'Geachte lezers, draai de grote naald van uw horloge enkel in wijzerzin en raak niet aan de kleine naald, om schade aan het mechaniek te voorkomen!' Dit was de laatste tip die de kranten hun leespubliek nog meegaven om de tijdssprong veilig door te komen. In de nacht van 30 april op 1 mei 1892 was het zover. België zette voorgoed de publieke uurwerken gelijk. Van De Panne tot Luik, en dit op de maat van de Greenwich meridiaan. Voor de Leuvense hoogleraar Ernest Pasquier was het een gloriedag. Aan hem was de eenmaking danken. Of … te wijten, afhankelijk van wiens mening men vroeg.
Brussel: point zero
|
Met de komst van de eerste treinen in 1835 stelde zich al meteen het probleem van de veiligheid. Daarom liet de overheid Adolphe Quetelet over heel het land meridiaanlijnen aanleggen om makkelijk de tijd te meten. Bron: Wikimedia Commons
|
In de negentiende eeuw was Brussel, meerbepaald het Koninklijk Observatorium het punt nul voor tijdmeetkundige berekeningen. Vooral de spoorwegen gebruikten uit veiligheidsoverwegingen het plaatselijke uur van de hoofdstad als uniforme tijd voor hun dienstregeling. Via de telegraaf werd elke ochtend om 6 uur de Brusselse tijd razendsnel vanuit het observatorium naar het station van Brussel Noord doorgeseind. Vandaar zond men het uit naar alle stations van het spoornetwerk, waarna de klokken op de perrons indien nodig werden aangepast. Op deze manier reisde het Brussels uur elke ochtend naar de kleinste uithoeken van het land.
Treinreizigers moesten weliswaar na aankomst hun uurwerk opnieuw op plaatselijke tijd zetten. Dat uur vonden ze vaak al in de wachtzaal of de lokettenhal van het station en op de publieke klokken aan de buitenzijde van het stationsgebouw. In het begin van de negentiende eeuw volgden vele Belgische steden een lokale middelbare zonnetijd, die op een plaatselijke geografische breedtegraad was gebaseerd. In het dagelijks leven las een groot deel van de bevolking, waaronder landbouwers, het uur af van zon en zonnewijzers. Een officieel, bij wet vastgelegd uur bestond niet, en dus was België een lappendeken van tijden en tijdmetingsgewoonten. Tegen het einde van de negentiende eeuw was het voor de meeste spoorwegsteden de gewoonte geworden om het plaatselijk uur te baseren op de spoorwegklokken. Dit was niet onlogisch: stadsbesturen bezaten zelf geen tijdmeetinstrumenten, terwijl het exacte uur van de spoorwegen hen elke dag keurig werd doorgeseind. Vaak voegden ze aan het Brusselse uur een marge van 3 tot 10 minuten toe, voor het gemak van de reiziger. [1]
België was allerminst een uitzondering: ook de meeste andere landen voerden hun metingen uit aan de hand van een nulmeridiaan die doorheen een nationaal observatorium of de hoofdstad liep. Sommige grote landen hanteerden zelfs vier, vijf of zes officiële nulmeridianen. Op vlak van de internationale scheepvaart waren wereldwijd tientallen nulmeridianen in gebruik, zoals deze van Parijs, Rome, Genua, Ferro (El Hierro, Canarische Eilanden) en Greenwich. Het belang van deze laatste voor de internationale zeevaart ging doorheen de negentiende eeuw dat van de andere overstijgen, omwille van de uitzonderlijk nauwkeurige astronomische tabellen die het observatorium er afleverde.
Nulpunt van de wereld
Toenemende internationale communicatie, navigatie, treinverkeer over grote afstanden (zoals in de Verenigde Staten) en telegrafie maakte de invoering van een wereldwijde, eenduidige nulmeridaan steeds prangender. In 1871 nam het eerste Internationaal Geografisch Congres in Antwerpen een motie aan, die aandrong op het gebruik van de meridiaan van Greenwich als wereldstandaard voor metingen in de geografie en navigatie. In het najaar van 1884 kwam onder stimulans van de Verenigde Staten een Internationale Meridiaanconferentie tot stand die zich tot doel stelde een advies te formuleren rond het gebruik van een universele nulmeridiaan. De keuze van een nulmeridiaan was in wezen arbitrair, waardoor de discussie – die door Frankrijk en Groot-Brittannië werd opgeëist – sterk nationalistisch gekleurd raakte. Gesteund door de VS haalde Greenwich het pleit, als nulmeridiaan en, na lang overleg, ook als standaardtijd.[2] Het advies over de Greenwich Standaardtijd werd echter slechts aanvaard op voorwaarde dat lokale tijdsgebruiken niet in het gedrang zouden komen, indien nationale overheden deze wensten te behouden.
