Difference between revisions of "Wetenschap aan de Rijksuniversiteit (1817-1830)"
(Created page with '<div style="text-align:right;"><font color="2F4F4F">''| Naar de Verhalengalerij''</font></div> <div style="text-align:right;">[http://www.besto…') |
m (→Wetenschap als universitaire opleiding) |
||
Line 12: | Line 12: | ||
Aan de Franse Université Impériale, met zijn 'Académies' in Brussel en Luik, werden weliswaar al sinds 1810 wetenschappelijke vakken gedoceerd. Ze waren het domein van de zogeheten 'Facultés de sciences mathématiques et physiques'. Maar deze ''facultés'' verschaften bijlange geen volwaardige wetenschapsopleiding. De wetenschapsvakken lagen in de lijn van de leerstof die leerlingen al eerder, aan de keizerlijke lyceums (opvolgers van de Centrale Scholen) te verwerken hadden gekregen. Ook de professoren van de wetenschapsfaculteiten waren grotendeels dezelfde als deze die aan de lycées lesgaven. Het doel van de facultés was dan ook niet het afleveren van gediplomeerde beroepswetenschappers, maar wel het verstrekken van attesten aan studenten die zich op een opleiding in de 'hogere' faculteiten, met name die van geneeskunde, voorbereidden. Bovendien kregen enkel studenten met een letterendiploma toegang tot de vakken van de wetenschapsfaculteit. Omdat in Luik geen letterenfaculteit was ingericht, kreeg de wetenschapsfaculteit er enkel een handvol vrije leerlingen over de vloer. | Aan de Franse Université Impériale, met zijn 'Académies' in Brussel en Luik, werden weliswaar al sinds 1810 wetenschappelijke vakken gedoceerd. Ze waren het domein van de zogeheten 'Facultés de sciences mathématiques et physiques'. Maar deze ''facultés'' verschaften bijlange geen volwaardige wetenschapsopleiding. De wetenschapsvakken lagen in de lijn van de leerstof die leerlingen al eerder, aan de keizerlijke lyceums (opvolgers van de Centrale Scholen) te verwerken hadden gekregen. Ook de professoren van de wetenschapsfaculteiten waren grotendeels dezelfde als deze die aan de lycées lesgaven. Het doel van de facultés was dan ook niet het afleveren van gediplomeerde beroepswetenschappers, maar wel het verstrekken van attesten aan studenten die zich op een opleiding in de 'hogere' faculteiten, met name die van geneeskunde, voorbereidden. Bovendien kregen enkel studenten met een letterendiploma toegang tot de vakken van de wetenschapsfaculteit. Omdat in Luik geen letterenfaculteit was ingericht, kreeg de wetenschapsfaculteit er enkel een handvol vrije leerlingen over de vloer. | ||
− | <br/>In het najaar van 1817 openden de rijksuniversiteiten van Leuven, Luik en Gent hun deuren. Als onderwerp van een eigen faculteit kregen wetenschappen nu evenveel gewicht als de andere universitaire disciplines. Men kon er voortaan een omvattende driejarige opleiding volgen, én er een diploma van kandidaat of doctor in de wetenschappen behalen. Studenten van de wetenschapsfaculteit waren nu gelijk aan studiegenoten in andere faculteiten: net als deze laatste konden zij meedingen naar universitaire wedstrijdmedailles en beurzen. De wetenschapsfaculteit was vanaf nu ook de plek waar aspirant-kandidaten in de geneeskunde een toelatingsexamen moesten afleggen. | + | <br/>[[File:openingrijksunivgent.jpg|320px|thumb|left|'''Op 9 oktober 1817 vond in de troonzaal van het Gentse stadhuis de plechtige opening van de Rijksuniversiteit Gent plaats.''' Mattheus Ignatius van Bree, Rijksmuseum via Wikimedia Commons <!--http://www.rijksmuseum.nl/collectie/SK-A-4088, Publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=34252988.png-->]]In het najaar van 1817 openden de rijksuniversiteiten van Leuven, Luik en Gent hun deuren. Als onderwerp van een eigen faculteit kregen wetenschappen nu evenveel gewicht als de andere universitaire disciplines. Men kon er voortaan een omvattende driejarige opleiding volgen, én er een diploma van kandidaat of doctor in de wetenschappen behalen. Studenten van de wetenschapsfaculteit waren nu gelijk aan studiegenoten in andere faculteiten: net als deze laatste konden zij meedingen naar universitaire wedstrijdmedailles en beurzen. De wetenschapsfaculteit was vanaf nu ook de plek waar aspirant-kandidaten in de geneeskunde een toelatingsexamen moesten afleggen. |
