheidsdiensten (de organisatie van het geneesmiddelenaanbod, het onderhoud van materieel en voertuigen, het opstellen van boekhoudkundige rapporten en gezondheidsstatistieken). Zij werkten onder het gezag van de medische directeur van de bevoegde territoriale jurisdictie, maar mochten op eigen gezag inbreuken op de bepalingen inzake hygiëne en volksgezondheid en besmettelijke ziekten vaststellen.
Ochtendconsultatie in een plattelandskliniek. Bron: Ryckmans P., Les services médicaux et les carrières médicales au Congo belge, Brussel, Ministerie van Koloniën, 1949, p. 33. |
De opleiding van gezondheidsbeambten was een van de taken van het Instituut voor Tropische Geneeskunde, eerst gevestigd in Brussel en vanaf 1933 in Antwerpen. Voorwaarde voor toelating was de voltooiing van de volledige secundaire cyclus van studies in de "klassieke humaniora". Daarnaast werd er een individueel gesprek met de kandidaten georganiseerd, evenals een schriftelijke proef over een verplicht thema. De voornaamste vakken die tijdens de opleiding werden aangeleerd waren: elementen van veel voorkomende tropische en kosmopolitische ziekten, noties van bacteriologie en mycologie, praktische oefeningen onder de microscoop, nauwkeurige identificatie van ziektedragers, noties van openbare hygiëne en opleiding in administratieve aangelegenheden.
De duur van de opleiding bedroeg zes maanden. Dit was een permanent onderwerp van discussie. Sommigen benadrukten dat zeer praktisch gezondheidspersoneel nodig was, dat in staat was om op het terrein te werken en dat een initiële theoretische opleiding daarom geen belang had. Anderen waren daarentegen van mening dat onvoldoende theoretische kennis de gezondheidsbeambten niet in staat stelde om andere dan gestandaardiseerde taken uit te voeren en dat de gezondheidsbeambten dan niet in staat zouden zijn om te reageren op complexe situaties. Uiteindelijk heeft deze tweede opinie de overhand gekregen, maar niet voor 1957, toen de Raad van Bestuur van het Instituut voor Tropische Geneeskunde besloot om de opleiding van gezondheidsbeambten uit te breiden tot een volledig academiejaar (een maatregel die in de praktijk al samenviel met de verdwijning van de opleiding).
De voorgevel van het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen. |
De gezondheidsbeambten waren voornamelijk ambtenaren van de Belgische koloniale administratie, in het kader van de openbare gezondheidszorg. De fundamentele organisatorische eenheid van dit systeem was het "territoire". Elk gebied telde een of twee gezondheidsbeambten, telkens verantwoordelijk voor een (Afrikaanse) bevolking van ongeveer 100.000 inwoners. Het netwerk van instellingen bestond uit een algemeen referentieziekenhuis, met een arts en landelijke gezondheidsposten. Deze functies werden beheerd door Afrikaanse zorgmedewerkers. Het Afrikaans personeel werkte ook als laboranten en administratieve assistenten. Opgemerkt moet worden dat er tot de datum van de onafhankelijkheid van Congo (in 1960) geen Afrikaanse artsen waren.
Het aantal door de staat ingehuurde gezondheidsbeambten was aan het begin van de kolonie relatief stabiel en nam na de tweede wereldoorlog aanzienlijk toe (zie onderstaande tabel). Naarmate het aantal artsen geleidelijk toenam, steeg de verhouding tussen deze twee categorieën van gezondheidspersoneel van aanvankelijk bijna (0,98) naar een toename aan gezondheidsbeambten (1,31) en dan weer naar een evenwicht (0,99). Andere gezondheidsbeambten werden ingehuurd door bedrijven uit de mijnbouw- of agro-industriële sector, maar ook door religieuze missies of privé-liefdadigheidsinstellingen.
