De organisatoren van de wereldtentoonstelling krabden zich in het haar. In 1958, het jaar waarin België de wereldtentoonstelling zou hosten, was de koude entente tussen het westen en het communistisch blok ontaard in een wereldwijde atoomwapenwedloop. Zes maanden vóór de opening van de Expo lanceerde de Sovjet-Unie bovendien haar Spoetnik en gaf daarmee de Amerikaanse wetenschappers het nakijken. Voor het grote publiek kreeg wetenschap een dreigende ondertoon. In zo’n klimaat werd het vieren van wetenschappelijk vernuft, toch de essentie van een wereldtentoonstelling, wel een héél moeilijke evenwichtsoefening.
Imagoprobleem
|
Intercontinentale ballistische raketten worden meegetroond in een parade op het Rode Plein in Moskou (1961). Bron: Historisch Nieuwsblad.
|
Doorheen de twintigste eeuw was wetenschap op wereldtentoonstellingen niet weg te denken. Wetenschap was een centraal thema op de expo’s van Chicago in 1933 en van Parijs in 1937. Deze hadden als doel om de ontwikkeling van de maatschappij aanschouwelijk te maken en een visionair licht over de toekomst te laten schijnen. Organisatoren kwamen daardoor automatisch uit bij wetenschap als sleutel van maatschappelijke vooruitgang en welvaart. Niet alleen moest wetenschap gevoelens van trots en hoop bij bezoekers losmaken. Tentoonstellingsmakers bejubelden ook de opvoedkundige aspecten van wetenschapspopularisering. En natuurlijk erkenden ze dat wetenschap een gemakkelijk onderwerp was om een lekenpubliek te amuseren en te overdonderen. De spektakelwaarde van wetenschap stond buiten kijf. Voor de Belgische organisatoren was er dus geen ontkomen aan: ook in Brussel zou Vrouwe Scientia haar glansrol vervullen.
Maar of de kennisverwervende sector er ook dit keer in zou slagen om feel good vibes te genereren, was zeer de vraag. De Belgische organisatoren waren ervoor beducht dat wetenschap bij het grote publiek negatieve associaties opriep. Niet onlogisch in een tijd waarin grootmachten heuse legers van wetenschappers inzetten in de wedloop om de meest vernietigende atoombom. Vooral vreesde de Belgische gastheer dat de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie van de Expo gebruik zouden maken om hun militaire en technologische kunnen te etaleren. Een dergelijk opbod van machtsvertoon kon niet anders dan apocalyptische visioenen van paddenstoelwolken in de hoofden van de bezoekers projecteren. En dat kon men missen als kiespijn.
Wetenschap van geluk en welvaart
|
De standbeelden en banieren van het Voorpleinterras beelden de solidariteit der volkeren uit. Bron: Expo 58. Album – Souvenir, s.l., s.d.
|
In de strategische uitlijning van het Belgisch organisatiecomité klonk het daarom met aandrang dat de presentatie van wetenschappelijke objecten en documentatie steeds aan ideeën van pacifisme, humanisme en vooruitgangsgeloof gekoppeld moest worden. In lijn met het algemeen thema van de expo, ‘Balans van de wereld voor een humane wereld/Bilan du monde pour un monde plus humain’, werden deelnemende landen aangemoedigd om hun technologische verwezenlijkingen te presenteren, niet in de vorm van een competitie, maar wel in de geest van vooruitgang, geluk en welvaart voor alle volkeren van de aarde.
Kennisverwerving moest worden voorgesteld als ten dienste staand van de gehele mensheid. De organisatie benadrukte daarom dat landen moesten ‘tonen wat ze wáren, niet wat ze deden’. Ze moesten met andere woorden etaleren hoe hun innovaties inwoners elke dag op een positieve manier raakten. Met dit kaderend principe hoopte de organisatie om hanig gedrag van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in de kiem te smoren.
Constructie van een zuivere wetenschap
Het tweede strategisch manoeuvre om het imago van wetenschap te redden was veel ingrijpender. Het bestond erin in om wetenschappelijke activiteit volledige gescheiden te presenteren van technologische toepassingen, en zo de besmetting van wetenschap met negatieve associaties over technologie, atoombom incluis, te vermijden. Daarom gingen de organisatoren voluit voor de oprichting van een groots paviljoen, volledig gewijd aan fundamenteel onderzoek, het Internationaal Paleis van de wetenschap. De bezoeker zou er niet kunnen ontsnappen aan een zorgvuldig geconstrueerd beeld van wetenschap.
