Nerenburger, Guillaume-Adolphe (1804-1869)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
Nerenburger, Guillaume-Adolphe (1804-1869)

Luitenant-generaal en wiskundige, geboren te Amsterdam op 23 april 1804 en overleden te Brussel op 19 maart 1869.


Biografie

Guillaume-Adolphe Nerenburger werd op 23 april 1804 geboren te Amsterdam. Zijn ouders hadden de Franse nationaliteit. Zijn moeder was Antoinette Louise de Fening. De twee zussen van zijn moeder hadden in 1792 gediend in het Franse leger.[1]
Hij verbleef de eerste jaren van zijn leven in Nederland, vervolgens vestigde zijn familie zich in de omgeving van Rijsel. Hij deed zijn humaniora als intern aan het Koninklijk Atheneum van Brussel. Hij keerde samen met twee ooms terug naar Frankrijk. Een van zijn ooms was Graaf Guilleminot, een luitenant-generaal en directeur van het algemeen krijgsdepot. De andere oom Graaf de Fening bekleedde eveneens een belangrijke functie in het Franse leger. Nerenburger kon dankzij hun steun op 1 oktober 1822 aan zijn opleiding beginnen aan de militaire school van Saint-Cyr, waar hij op 30 september 1824, het brevet van onderluitenant van de infanterie ontving.[2] Hij studeerde vervolgens aan de applicatieschool van de Koninklijke Militaire Staf, waar hij op 21 januari 1827 afstudeerde als onderluitenant van de Generale Staf. Hij werd als officier van het speciale leger naar een Zuid-Franse stad gestuurd, maar op 28 april 1827 drong hij aan op zijn ontslag.
Hij vestigde zich in België en doceerde in Brussel cursussen wiskunde. Hij onderhield nauwe contacten met zijn oud-professor Ad. Quetelet. Nerenburger publiceerde verschillende bijdragen in de Correspondance mathématique et physique.
In 1830 tijdens de Revolutie bood hij aan België zijn diensten aan. Hij werd op 20 oktober 1830 benoemd tot stafkapitein en aangesteld als attaché aan het oorlogscommissariaat. In 1831 werd hij opgenomen in de Generale Staf onder het bevel van generaal Despretz. Nerenburger nam in deze hoedanigheid deel aan de campagne en de belegering van de citadel van Antwerpen. Naar aanleiding van de behaalde resultaten en de overgave van de stad, ontving hij in Antwerpen uit de hand van de Koning de Leopoldsorde.[3]
In 1834 bij de oprichting van de Koninklijke Militaire School, werd hij belast met de cursus beschrijvende geometrie. In 1837 promoveerde hij tot majoor en in 1843 tot luitenant-kolonel.[4]
Op 24 november 1843 werd hij attaché aan het krijgsdepot, in 1845 werd hij directeur-generaal, in 1847 kolonel, in 1854 generaal-majoor en hij bleef in functie tot 28 juli 1863.[5] Hij was eveneens stafchef van de Generale Staf.
Vanaf dat moment oefende hij de functie uit van commandant van de Militaire School, waar hij verbeteringen aanbracht aan het ontvangst van de leerlingen.[6] Hij werd op 25 december 1863 gepromoveerd tot luitenant-generaal.
In 1846 werd hij genaturaliseerd tot Belg.
Hij werd op 17 december 1847 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, voorzitter van de Academie in 1855 en voorzitter van de Klasse Wetenschappen in 1855 en 1865.
Hij pleegde zelfmoord op 19 maart 1869.[7]

