Petermann, Arthur (1845-1902)
Agronoom en landbouwchemicus, geboren in 1845 in Dresden (Duitsland) en gestorven op 27 augustus 1902 in Gembloux. Werd tot Belg genaturaliseerd in 1886.
Contents
Biografie
Arthur Petermann werd geboren in 1845 in het Duitse Dresden. Hij was de zoon van Carl Petermann, directeur van de Vrije Evangelische School van Dresden en Theresa Leonhardt. Petermann startte zijn opleiding aan de wetenschapsfaculteit van de Universiteit van Göttingen, waar ook de gerenommeerde landbouwkundige Wilhelm Henneberg doceerde. Hij behaalde er de doctorstitel in de wetenschappen. Hierna (of mogelijk al tijdens zijn studieperiode) werkte hij als laboratoriumassistent in het kleine landbouwstation van Pommritz. Dat ruilde hij na een tijdje in voor het befaamde landbouwonderzoeksstation van Henneberg in Weende. Landbouwstations waren op dit moment een nieuwigheid in het domein van de agronomische wetenschappen. Duitsland was het eerste land waar deze instellingen opkwamen. Jonge afgestudeerden zoals Petermann kwamen er graag als assistent, stagiair of vrijwilliger ervaring opdoen. Onder leiding van Henneberg leerde Petermann de knepen van de experimentele onderzoekspraktijk. In 1868 zond Henneberg Petermann naar Nancy, om er te werken aan de zijde van de Franse agronoom Louis Grandeau. Deze wenste zijn zopas opgerichte landbouwstation in te richten op gelijkaardige wijze als de ondertussen befaamde Duitse stations: hij had daarom uitdrukkelijk om een Duitse assistent verzocht. In het station van Grandeau lag de nadruk op experimenteel onderzoek, onder andere door het opzetten van veldproeven, en op het controleren van de kwaliteit van meststoffen uit de handel in opdracht van particulieren en overheden.[1] De Franco-Pruissische oorlog (1870-1871) maakte een eind aan de samenwerking tussen Grandeau en zijn jonge assistent. De Duitse agronoom Justus Liebig vond voor Petermann een nieuwe post: het oprichten en besturen van een landbouwstation in Prilep, Moravië (in Oostenrijk), in opdracht van de graaf von Scilern.
In 1871 werd Petermann gevraagd om ook in België landbouwstations op te richten. Het was de private Association pour la fondation de stations agricoles en Belgique die, bij monde van haar leden Phocas Lejeune en Guillaume Fouquet dit verzoek had geuit. Grandeau en Liebig hadden als bemiddelaars gefungeerd. Petermann kreeg in een zijvleugel van de Rijkslandbouwschool van Gembloux een aantal lokalen tot zijn beschikking die hij naar wens mocht aanpassen, met gelden van de Association pour la fondation de stations agricoles en Belgique. Het Station agricole van Gembloux opende zijn deuren in 1872. Petermann werd aangesteld tot directeur van dit eerste station. Hij werd ook belast met de oprichting van nieuwe stations voor landbouwonderzoek en analyselaboratoria voor mest- en veevoercontrole. Petermann was uiteindelijk bij de oprichting van zeven landbouwontledingslaboratoria betrokken. Hij leidde in zijn station de directeurs van deze instellingen op. Na de overname van de landbouwlaboratoria door de overheid in 1883 werd Petermann officieel opgenomen in de Belgische overheidsrangen.
Aangezien Petermann het onderzoekprogramma van het station min of meer vrij kon bepalen, was het werkterrein van het station afgebakend door de persoonlijke interessegebieden van de directeur. Alle onderzoek had weliswaar een uitdrukkelijk praktisch oogmerk, iets waarmee Petermann aan de geldschieters van de Association pour la fondation de stations agricoles en Belgique wilde tegemoetkomen. Meststoffen vormden zijn voornaamste studiedomein. De werking en de vaststelling van de landbouwkundige waarde van bestaande meststoffen of van afvalstoffen met potentiële voedende kwaliteiten werden hierbij onderzocht. Petermann voerde daarnaast in de jaren 1870 een jarenlang experimenteel onderzoek uit op suikerbieten, met de bedoeling om via zaadselectie, mestregime en plantwijze een zo suikerrijk mogelijk knol te produceren. Hierbij kwamen serre- en veldproeven kijken. Hij wijdde zich ook aan bodemanalyse, met als doel een bodemkundige kaart van België op te stellen. Net als vele andere agronomen van zijn tijd bestudeerde hij ook het vraagstuk van de stikstofopname door planten, onder meer door experimentele tests in luchtdichte plantenkassen.