Pasquier, apostel van de standaardtijd
|
Pasquier was hoogleraar geodesie, astronomie en hemelmechanica aan de universiteit van Leuven
|
Het duurde uiteindelijk nog ruim veertig jaar voor alle landen daadwerkelijk op Greenwich Mean Time overstapten.[3] Dit was grotendeels de verwezenlijking van de 'advocaten van de standaardtijd', wetenschappers die, elk in hun eigen land, onaflatend campagne voerden voor de tijdshervorming. In België was de Leuvense hoogleraar Ernest Pasquier de enthousiaste pleitbezorger van de Greenwichtijd. Onvermoeibaar publiceerde hij het ene na het andere pamflet. Daarin probeerde hij zijn lezers te overtuigen van de onzinnigheid van de huidige situatie. Een Belg die uit Nederland, Duitsland of het Groothertogdom Luxemburg naar huis terugkeert, zo schetste hij, mag nog zo’n goed uurwerk hebben, hij zal zijn trein missen als hij vergeet dat dat uurwerk 2 minuten achterloopt op het uur van een Hollandse trein, 7 minuten op het uur van het Luxemburgse trein en een variabel aantal minuten, afhankelijk van welk station, op een Duitse trein. Een Fransman die uit België huiswaarts spoort, vervolgde Pasquier, heeft zelfs met een verschil van 13 minuten en 6 seconden af te rekenen.[4] Het was hoog tijd om aan die chaos een eind te maken, besloot de hoogleraar, door een overstap naar Greenwichtijd. Hij pleitte daarbij voor een tijdshervorming, niet alleen bij de spoorwegen en aanhangende diensten, maar óók in de rest van het publieke – en dus ook het private – leven. Daaronder hoorden onder meer rechtbanken, scholen en lokale diensten zoals de politie.
Pasquiers oproep vond snel gehoor bij de minister van Spoorwegen, Post en Telegrafie Jules Vandenpeereboom. Deze kondigde al in het najaar van 1890 de nakende invoer van de Greenwichtijd bij de zeemacht, de post, de telegraaf en de spoorwegen, en dat zowel in de interne als de publieke afdelingen. Tegelijk lanceerde hij een grootschalig onderzoek, met onder meer een enquête aan de besturen van de grote steden. Daarin drukte hij zijn wens uit dat deze hem zouden steunen in de invoering van het nieuwe uur in het lokale publieke leven.
Het uur Vandenpeereboom
|
|
Minister Vandenpeereboom werd in de pers het voorwerp van spot.
|
Burgemeester Karel Buls kantte zich lang tegen de invoering van de nieuwe tijd.
|
Niet iedereen was zo gewonnen voor een tijdshervorming als Vandenpeereboom en Pasquier. Velen erkenden volmondig het nut van een tijdshervorming binnen de spoorwegen, post, telegrafie en marine, maar kantten zich tegen een uitbreiding ervan naar het dagelijks leven. Hoewel de tijdswijziging in theorie slechts 17 minuten en 29 seconden bedroeg,[5] was ze voer voor urenlang debat in het parlement en daarbuiten. Sommigen pleitten voor een beperking van de Greenwichtijd tot de interne keuken van de spoorwegen, waarbij de dienstroosters voor reizigers de lokale tijden zouden aanhouden. De patriotten onder de Greenwich-tegenstanders verkondigden dat België met een 'heure étrangère' geen uitstaans had.[6] Nog andere commentatoren waarschuwden voor een ontregeld bioritme. Pasquier bracht hiertegenin dat de hervorming net positief was voor de volgens hygiënisten zorgwekkende trend - de weerzin van mensen om vroeg op te staan. Dat de Greenwichtijd het ochtendgloren 'vervroegde', kon in het intense stadsleven van vandaag (la vie intense dans les grandes villes) alleen maar positief zijn!