Werken

In 1846 werd er door het Ministerie van Oorlog een commissie ingesteld bestaande uit Ad. Quetelet, Dandelin, Nerenburger en Meyer. De commissie was belast met het onderzoek naar de werken van de Nederlandse kapitein Erzey. Het gaat hierover een volledige triangulatie van de zuidelijke provincies van Nederland, dat uitgevoerd werd van 1814 tot 1830.
De commissie trok hier de volgende conclusie uit :"cette oeuvre géodésique n'offre pas toutes les garanties d'exactitude qu'on est en droit d'exiger d'un travail de cette importance".
Nog steeds directeur van het Krijgsdepot werd hij belast met de ontwikkeling en de opstelling van een officiële topografische kaart. Het voorbereidende werk had als doel de triangulatie van België op poten te zetten. Deze operatie startte in 1847. Het Krijgsdepot hield zich bezig met de officiële werkzaamheden rond cartografie, een domein dat tot dan toe exclusief toebehoorde aan het Établissement Géographique de Bruxelles van Philippe Vandermaelen.
Nerenburger gebruikte zijn wetenschappelijke kennis om deze topografische kaart verder te concretiseren. Hij verzamelde eveneens het nodige budget om deze opdracht te realiseren en omringde zich met het nodige gekwalificeerd personeel die hij rekruteerde soms tussen de eerste lichting van de Koninklijke Militaire School en als burgerpersoneel koos hij tussen de graveurs en de tekenaars die waren gevormd door Philippe Vandermaelen. Nerenburger werkte onder meer samen met Jean-Charles Houzeau. Hij liet zich inspireren door Franse en Duitse tradities in de geodesie.
Zijn invloed was vooral belangrijk wat betreft de historische studie en de kritiek op de triangulaties die werden uitgevoerd in ons land.[8] De Pruisische regering stelde het team van de machine van Bessel ter beschikking, deze stonden op dat moment aan de top wat de geodesische metingen betreft.[9] In 1850 werden metingen uitgevoerd op het plateau van Linthout. Nerenburger maakte gebruik van deze ervaring om het meetmateriaal verder te verbeteren met het oog op het leveren van accuratere meetresultaten.[10]
De triangulaties door Nerenburger steunen op drie pijlers, waarvan de posities lijken te worden bepaald door de driehoeksconfiguratie die het geheel van de Belgische grenzen voorstelt. Elk punt van de driehoek kan worden gemeten. De grondslagen worden vervolgens met elkaar verbonden door drie kettingen van driehoeken die heel het territorium bevatten. Twee van de basissen werden gemeten door Nerenburger, één in de provincie Limburg, niet ver van de stad Lommel en de andere in de buurt van Oostende. De derde was gesitueerd in het zuidelijk deel van de provincie Luxemburg, maar door omstandigheden kon deze niet meer worden gemeten tijdens het leven van de generaal.[11]

Publicaties


Bibliografie


Notes

  1. LIAGRE, Jean-Baptiste, "Notice sur Jean-Charles Houzeau, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1871, p. 370.
  2. HENNEQUIN, "Nerenburger (Guillaume-Adolphe)", in Biographie Nationale, vol. 15, Brussel : Bruylant-Christophe & Cie, Imprimeurs-Éditeurs, 1899, kol. 591.
  3. "Nerenburger, (G.A.)", in VELDEKENS, Ferd., Le livre d'or de l'ordre de Léopold et de la croix de fer, Brussel: Lelong, 1858, p. 183.
  4. HENNEQUIN, "Nerenburger (Guillaume-Adolphe)", in Biographie Nationale, vol. 15, Brussel : Bruylant-Christophe & Cie, Imprimeurs-Éditeurs, 1899, kol. 595
  5. HENNEQUIN, "Nerenburger (Guillaume-Adolphe)", in Biographie Nationale, vol. 15, Brussel : Bruylant-Christophe & Cie, Imprimeurs-Éditeurs, 1899, kol. 595.
  6. LIAGRE, Jean-Baptiste, "Notice sur Jean-Charles Houzeau, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1871, p. 386.
  7. LECONTE, Jacques-Robert, "Liagre (Jean-Baptiste-Joseph)", in Biographie Nationale, vol. 32, Brussel : Établissement Émile Bruylant, 1964, kol. 446.
  8. HENNEQUIN, "Nerenburger (Guillaume-Adolphe)", in Biographie Nationale, vol. 15, Brussel : Bruylant-Christophe & Cie, Imprimeurs-Éditeurs, 1899, kol. 597.
  9. LIAGRE, Jean-Baptiste, "Notice sur Jean-Charles Houzeau, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1871, p. 375.
  10. LIAGRE, Jean-Baptiste, "Notice sur Jean-Charles Houzeau, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1871, p. 376-377.
  11. LIAGRE, Jean-Baptiste, "Notice sur Jean-Charles Houzeau, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1871, p. 377.