Association pour la fondation de stations agricoles en Belgique

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search

Private vereniging opgericht in 1871 met als doel de oprichting van landbouwstations in de verschillende provincies van het land, en ontbonden in 1883.


Historiek

Voornaamste promotor van de Association pour la fondation de stations agricoles en Belgique was directeur Phocas Lejeune van het Rijkslandbouwschool van Gembloux. Hij was het die begin 1869 aan de minister van Binnenlandse Zaken Eudore Pirmez voorstelde om, naar het voorbeeld van Duitsland, een of meerdere landbouwstations op te richten. Minister Pirmez gaf te kennen gewonnen te zijn voor het voorstel. In mei 1869 gaf hij Lejeune bovendien de goedkeuring om samen met vice-directeur Jacob-Joseph Leyder een studiereis langs Duitse stations te maken. Twee jaar later, op 1 juli 1871 werd de Association officieel opgericht.


De kern van de Association bestond uit professoren van het Rijkslandbouwinstituut van Gembloux en werd verder aangevuld met grootgrondbezitters, handelaars en fabrikanten van landbouwproducten en plattelandsminnende politici, een tweehonderdtal in totaal. De meesten van hen waren afkomstig uit de omstreken van Gembloux. In de administratie van de nieuwe vereniging werd het Rijksinstituut verpersoonlijkt door oud-professor van chemie Prosper De Wilde, docent bosbouw Henri Parisel en Phocas Lejeune zelf. De Société royale centrale d'agriculture de Belgique was aanwezig in de personen van volksvertegenwoordiger Léon T’Serstevens en de katholieke landeigenaar en lid van de Hoge Landbouwraad Alphonse Demarbaix. Jean-Michel Leclerc, inspecteur-generaal van landbouw, vertegenwoordigde de door de overheid erkende Société Agricole de Brabant-Hainaut. Ten slotte maakten nog Jean Mathias Wehenkel, professor aan de Rijksveeartsenijschool van Kuregem en een landeigenaar genaamd Verheyden deel uit van de administratie van de Association. Aan 'T Serstevens werd de positie van voorzitter aangeboden.


De statuten van de Association stelden dat de stations experimenteel onderzoek zouden uitvoeren naar de chemische principes van plant en bodem, naar rationele veevoeding, naar landbouwmachines en -instrumenten, naar de bemestende waarde van diverse stoffen of naar de eigenschappen van bepaalde bodems. Ze zouden bovendien in opdracht van particulieren opzoekingen van diverse aard doen en advies verlenen. Ook zouden de stations kwaliteitscontroles uitvoeren op kunstmeststoffen en andere landbouwproducten uit de Belgische handel. Kunstmest werd in toenemende mate verbruikt, hoofdzakelijk door grootgrondbezitters, maar het probleem was dat ze erg vaak van minderwaardige kwaliteit of zelfs vervalst waren, en dus de productiecapaciteit van het akkerland niet te goede kwam. Onderricht en propaganda, onder andere door het geven van vulgariserende landbouwwetenschappelijke voordrachten en het uitgeven van een tijdschrift, vormde een laatste belangrijke taak. De administratieve commissie van de Association zou toezien op de werking en financiën van de stations. De vereniging nam een motto aan: ‘Progrès Agricole!’ Ze slaagde er bovendien in om de overheid tot een opmerkelijke financiële bijdrage te bewegen. De overheidssteun bestond niet alleen uit een oprichtingssubsidie maar ook uit een jaarlijks steungeld om budgettaire tekorten op te vullen. In 1872 wierf ze ten slotte een jonge Duitse agronoom aan, Arthur Petermann, om de concrete oprichtingen te verwezenlijken en de dagelijkse leiding van het eerste station op zich te nemen.


De Association vestigde stations en laboratoria in Gembloux (1872), Gent (1875), Luik (1878) en Hasselt (1878). Ondanks overheidssteun verklaarde de Association zich in 1883 failliet. Ze droeg haar instellingen aan de overheid over, op voorwaarde dat deze het netwerk verder zou uitbouwen. De stations werden herdoopt tot Rijkslandbouwstation en Rijkslandbouwlaboratoria van de staat – Station et laboratoires agricoles de l’Etat.


Bibliografie

  • Diser, Lyvia, Wetenschaps op de proef. Laboratoria in het Belgisch overheidsbeleid (1870-1940), Leuven, 2016.
  • Van Dijck, M., De wetenschap van de wetgever. De klassieke politiek economie en het Belgische landbouwbeleid 1830-1884, Leuven, 2008, 252-253.
  • Van Molle, L., Katholieken en Landbouw. Landbouwpolitiek in België 1884-1914, Leuven, 1989, 95 en 104.
  • Van Molle, L., 100 jaar ministerie van Landbouw. Het Belgisch landbouwbeleid in de wisselwerking tussen economische en sociale toestanden, politiek en administratie 1884-1984, Leuven, 1984.
  • Vander Plaetsen, J., ‘Het ontstaan en de ontwikkeling van de landbouwstations en van de rijksontledingslaboratoria in België’, in: Landbouwtijdschrift, 10 (1970).
  • Poilvache, J., ‘Origine et le développement des stations agricoles et des laboratoires d’analyse de l’états en Belgique 1871-1971’, in: Revue de l’agriculture, 10 (1970), 1469-1484.
  • Petermann, Arthur, Station agricole de Gembloux 1872 - 1877: création, organisation, travaux, Brussel, 1877.
  • "Association pour l’établissement d’une station agronomique à l’institut agricole de Gembloux", in: Annales de Médecine vétérinaire, (1871), 338-340.
  • Association pour la Fondation de Stations Agricoles en Belgique, Statuts de l’Association, s.l., s.d.