De boodschap luidde ten eerste dat wetenschap in wezen een planetair samenwerkingsverband was. Vondsten werden gedaan over de hele wereld, kennis werd uitgewisseld en deze uitwisseling stuwde de ontwikkeling van wetenschap als een geheel vooruit. De wereldwijde solidariteit tussen wetenschappers lag hieraan aan de basis. Daarom was in het Internationaal Paleis van de Wetenschappen commerciële of nationalistische propaganda strikt verboden. In de plaats van nationale stands werd er geopteerd voor een indeling in vier thema’s: de cel, het atoom, het kristal en de molecule.
|
|
|
Van Links naar rechts: Voorzitter van de Klasse Atoom, Marc de Hemptinne, van de Klasse Kristal, Willy Dekeyser, en van de Klasse Levende Cel, Paul Bordet. Bron: Geni, Privé-archief Dirk Poelman, via UGentmemorie en WIV-ISP Archief.
|
In het hal en in de catalogus waren deze thema’s dan wel strikt afgebakend, maar toch moest doorheen het parcours duidelijk worden dat de vier onderdelen noodwendig met elkaar verbonden waren. Met andere woorden: dat er een interdependentie tussen alle wetenschapstakken bestond, dat wetenschap een eenheid was. Ook dit idee van wederzijdse afhankelijkheid moest het beeld van de solidaire en internationalistische wetenschapsgemeenschap versterken. Tussen atoom, molecule en kristal - ofwel: kernfysica, chemie en fysica van de vaste stof – was de onderlinge verbondenheid evident. Hoewel het moeilijker leek het om de kloof tussen de inerte wereld en de levende wezens te overbruggen, had recent onderzoek, aldus de catalogus, een missing link gevonden met de ontdekkingen rond het virus. Het virusonderzoek, een gezamenlijke en zeer internationale inspanning tussen chemici, fysici en biologen kwam dan ook prominent naar voor in de tentoonstelling.[1]
|
Reclameposter voor het Paleis van de wetenschap.
|
Ten derde moest uit de uiteenzettingen de ‘sereniteit en de belangeloosheid’ van fundamenteel onderzoek duidelijk blijken. Het Paleis moest de bezoeker aan de man brengen dat geleerde vorsing radicaal verschilde van technologische toepassingen. Wetenschap werd bedreven omwille van de kennis, niet met het oog op nut. De catalogus verwoordde het met een didactische vergelijking: wetenschappers waren als ontdekkingsreizigers die nieuwe gebieden exploreren en technici waren landbouwers en mijnwerkers, die waarde puren uit de ontdekkingen van de eersten. De uitvoering voor elk van de vier thema’s was dan ook in handen van uitsluitend universitaire hoogleraren, toch het ideaalbeeld van de belangeloze wetenschapper in de ivoren toren van de universiteit. De afdeling Atoom werd bemand door onder meer Pol Swings, Marcel Migeotte en Julien Verhaeghe. Leuvens hoogleraar Marc de Hemptinne Leuven nam het voorzitterschap van de Atoomafdeling waar. Ook de afdeling Molecule telde hoogleraren die hun merites in het onderzoek hadden verdiend: onder voorzitterschap van Leuvens hoogleraar George Smets stonden onder meer Albert Bruylants, Lucia De Brouckère, Louis d’Or, Firmin Govaert, Richard Martin en Adolphe Van Tiggelen in voor de uitvoering van het project. Voorzitter Willy Dekeyser had voor de afdeling Kristal de medewerking van Georges Homes, Henri Brasseur en Jacques Thoreau. De afdeling rond de Levende cel onder voorzitterschap van Paul Bordet ten slotte kon rekenen op het advies van onder meer Raymond Bouillenne, Zenon Bacq, Jean Brachet, Albert Dalq, Jozef Heuts Lucien Massart en Georges Vandebroek.
Niet toevallig had dit uitvoerend comité Sir William Lawrence Bragg in de arm genomen om het voorwoord van de catalogus te schrijven. Als wis- en natuurkundige verenigde Bragg in zich alles wat de tentoonstellingsmakers naar het publiek toe wilden vertolken. Met een ontdekking en een Nobelprijs voor Fysica op zijn palmares was Bragg een typevoorbeeld van de gedesinteresseerde geleerde. Nog beter was dat zijn onderzoek over de diffractie van röntgenstralen door kristallen drie van de vier thema’s van de expo verbond. Bovendien was Bragg een gedreven en geliefd wetenschapspopularisator.
Een schitterend paleis
|
Luchtfoto van het Expoterrein vanaf het Atomium, met links naast het centrale Grote Paleis, achter de gaanderij het Paleis IV, waar de Internationaal Paleis van de Wetenschappen gevestigd was. Bron: Expo 58. Album – Souvenir, s.l., s.d.
|
Met zijn tienduizend vierkante meter vloeroppervlak was het Internationaal Paleis van de Wetenschappen, gelegen in een van de hallen van de Eeuwfeestpaleizen,[2] een indrukwekkend schouwspel. Het Paleis bood, aldus de catalogus, een overzicht van al het pionierswerk dat in de laatste 25 jaar in de wetenschappen was verricht. In het bioscooptheater met zeshonderd plaatsen kon de bezoeker bij wijze van inleiding een kortfilm meepikken. De film bood een synthese van de vier thema’s en had tot doel om, in de woorden van de organisatoren, ‘de eenheid der wetenschap aan te tonen’. Bezoekers konden zich in acht zalen vergapen aan spectrografen, spectrometers, elektronenmicroscopen, schaalmodellen van deeltjesversnellers, bellenvaten en x-stralentoestellen. Er waren modellen van kosmische straling, van de dubbele helix van DNA en microfotografische platen van cellen. Didactische panelen en filmpjes verschaften de nodige uitleg, maar ook assistenten, gekleed in iconische witte labojassen, stonden de bezoeker bij. Bezoekers konden experimenten en demonstraties bijwonen. Zo was er bijvoorbeeld een zwakke nucleaire installatie die energie opwekte uit natuurlijke radioactiviteit. Microscopieonderzoek kon live worden gevolgd op kleurentelevisieschermen.