Jaar | 1935 | 1944 | 1956 | 1958 | 1959 |
Gezondheidsbeambten | 158 | 155 | 447 | 483 | 472 |
Artsen | 161 | 176 | 340 | 380 | 478 |
Ratio GW/A | 0,98 | 0,88 | 1,31 | 1,27 | 0,99 |
De getuigenissen van de nog levende voormalige gezondheidsbeambten, tonen twee kenmerken. De eerste is de nadruk op het hoofdkenmerk van het werk, namelijk het bezoeken van dorpen om de medische tellingen uit te voeren. Dit werd als veeleisende maar avontuurlijk ervaren. Deze routes betekenden een afwezigheid gedurende drie weken per maand om door landelijke gebieden (de "brousse") te reizen; en reizen gebeurde te voet of in een draagstoel (in de lokale taal een tipoye genoemd). De vierde week, terug op de basis, was gewijd aan het schrijven van de maandelijkse verslagen. Het tweede kenmerk is de voldoening van het voltooide werk, met het gevoel een wezenlijke bijdrage te hebben geleverd aan de gezondheid van de inheemse bevolking. De ondervraagde gezondheidsbeambten benadrukten de kwaliteiten die inherent waren aan hun werk: initiatief, pragmatisme en het vermogen om te communiceren met de mensen en hun stamhoofden. Ze verklaarden dat ze “des te gemotiveerder waren omdat de behoeften reusachtig waren en de resultaten direct waarneembaar”. De gezondheidsbeambten werden voorgesteld als verantwoordelijk voor de verdediging van de volksgezondheid, “zoals politieagenten die zich inzetten voor het handhaven van de orde in de stad”. Ook andere aspecten die de arbeidstevredenheid bevorderden, werden vermeld: geschikte arbeidsomstandigheden, voortdurend toezicht en een aangepaste beloning, m.i.v. pensioen.
Inheems ziekenhuis in Coquilhatstad. Bron: Koninkrijk België, Kolonie Belgisch-Congo, Rapport sur l’hygiène publique pendant l’année 1927, Gent, S. A. Anct Uitgeverij Vanderpoorten & Co.,1928, p. 21
|
Onafhankelijkheid
Op 30 juni 1960 werd de onafhankelijkheid van Congo uitgeroepen: het land was niet langer een Belgische kolonie, maar werd een soevereine staat. De Congolezen bezetten hun openbare functies en aangezien de functie van gezondheidsbeambte alleen voor Europeanen was opgericht, was het bestaan ervan steeds minder gerechtvaardigd. Hoewel deze situatie te verwachten was, werd de opleiding tot het academiejaar 1959-1960 voortgezet, maar met een klein aantal studenten (14 tegenover een gemiddelde van 80 in de vorige jaren). De Belgische ambtenaren werden door de onafhankelijkheidsverklaring verrast en hadden geen plannen om de Congolese gediplomeerden voldoende op te leiden. De titel van gezondheidsbeambte werd niet langer erkend door de nieuwe autoriteiten van de Democratische Republiek Congo. Ze werden aan hun eigen lot overgelaten, en moesten zich aanpassen aan de nieuwe situatie. Sommigen deden dat als laboratoriumtechnici of verpleegkundigen. Anderen werden als technici opgenomen in tropische ziektebestrijdingsprogramma's en nog andere werden in dienst genomen door de farmaceutische industrie of door privé laboratoria.
Bibliografie
De originele tekst van dit artikel komt van het artikel van Christian Darras en Yaneth Hurtado, van het Instituut voor Tropische Geneeskunde. U kunt het hier vinden (in het Frans): File:Agents sanitaires.pdf
Bronnen
- Hoofdzakelijk de catalogus van de bibliotheek van het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen.
- De interviews op de CD "L'œuvre médicale belge au Congo Belge", uitgegeven door de vereniging "Mémoires du Congo".
- Trolli, G., Van Hove J. en Marquet, A., Exposé de législation sanitaire du Congo Belge et du Ruanda Urundi, Brussel, Larcier, 1938.
- Ewald, G., « Utilité et rôle des agents sanitaires » in Servir, 3, 1963, p. 109-115.
- Brown, S.G., “The training of medical auxiliaries in the former Belgian Congo.” in Lancet, 1 (1973), 1103-1105.
Literatuur
- Baetens, R. (Ed.), Een brug tussen twee werelden; het Prins Leopold Instituut voor Tropische Geneeskunde Antwerpen 100 jaar, Antwerpen, Instituut voor Tropische Geneeskunde Antwerpen, 2006.
- Cornet, A. & Gillet, F., Congo België 1955 > 1965. Entre propagande et réalité, Brussel, Renaissance du Livre, 2010.
- Janssens, P.G., Kivits, M. & Vuylsteke, J., Médecine et hygiène en Afrique centrale de 1885 à nos jours, v. I, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1992.