<br/>Als volwaardige universiteitsafdeling konden de nieuwe wetenschapsfaculteiten hun studenten voor het eerst een uitgebreid lesprogramma aanbieden, dat diverse disciplines belichtte. Naast elementaire en hogere wiskunde, experimentele en wiskundige fysica, astrofysica (astronomie physique), mathematische astronomie (astronomie mathématique) en chemie waren er ook natuurwetenschappelijke vakken als dierkunde, plantkunde, plantenfysiologie, mineralogie en vergelijkende anatomie. Ook praktijkgeoriënteerde vakken als hydraulica en hydrostatica, toegepaste chemie en landbouweconomie kregen een plaats in het lesprogramma van de wetenschapsfaculteiten. Om te beantwoorden aan de economische noden van de regio was in Luik bovendien een cursus metallurgie gecreëerd. Na enkele jaren werden daar cursussen bosbouwkunde en mijnbouwkunde aan toegevoegd. Tijdens hun doctoraatsopleiding konden studenten ervoor kiezen om zich in een bepaalde wetenschapstak te specialiseren, en in dit specialisme een doctorstitel verwerven. | <br/>Als volwaardige universiteitsafdeling konden de nieuwe wetenschapsfaculteiten hun studenten voor het eerst een uitgebreid lesprogramma aanbieden, dat diverse disciplines belichtte. Naast elementaire en hogere wiskunde, experimentele en wiskundige fysica, astrofysica (astronomie physique), mathematische astronomie (astronomie mathématique) en chemie waren er ook natuurwetenschappelijke vakken als dierkunde, plantkunde, plantenfysiologie, mineralogie en vergelijkende anatomie. Ook praktijkgeoriënteerde vakken als hydraulica en hydrostatica, toegepaste chemie en landbouweconomie kregen een plaats in het lesprogramma van de wetenschapsfaculteiten. Om te beantwoorden aan de economische noden van de regio was in Luik bovendien een cursus metallurgie gecreëerd. Na enkele jaren werden daar cursussen bosbouwkunde en mijnbouwkunde aan toegevoegd. Tijdens hun doctoraatsopleiding konden studenten ervoor kiezen om zich in een bepaalde wetenschapstak te specialiseren, en in dit specialisme een doctorstitel verwerven. | ||
− | <br/>De wetenschapsfaculteiten kwamen ook in de meest letterlijk zin de universiteit binnen: zij trokken in in de gebouwen | + | <br/>De wetenschapsfaculteiten kwamen ook in de meest letterlijk zin de universiteit binnen: zij trokken in in de gebouwen die de universiteiten van de stad ter beschikking kregen. Zo werd aan de Gentse wetenschapsfaculteit de Sint-Elooiskapel in de Kortedagsteeg ter beschikking gesteld. Bovendien stonden de steden, op verzoek van de overheid, eigendommen aan de universiteit af voor de aanleg van wetenschappelijke collecties en bibliotheken. Deze bepaling kwam de wetenschapsfaculteit zeker ten goede. Zo droeg de stad Leuven de stedelijke plantentuin over. In Luik kon men dankzij stadssteun een laboratorium voor chemie inrichten en was er vanaf 1819 een botanisch tuin voor de lessen beschikbaar. Ook de Gentse wetenschapsfaculteit kon voortaan voor de lessen plantkunde van een universitaire kruidtuin gebruikmaken. Het Gents stadsbestuur droeg ook een bibliotheekcolelctie over.<ref>Vooral de geneeskundefaculteit maakt van de plantentuin gebruik.</ref> De overdracht van een verzameling fysica-instrumenten en een collectie van anatomische en pathologische preparaten kwam de wetenschapsfaculteit al even goed van pas. Daarnaast ontvingen de drie universiteiten opmerkelijke sommen voor de aankoop van natuurhistorische objecten.<ref>Veelal adviseerden of bemiddelden de hoogleraren natuurhistorie bij de aankoop van natuurhistorische objecten en collectie.</ref> |
<Br/> | <Br/> | ||
+ | |||
=== <font color="DC143C"> De rijkshoogleraren: de eerste beroepswetenschappers</font> === | === <font color="DC143C"> De rijkshoogleraren: de eerste beroepswetenschappers</font> === | ||
