Morren, Charles-Francois-Antoine (1807-1858)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
Morren, Charles-Francois-Antoine (1807-1858)

Botanicus, hoogleraar aan de Universiteit van Luik, geboren op 3 maart 1807 in Gent en gestorven op 17 december 1858 in Luik. Vader van Charles-Jacques. Echtgenoot van Marie Henriette Caroline Verrassel.


Biografie

Charles-François-Antoine Morren ving zijn opleiding aan onder de vleugels van Jean-François Van Brabant, priester en oud-hoogleraar van de Universiteit van Leuven. Hierna vatte hij de lessen aan het atheneum in Brussel aan. Onder zijn leraars telde hij onder meer Ad. Quetelet, die wiskunde, fysica en astronomie onderwees. Morren behaalde zijn humanioradiploma in 1825. Tegelijkertijd volgde hij ook lessen aan de École de Médecine van Brussel: natuurlijke historie bij Adrien Dekin, chemie bij Célestin Laisné en botanica en dierkunde bij Jean Kickx en Pierre Vanderlinden.In augustus 1824 won hij de prijs voor botanica, bedoeld voor de laatstejaars van de École de Médecine.
In 1825 schreef Morren zich in aan de Universiteit van Gent. Hij behaalde het daaropvolgende jaar zijn diploma als kandidaat in de wiskunde en natuurfilosofie,[1] en in 1829 het doctoraat met een proefschrift over spontane generatie en geslachtelijke voortplanting. Geholpen door een aantal beurzen en fondsen vervolledigde Morren zijn opleiding met een aantal studiereizen. Zo vergezelde hij in september 1826 professor Van Breda op een geologische exploratie van Luxemburg.[2] In 1830 verleende de overheid Morren een beurs die hem toeliet om naar Parijs, Göttingen en Berlijn te reizen, maar deze onderneming diende hij ten gevolge van de gebeurtenissen rond de Belgische onafhankelijkheid te staken. In juli 1835 schreef Morren zich in als kandidaat in de geneeskunde. Op 10 juli 1835 behaalde hij het diploma van doctor in de geneeskunde (honoris causa).

Bij de Belgische onafhankelijkheid werd Morren benoemd aan de Universiteit van Gent voor het onderwijs in de geologie, zoölogie en anatomie, dat door het vertrek van professor Van Breda naar Nederland was vrijgekomen. De Gentse Faculteit voor wetenschappen werd echter afgeschaft, zodat de benoeming niet doorging. Met het besluit van 3 januari 1831 werd hij aangesteld tot professor fysica aan de industrieschool van Gent. In die hoedanigheid was hij ook verificateur van maten en gewichten voor Oost-Vlaanderen en inspecteur van alle stoommachines in de provincie. In mei 1833 werd de industrieschool tijdelijk ondergebracht in de Gentse universiteit. Vanaf dat moment werd Morren benoemd aan de universiteit. Bij de reorganisatie van het hoger onderwijs in 1835 werd Morren aangesteld tot buitengewoon hoogleraar voor de cursus botanica aan de Universiteit van Luik. De promotie tot gewoon hoogleraar volgde in 1844. Op 25 maart 1842 bood men hem er ook de pas opgerichte leerstoel landbouweconomie en landbouw aan. Morren richtte een botanisch museum in, waarin hij de specimens bewaarde die hij als lesmateriaal gebruikte, en reorganiseerde de oude botanische tuin. De overheid zond hem in 1858 in dit kader naar Engeland, Ierland en Schotland om er de botanische tuinen, en in het bijzonder de serres, te bestuderen.[3]

Morren werd op 17 januari 1835 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles. Hij werd werkend lid op 8 mei 1838. Op 1 februari werd Morren van koningswege benoemd in de provinciale Landbouwcommissie van Luik. Hij bleef in deze positie tot aan zijn benoeming in de Hogere Landbouwraad. Op 6 april 1843 werd hij lid van de Statistische commissie van de provincie Luik. [4]

Morren was de hoofdredacteur van Journal d’agriculture pratique de royaume de Belgique. [5] Van 1841 tot 1845 was hij redacteur van Annales de la Société royale d’horticulture et de botanique de Gand, en van 1851 tot 1855 van Belgique horticole. Hij was eveneens de stichter van L'Horticulteur belge, dat van 1833 tot 1838 verscheen.[6] In 1852 en opnieuw in 1853 werd hij door de Cercle artistique, littéraire et scientifique d'Anvers uitgenodigd als spreker. [7]

Op 4 juni 1833 huwde Morren met Marie Henriette Caroline Verrassel. Zij had een aandeel in zijn wetenschappelijk werk als vertaalster en illustrator van botanische afbeeldingen. Ze hadden samen vijf kinderen, waarvan de oudste,Édouard, zelf een gerenommeerd wetenschapper werd.

Morren moest om gezondheidsredenen zijn onderwijs stopzetten in 1855. Hij werd op 11 oktober 1858 toegelaten tot het emeritaat. Twee maanden later overleed hij, op 17 december 1858.

