Proost, Alphonse (1847-1931)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search

Agronoom, hoogleraar en ambtenaar aan het ministerie voor Landbouw. Geboren op 14 februari 1847 in Brussel en gestorven op 3 juni 1931 in Ukkel.

Biografie

Proost studeerde af als doctor in de Wetenschappen. Hierna liep hij college in Parijs bij de gerenommeerde arts Claude Bernard en in het laboratorium van de agronoom Georges Ville. Aan de Universiteit van Leuven assisteerde hij onder meer in de laboratoria van de hoogleraren chemie Charles Blas en François De Walque. Proost werd in 1878 tot docent benoemd aan het Landbouwinstituut van Leuven, bij de oprichting waarvan hij nauw betrokken was geweest. Hij doceerde er landbouwchemie, geologie, fysiologie en hygiëne. Net als zijn collega Jules Cartuyvels werd hij in 1890 naar het professorenkorps van het Rijkslandbouwinstituut van Gembloux overgeheveld. Zijn benoeming als docent was mede door politieke motieven ingegeven: het katholieke ministerie wenste het liberale overwicht in het professorenkorps te doorbreken door een uitbreiding ervan met katholiekgezinde krachten.[1]


Naast zijn docentschap bouwde Proost vanaf 1886, overigens net als Jules Cartuyvels, een carrière als ambtenaar aan het pas opgerichte ministerie van Landbouw uit.[2] Proost vervulde er gedurende tien jaar het ambt van inspecteur van de dienst landbouwaangelegenheden en werd daarna directeur-generaal van het departement Landbouw. Als hogere ambtenaar speelde hij een voorname rol in de uitbouw van het landbouwonderwijs, vooral voor meisjes, onder mee door de wet voor op het landbouwonderwijs van 4 april 1890 op te stellen. Alphonse Proost was nauw betrokken bij de oprichting en werking van de Société royale centrale d'agriculture de Belgique, Vanaf 1873 vervulde hij er de functie van secretaris. Ook van de Société scientifique de Bruxelles was hij een van de stichters, net als van de "Ligue de l'éducation familiale". Proost maakte van deze laatste vereniging zijn klankbuis voor zijn hervormingsideeën rond het humanioraonderwijs, met daarin een groter belang voor de wetenschappen.


Proost was één van de eerste wetenschappers in Europa die onderzoek deed naar de biologische fixatie van stikstof in de bodem. In zijn vrije tijd onderzocht hij het leven van insecten en hielp hij bij het in kaart brengen van de flora, de geologie en de fossielen in België en de rest van Europa. Hij schreef polemische artikels over evolutieleer, materialisme en positivisme, deed uitspraken op het vlak van sociologie, psychologie en pedagogiek en had interesse voor geologie en astronomie en voor folklore. Via de Société scientifique de Bruxelles mengde Proots zich actief in het aan de gang zijnde debat over de relatie tussen wetenschap en geloof. Dat leverde hem vanuit kerkelijke hoek het verwijt op te veel belang aan de mogelijkheden en de bewijskracht van de positieve wetenschappen te hechten. Eind 1880 werd Proost bovendien naar Rome geroepen om er zijn stellingen te verdedigen.

Publicaties

onder meer:

  • L'Education de la femme selon la science, Brussel, 1896.
  • La réforme des humanités, Brussel, 1896.
  • La pédagogie moderne et la pédagogie empirique envisagées au point de vue de l'hygiène physique et morale, Leuven, 1897.
  • Causeries sur l'histoire des sciences, 1901.

Bibliografie

dat helemaal online te raadplegen is op de website van Dissertaties Rijksuniversiteit Groningen (op 30-11-12, om 15:00).


Noten

  1. Van Molle, L., Katholieken en Landbouw. Landbouwpolitiek in België 1884-1914, Leuven, 1989, 118 en 196.
  2. De katholieken hadden in 1884 de absolute meerderheid in het parlement verworven en hadden in datzelfde jaar een ministerie voor landbouw opgericht. Ambtenaren werden zoveel mogelijk uit katholieke rangen gerekruteerd.