Wetenschap als een volwaardige universitaire discipline, dat betekende ook dat vanaf nu een aantal personen wetenschap als beroep beoefende. Twaalf personen om precies te zijn, want elke wetenschapsfaculteit had recht op vier hoogleraren. Zoveel waren het er bij aanvang echter niet. De Nederlandse overheid had namelijk moeite om geschikte kandidaten te vinden. Een goede hoogleraar bezat een of meerdere diploma’s van een prestigieuze universiteit, kon wetenschappelijk onderzoek van eigen hand voorleggen en buigen op een jarenlange onderwijservaring. Dergelijke personen waren dun gezaaid in een regio die al jaren politiek onstabiel was en waar tot dusver geen echte wetenschapsopleiding had bestaan. | Wetenschap als een volwaardige universitaire discipline, dat betekende ook dat vanaf nu een aantal personen wetenschap als beroep beoefende. Twaalf personen om precies te zijn, want elke wetenschapsfaculteit had recht op vier hoogleraren. Zoveel waren het er bij aanvang echter niet. De Nederlandse overheid had namelijk moeite om geschikte kandidaten te vinden. Een goede hoogleraar bezat een of meerdere diploma’s van een prestigieuze universiteit, kon wetenschappelijk onderzoek van eigen hand voorleggen en buigen op een jarenlange onderwijservaring. Dergelijke personen waren dun gezaaid in een regio die al jaren politiek onstabiel was en waar tot dusver geen echte wetenschapsopleiding had bestaan. |
Revision as of 10:09, 5 January 2017
Wetenschap als universitaire opleidingAan de Franse Université Impériale, met zijn 'Académies' in Brussel en Luik, werden weliswaar al sinds 1810 wetenschappelijke vakken gedoceerd. Ze waren het domein van de zogeheten 'Facultés de sciences mathématiques et physiques'. Maar deze facultés verschaften bijlange geen volwaardige wetenschapsopleiding. De wetenschapsvakken lagen in de lijn van de leerstof die leerlingen al eerder, aan de keizerlijke lyceums (opvolgers van de Centrale Scholen) te verwerken hadden gekregen. Ook de professoren van de wetenschapsfaculteiten waren grotendeels dezelfde als deze die aan de lycées lesgaven. Het doel van de facultés was dan ook niet het afleveren van gediplomeerde beroepswetenschappers, maar wel het verstrekken van attesten aan studenten die zich op een opleiding in de 'hogere' faculteiten, met name die van geneeskunde, voorbereidden. Bovendien kregen enkel studenten met een letterendiploma toegang tot de vakken van de wetenschapsfaculteit. Omdat in Luik geen letterenfaculteit was ingericht, kreeg de wetenschapsfaculteit er enkel een handvol vrije leerlingen over de vloer. In het najaar van 1817 openden de rijksuniversiteiten van Leuven, Luik en Gent hun deuren. Als onderwerp van een eigen faculteit kregen wetenschappen nu evenveel gewicht als de andere universitaire disciplines. Men kon er voortaan een omvattende driejarige opleiding volgen, én er een diploma van kandidaat of doctor in de wetenschappen behalen. Studenten van de wetenschapsfaculteit waren nu gelijk aan studiegenoten in andere faculteiten: net als deze laatste konden zij meedingen naar universitaire wedstrijdmedailles en beurzen. De wetenschapsfaculteit was vanaf nu ook de plek waar aspirant-kandidaten in de geneeskunde een toelatingsexamen moesten afleggen.
De rijkshoogleraren: de eerste beroepswetenschappersWetenschap als een volwaardige universitaire discipline, dat betekende ook dat vanaf nu een aantal personen wetenschap als beroep beoefende. Twaalf personen om precies te zijn, want elke wetenschapsfaculteit had recht op vier hoogleraren. Zoveel waren het er bij aanvang echter niet. De Nederlandse overheid had namelijk moeite om geschikte kandidaten te vinden. Een goede hoogleraar bezat een of meerdere diploma’s van een prestigieuze universiteit, kon wetenschappelijk onderzoek van eigen hand voorleggen en buigen op een jarenlange onderwijservaring. Dergelijke personen waren dun gezaaid in een regio die al jaren politiek onstabiel was en waar tot dusver geen echte wetenschapsopleiding had bestaan.