Er was ook ruimte voor geschiedenis. De tentoonstellingsmakers maakten dankbaar gebruik van de grootse verhalen en roemrijke figuren om ontzag en bewondering bij de bezoekers los te maken. Veilig achter glas bevonden zich de met radium besmette schriftjes van Marie en Pierre Curie, een oorspronkelijke tabel van Dmitri Mendeljev, het staal uraniniet waaruit Marie Curie radium had geïsoleerd en de originele documenten van Becquerel over zijn ontdekking van radium. Ook apparaten en instrumenten die door grote geleerden als Frédéric en Irène Joliot-Curie, Enrico Fermi en Otto Hahn waren gebruikt, waren her en der uitgestald. De afdeling Kristal vergaste de bezoeker op een historisch overzicht van de grote ontdekkingen binnen de discipline. In de atoomafdeling verhaalden didactische panelen over de ontdekkingen van de neutrino en van radium. Maar bezoekers konden ook de experimenten van grote geleerden opnieuw beleven via re-enactments. De auteurs van de catalogus hoopten dat de bezoeker zou vertrekken met een diepe indruk over de steeds sneller voortschrijdende kennis, maar vooral dat hij een besef zou krijgen van de uitgestrektheid van wat nog niet doorgrond was. Als het in jongeren een wetenschappelijke roeping kon losmaken, dan was de taak van het Internationaal Paleis van de Wetenschappen geslaagd.
’A good show’
Een succesverhaal werd het Palais de la Science nochtans niet. Het was erg moeilijk om fundamentele wetenschap te hertalen naar sprekende beelden en objecten en bovendien zonder terug te plooien op praktische toepassingen. Dit maakte de tentoonstelling erg complex en chaotisch voor de lekenparticipanten voor wie het nochtans bedoeld was. Daarenboven werden de organisatoren onder druk van de verschillende landen gedwongen om hun neutraal en internationalistisch principe te laten varen en discrete herkomstvermeldingen en vlaggen op de objecten toe te laten. De Sovjet-Unie lapte de regels helemaal aan haar laars en sleepte displays aan waarop ‘CCCP’ in koeienletters was aangebracht. Daarmee was de droom van belangeloosheid en internationalisme gebroken in de knop.
|
Het USSR-paviljoen trok met haar modern transparant paviljoen horden bezoekers, evenveel als het naburig Amerikaans Paleis. Bron: Wikimedia commons.
|
Halverwege de Expo, rond de zomer, moest het organisatiecomité vaststellen dat zuivere wetenschap bezoekers maar matig bekoorde. Tegen eind oktober stond de teller van het Palais de la Science op een ‘schamele’ 2 miljoen bezoekers, wat het tot de categorie van ‘minder bezochte stands’ veroordeelde. Het Palais de la Science bleek met zijn complexe thematiek vooral experten aan te trekken. Het lekenpubliek koos toch vooral voor populair vermaak in de Congolese mensenzoo, het Atomium of het Philipspaviljoen.
Voor de hoogleraren van het organisatiecomité was het minst aangenaam misschien wel het succes van het Russisch paviljoen. De Sovjet-Unie had niets aan het toeval overgelaten om de superioriteit van wetenschap onder het socialisme in de verf te zetten. Onder het alziend oog van een reusachtige bronzen Lenin waren de grootste verwezenlijkingen van Sovjet-wetenschappers uitgestald. Een model van het eerste atoomstation ter wereld flankeerde replica’s van burgerluchtvaarttoestellen en van een ijsbreker met een atoommotor. In het midden van het paviljoen stond de grootste attractie van allemaal, een trotse replica van de Sputnik I. Over de gehele ruimte kon de bezoeker voortdurend het beroemde ‘biep biep’ sonarsignaal van de Sputnik horen.
De Sovjets orkestreerden dus de bombastische, dreigende en overweldigende confrontatie waarvoor de organisatoren hadden gevreesd. Maar dat net dát de grote aantrekkingskracht van het Sovjet-paviljoen zou betekenen, hadden de hoogleraren niet in die mate kunnen voorspellen. Met zijn 30 miljoen bezoekers was het Russisch paviljoen inderdaad een van de grootste publiekstrekkers van de Expo. Men kon niet anders dan vaststellen dat het brede publiek blijkbaar geen behoefte had aan bescherming tegen gedachten aan apocalyptische visioenen van een nucleaire holocaust. Op de Expo wilden ze integendeel, binnen het kader van een schitterende enscenering, net eens lekker griezelen. Daarmee werden de woorden van een journalist van de New Yorker, dat de Sovjet-stand net omwille van de koude oorlogssituatie ‘a good show’ zou opleveren, profetisch...
|