Niet wenselijk voor het publieke leven en evenmin voor het binnenlandse treinverkeer: zo luidde ook het advies dat de Koninklijke Academie voor wetenschappen bij monde van haar leden Jean-Baptiste Liagre, François Folie en Joseph De Tilly aan de minister verstrekte. Voor internationale treinen kon een tijdshervorming wel nut hebben, maar dan enkel als ook Duitsland en Frankrijk de Greenwich Standaardtijd aannamen. Het belangrijkste bezwaar van de academieleden was dat de Greenwich-middag zich gevoelsmatig te ver van de ware middag verwijderde – tot wel 30 minuten.[7]
Van alle tegenstanders was de Brusselse burgemeester en kamerlid Karel Buls wellicht de heftigste. De tijdshervorming was voor binnenlands verkeer volkomen nutteloos, aldus Buls. Ze zou enkel ten goede komen aan die ene internationale reiziger, die aan de grens niet langer aan de wijzers van zijn horloge hoefde te frunniken. Misschien ben ik wel hardvochtig, sneerde de burgemeester zijn collega’s in de Kamer toe, maar ik bekommer me meer om het lot van de duizenden binnenlandse treinreizigers die men verplicht om al hun gewoontes overboord te gooien voor die ene kosmopoliet. Mensen delen hun werkdag namelijk in volgens het ritme van de zon, verklaarde hij. Wat een chaos ontstaat er dan niet als de ochtend en de namiddag niet meer gelijk in lengte zijn!
De Belgische kranten kruidden de debatten met hun eigen commentaar. Dit was iets typisch voor wetenschappers, sneerde de Journal de Bruxelles, zij wilden liefst de hele wereld uniformiseren! De Chronique schetste een lachwekkend scenario waarin een reiziger op zijn korte route naar het station twee tijdszones doorkruist en door het berekenen van zijn tijdsmarge zo verward raakt dat hij alsnog zijn trein mist. De chaos aan de grenzen zou met de tijdshervorming dan wel worden opgelost, zo concludeerde de journalist, maar voor de wandelaar naar het Brusselse noordstation begonnen de problemen pas. De Gazette de Charleroi lapte er nog een situatieschets bij over Brusselse lunchafspraak die in het water valt, omdat een van de twee eetgezellen, die bij de post werkt, ook privé de Greenwichtijd aanhoudt. Voortaan, zo besloot de journalist spottend, zou men bij een afspraak moeten preciseren: 'in het uur van Brussel of het uur van Vandenpeereboom'.
Eén uur voor heel het koninkrijk
|
Op de astronomische middag zakte de bol op het Greenwich Observatorium naar beneden. Bron: Wikimedia Commons.
|
Pasquiers motto luidde dat hoe meer beschaafde landen zouden toetreden, hoe moeilijker het voor de tegenstanders, waaronder België, zou zijn om zich te blijven verzetten. Daarom bestookte de hoogleraar de nationale tijdschriften met bemoedigende updates over de situatie. Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Canada, Zweden, Japan, Rusland en Oostenrijk hadden al de overstap naar de Greenwich Standaardtijd gemaakt, kondigde hij in 1890 aan. Enkele maanden later kon de hoogleraar met onverholen blijdschap melden dat ondertussen ook in Duitsland 'iedereen voorstander was'.[8] Enige tijd later berichtte hij dat Duitsland overstag was gegaan en binnenkort de Greenwichtijd in haar spoorwegstelsel zouden invoeren.[9]
Of het nu door de toetreding van Duitsland – en Nederland – kwam, is niet duidelijk. Maar op 28 april 1892 leek plots alles in kannen en kruiken. Het wetsvoorstel van de minister van Binnenlandse Zaken werd zonder veel omhaal goedgekeurd, met 78 voor- en 11 tegenstemmen – waaronder die van burgemeester Buls. Op 29 april werd de wet van kracht. Daags nadien verscheen deze in het Staatsblad. De wet stipuleerde dat ook lokale publieke diensten, zoals scholen, de nieuwe tijd zouden aannemen.
In de nacht van 30 april op 1 mei was het uiteindelijk zover. Het spoorwegpersoneel maakte zich klaar om op middernacht, 17 minuten en 29 seconden de spoorwegklokken, die tijdens de dag zo precies mogelijk op Brussels uur waren afgesteld, terug te draaien naar middernacht Greenwich Standaardtijd. De extra tijd die vrijkwam zou bij 30 april worden gevoegd, zo was de afspraak. De tijd tussen middernacht en 17 minuten en 29 seconden zouden zich dus twee maal voordoen. Daarom moesten de logboeken van de spoorwegen gedurende die periode nauwkeurig het onderscheid aanduiden met 'heure de Bruxelles' en 'heure de Greenwich'. Op de ochtend van 1 mei werd voor het eerst vanuit het Observatorium van Ukkel het nieuwe uur doorgeseind. Vanuit het Noordstation verspreidde het zich over alle stations van België. Nieuwe dienstregelingboekjes voor het publiek waren al eerder verspreid. Scholen en publieke diensten waren op de hoogte gebracht. Hierna was geen terugkeer meer mogelijk. Die ochtend stapten het land en zijn bevolking, haast onmerkbaar, in de nieuwe tijdsroutine. Het project van Pasquier was volbracht.
|