Petermann was naast stationsdirecteur ook docent aan de Rijkslandbouwschool van Gembloux, waar hij vanaf 1874 aan derdejaarsstudenten de cursus toegepaste microscopie onderwees. Het college had als doel om door microscopisch onderzoek voedingsmiddelen, landbouwgrondstoffen en landbouwindustriële producten te leren bestuderen en evalueren. Petermann leerde zijn studenten vooral basistechnieken: hoe ze coupes moesten maken, welke reagentia moesten worden gebruikt en hoe de waarnemingen moesten worden geïnterpreteerd.
Later nam Petermann nog twee andere vakken op zich: aan de eerstejaars onderwees hij plantenanatomie en aan de tweedejaars plantaardige fysiologie.[2]
Naast stationsdirecteur en docent was Petermann erelid van de Association belge des Chimistes, lid van de Koninklijke landbouwacademie van Zweden en van de Société Nationale d’encouragement à l’agriculture de France. Hij ontving de titel van officier in de Leopoldsorde en Ridder in het Erelegioen en werd het burgerkruis eerste klas opgespeld. Bij zijn onverwacht overlijden op 57-jarige leeftijd hielden figuren uit de academische, landbouwkundige en politieke wereld grafredes.[3] Hij was gehuwd met Marie Schuller.
Publicaties
Petermann publiceerde hoofdzakelijk in de ministeriële tijdschriften Bulletin de l’agriculture en Bulletin de la station agronomique. Een lijst van overwegend Belgische publicaties vindt men in L’institut agricole de l’Etat à Gembloux 1860-1910, Brussel, 1910. Petermann publiceerde nochtans ook in buitenlandse periodieken zoals het toenmalige gerenommeerde Biedermann’s Central-blatt Für Agrikulturchemie. Ook schreef hij adviezen aan landbouwers en beantwoordde hij lezersbrieven in lokale landbouwbladen.
Petermann bundelde het overgrote deel van zijn wetenschappelijke publicaties in drie opeenvolgende werken:
- Recherches de chimie et de physiologie appliquée à l’agriculture. Deel I: analyses de matières fertilisantes et alimentaires, Brussel, 1886.
- Recherches de chimie et de physiologie appliquée à l’agriculture. Deel II: analyses de matières fertilisantes et alimentaires, Brussel, 1895
- Recherches de chimie et de physiologie appliquée à l’agriculture. Deel III: l'exploration chimique du sol belge dans ses relations avec la carte agronomique - L'analyse du sol. Méthode suivie à la Station agronomique de Gembloux. - Analyses complètes de sols belges - Analyses de minéraux. - Résumé et discussion, Brussel/Luik/Parijs, 1898.
Bibliografie
- Diser, Lyvia, Wetenschap op de proef. Laboratoria in het Belgisch overheidsbeleid (1870-1940), Leuven, 2016.
- Diser, Lyvia, Ambtenaren in witte jas. Laboratoriumwetenschap in het Belgisch overheidsbeleid (1870-1940), Onuitgegeven proefschrift, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2013
- Haustraete, Karel, 'Voedsel voor mensen. Arthur Petermann 1845-1902' (p. 14-15), in: SIWE-Cahier, (2005), nr. 2, 14-15.
- L’institut agricole de l’Etat à Gembloux 1860-1910, Brussel, 1910, 23 e.v.
- 'A. Petermann', in : L’ingénieur agricole de Gembloux. Journal de l’Association des anciens élèves de l’institut agricole de l’Etat, 3 (1902), 57.
- 25me Anniversaire de la fondation des Station et Laboratoires Agricoles en Belgique, Ciney, 1897.
- Gembloux, Burgelijke Stand, Overlijdens 1901-1910, film M5FQ-BZ9, gedigitaliseerd op: Zoekakten.nl, geraadpleegd op 01/02/2017 (met dank aan H. Bovens).
Noten
- ↑ Kunstmeststoffen waren in de tweede helft van de negentiende eeuw nieuw in de handel, en mestverkopers en -fabrikanten knoeiden vaak met de ingrediënten. Chemici wierpen zich daarom op als controlerende instantie.
- ↑ Deze drie vakken gaf hij althans in 1897. ‘L’institut national agronomique dans le nord de la France, en Belgique et en Hollande’, in: Annales de l’Institut national agronomique, 24 (1897-1900), nr. 16, 577.
- ↑ "A. Petermann", in : L’ingénieur agricole de Gembloux. Journal de l’Association des anciens élèves de l’institut agricole de l’Etat, 3(1902), 57 ev.