Bescheiden faculteiten
Br/>Inderdaad, de Franse wiskundige en oud-leraar van de Ecole Polytechnique Jean Garnier was een befaamde geleerde met een talent voor het opstellen van pedagogische handboeken. En de Duitse Gaëde werd beschouwd als een beloftevol aanstormend talent. Maar Hauffs aanstelling voor de vakken fysica en chemie was helemaal niet in de lijn van zijn curriculum vitae en publicatielijst, die geheel rond wiskunde draaiden. De kersverse Leuvense hoogleraar Göbel moest op het moment van zijn aanstelling op de wiskundeleerstoel nog zijn eindexamen afleggen en slaagde in eerste instantie niet… voor wiskunde. Zijn landgenoot Adelmann begon zijn hoogleraarschap wellicht zelfs zónder doctorsdiploma. Pas enkele maanden na zijn aanstelling promoveerde men hem tot doctor honoris causa. Vele hoogleraren waren bovendien erg jong. Op de oud-leraren van de centrale scholen en de facultés na, waren alle hoogleraren in de periode 1817-1830 tussen 23 en 35 jaar oud. Een derde van het korps was zelfs jonger dan 30 jaar. Deze mannen waren dus niet eens zoveel ouder dan de studenten aan wie ze doceerden. </Br>Dat de wetenschapsfaculteiten dunbevolkt waren was niet zo’n probleem, want ook het aantal studenten in de wetenschapsopleiding was tussen 1817 en 1830 erg bescheiden. De drie faculteiten leverden in deze periode samen slechts 35 doctores af.[7] Maar onder deze 35 jongemannen bevonden zich ook degene die samen een eerste generatie van internationaal gereputeerde Belgische geleerden zouden vormen. Onder andere Adolphe Quetelet, Jean Lemaire, Jean Timmermans en Daniel Mareska kwamen in het pantheon van Belgische wetenschappers terecht.
Na de Belgische revolutie: het einde van de wetenschapsfaculteitenDe Belgische opstand van 1830 veroorzaakte deining in het universitair landschap. In afwachting van een reorganisatie van het universitair onderwijs hief het nieuwe bestuur de wetenschapsfaculteiten van Leuven en Gent op. Enkel Luik behield zijn faculteit.[8] Met het verdwijnen van twee wetenschapsfaculteiten waren er plots hoogleraren op overschot. De ouderen onder hen, zoals Garnier en Hauff werden op non-actief gesteld. [9] Aan Van Mons werd in 1835 het emeritaat verleend. Anderen vertrokken vrijwillig. Zo verliet Dandelin zijn leerstoel mijnbouwkunde om als artilleriecommandant in de stadswacht de wapens op te nemen in de revolutie. Maar er vielen ook naakte ontslagen, die de buitenlandse docenten troffen.
|
Noten
<references>
Referenties
- Règlement sur l'organisation de l'enseignement supérieur dans les provinces méridionales du royaume des Pays-Bas, Gent, 1817.
- Nothomb, Etat de l'instruction supérieure en Belgique: rapport présenté aux chambers legislatives, le 6 avril 1843, volume 1, 1843.
- Le Roy, Alphonse , Liber memoralis: L'Université de Liége depuis sa fondation, 1869.
- De Clerck, Karel , Langendries, Elienne en Vandermeersch, Anne-Marie, 175 jaar Universiteit Gent: een verhaal in beeld, Gent, 1992.
- Despy-Meyer, Andrée,[ http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0008.php Instellingen en netwerken], in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 71-83.
- Isaac, Marie-Thérèse en Sorgeloos, Claude, “De verspreiding van de wetenschappen in de centrale scholen”, in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815, Brussel, 1998, 385-412.
- Opsomer, Carmélia en Halleux, Robert, “Wetenschappelijke instellingen en netwerken”, in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, rGeschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815, Brussel, 1998, 330.
- Deelstra, Hendrik, De scheikunde aan de universiteiten en hogescholen, in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 159-160.