Genootschappen waarvan Morren lid was
Data Statuut et genootschap
28 mei 1830 lid van de Société géologique de France
17 maart 1830 corresponderend lid van de Société des sciences médicales et naturelles de Bruxelles
7 april 1831 corresponderend lid van de Société d'histoire naturelle de Strasbourg
15 mei 1833 erelid van de Société des sciences physiques et chimiques de Paris
6 januari 1835 corresponderend lid van de Société de médecine de Gand
3 augustus 1836 lid van de Academia Caesarea Leopoldino-Carolina Naturae Curiosorum
1 december 1836 effectief lid van de Société des sciences naturelles de Liège
13 december 1836 corresponderend lid van de Société linnéenne van Normandie
3 december 1836 lid van de Société de Amigos del Pario van Madrid
7 juli 1837 corresponderend lid van de Mecklenburgische naturforschende Gesellschaft
23 november 1837 corresponderend lid van de Koninklijke Academie voor natuurwetenschappen van Madrid
25 april 1838 erelid van de Société industrielle van Angers
10 maart 1838 corresponderend lid van de Société impériale et royale de Georgofiles van Florence
6 juni 1838 corresponderend lid van de Académie des sciences, arts et belles-lettres van Dijon
4 september 1838 corresponderend lid van de Académie de Lynx in Rome
8 november 1838 corresponderend lid van de Botanisch Genootschap van Edinburg
30 mei 1839 erelid van het Koninlijk Botanisch Genootschap van Dublin
13 november 1838 lid van de Société des naturalistes à Halle
15 oktober 1829 lid van de Société des sciences d'Utrecht
4 januari 1840 lid van de Société des sciences et de médecine de Heidelberg
10 december 1839 lid van de Société des naturalistes de Leipzig
24 mei 1840 lid van de Société royale de botanique van Breslau
14 augustus 1840 lid van de Société des sciences naturelles van Marbourg
22 januari 1841 corresponderend lid van de Académie royale des sciences et belles-lettres van Rouen
16 november 1841 corresponderend lid van de Académie royale des sciences van Napels
21 november 1841 corresponderend lid van de Société des sciences van Turijn
4 januari 1842 lid van de Académie des sciences, lettres et beaux-arts van Padua
22 februari 1842 corresponderend lid van de Academie voor wetenschappen van Valencia
14 oktober 1842 corresponderend lid van de Académie d'archéologie de Belgique
4 december 1843 corresponderend lid van het Wetenschapsgenootschap van Rotterdam
15 november 1848 erelid van de Cercle artistique et littéraire de Bruxelles
2 maart 1850 corresponderend lid van de Société des sciences médicales et naturelles de Malines
29 januari 1851 lid van de Société des sciences van Groningen
11 december 1852 corresponderend lid van de Cercle artistique et littéraire d'Anvers
8 november 1852 corresponderend lid van de Société des sciences naturelles van Cherbourg
25 november 1852 corresponderend lid van de Société impériale d'agriculture, des sciences et arts van Douai
[8]


Werken

Charles Morren publiceerde een grote hoeveelheid memoires en notities over de meest diverse onderwerpen, en in het bijzonder over botanica, tuinbouwkunde en landbouw. In 1824-1825 behaalde hij in een wedstrijd van de Wetenschapsfaculteit van de Universiteit van Gent een prijs met zijn natuurkundige memoire over de anatomie van de worm. De memoire verscheen in 1829. In 1827 werd hij opnieuw bekroond, ditmaal voor een memoire over de anatomie van de orchis latifolia. Het daaropvolgende jaar nam hij deel aan een wedstrijd van de Universiteit van Groningen. Hij haalde er de eerste prijs binnen met een memoire over fossiele poliepenskeletten in Nederland. Morren publiceerde in verscheidene tijdschriften, waaronder het Gentse Messager des sciences et des arts en het Nederlandse Bijdragen tot de natuurkundige wetenschappen. Van 1835 tot 1854 verschenen bijdragen van zijn hand in Belgique horticole, de Annales de la Société royale de botanique et d’agriculture de Gand, Horticulteur belge, Journal d’agriculture pratique de royaume de Belgique en in verscheidene buitenlandse periodieken. In het kader van zijn academische activiteiten was Morren redacteur van een groot aantal werken over fytografie, teratologie en plantenanatomie.


Publicaties

Mémoires de l'Académie

Biografische notities


Bibliografie


Noten

  1. MORREN, Édouard, "Notice sur Charles Morren, membre de l'Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1860, p. 176
  2. MORREN, Édouard, "Notice sur Charles Morren, membre de l'Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1860, p. 178
  3. MORREN, Édouard, "Notice sur Charles Morren, membre de l'Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1860, p. 189.
  4. MORREN, Édouard, "Notice sur Charles Morren, membre de l'Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1860, p. 197
  5. CRÉPIN, François, "Morren (Charles-François-Antoine)", in Biographie Nationale, d. 15, Bruxelles : Bruylant-Christophe & Cie, imprimeurs-éditeurs, 1899, kol. 279.
  6. LAWARLEE, André, "La botanique", in Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1 p. 246-247.
  7. MORREN, Édouard, "Notice sur Charles Morren, membre de l'Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1860, p. 198.
  8. MORREN, Édouard, "Notice sur Charles Morren, membre de l'Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1860, p. 191-193