Difference between revisions of "Wetenschap onder bezetting (1914-1918)"
m |
m |
||
Line 46: | Line 46: | ||
<br/>De oorlogsjaren waren nochtans niet louter een periode van intellectuele stagnatie. Aan het front bloeide wetenschap net, gevoed door de mogelijkheden die de noodzaak bood. De hospitalen bleken proeftuinen waar vrij met vooruitstrevende methodes in de chirurgie, anesthesie en geneeskunde werd geëxperimenteerd. Op de slagvelden werden dan weer nieuwe chemische en technische aanvalswapens en beschermingstuigen, zoals antigasmaskers, uitgetest. Ook vliegtuigen en duikboten, maakten in de oorlogsjaren een enorme technologische ontwikkeling door. De verpletterende tank met rupsbanden, een Engelse uitvinding, deed naar het einde van de oorlog toe zijn intrede. De Britse overheid richtte tal van Boards of Inventions en Councils on Scientific Research op. In Frankrijk werd in 1915 zelfs een Ministère des Inventions in het leven geroepen. Ook Belgische wetenschappers zetten hun kennis in. Zo redde een verbetering in het procedé van de bloedtransfusie door de Belgische arts [[Hustin, Albert (1882-1967)|Albert Hustin]] heel wat levens. De arts [[Nolf, Pierre Adrien Émile Louis (1873-1953)|Pierre Nolf]], die aan het ziekenhuis in Sint-Idesbald instond voor de infectiepatiënten, ontwikkelde een behandeling tegen tyfus met injecties van peptiden. Een andere wetenschapper, de meteoroloog [[Jaumotte, Jules Maurice Charles (1887-1940)|Jules Jaumotte]], verrichtte vooruitstrevend werk op het vlak van luchtfotografie. Hij verbeterde onder meer het stereoscopisch procédé waardoor men de nieuwste vormen van camouflage kon detecteren. En de wiskundige [[Errera, Alfred (1886-1960)|Alfred Errera]] organiseerde als vrijwillig strijder een dienst die aan de hand van geluid de positie van artilleriestukken opspoorde. Hij doceerde nadien als expert over deze materie aan de [[Koninklijke Militaire School]]. | <br/>De oorlogsjaren waren nochtans niet louter een periode van intellectuele stagnatie. Aan het front bloeide wetenschap net, gevoed door de mogelijkheden die de noodzaak bood. De hospitalen bleken proeftuinen waar vrij met vooruitstrevende methodes in de chirurgie, anesthesie en geneeskunde werd geëxperimenteerd. Op de slagvelden werden dan weer nieuwe chemische en technische aanvalswapens en beschermingstuigen, zoals antigasmaskers, uitgetest. Ook vliegtuigen en duikboten, maakten in de oorlogsjaren een enorme technologische ontwikkeling door. De verpletterende tank met rupsbanden, een Engelse uitvinding, deed naar het einde van de oorlog toe zijn intrede. De Britse overheid richtte tal van Boards of Inventions en Councils on Scientific Research op. In Frankrijk werd in 1915 zelfs een Ministère des Inventions in het leven geroepen. Ook Belgische wetenschappers zetten hun kennis in. Zo redde een verbetering in het procedé van de bloedtransfusie door de Belgische arts [[Hustin, Albert (1882-1967)|Albert Hustin]] heel wat levens. De arts [[Nolf, Pierre Adrien Émile Louis (1873-1953)|Pierre Nolf]], die aan het ziekenhuis in Sint-Idesbald instond voor de infectiepatiënten, ontwikkelde een behandeling tegen tyfus met injecties van peptiden. Een andere wetenschapper, de meteoroloog [[Jaumotte, Jules Maurice Charles (1887-1940)|Jules Jaumotte]], verrichtte vooruitstrevend werk op het vlak van luchtfotografie. Hij verbeterde onder meer het stereoscopisch procédé waardoor men de nieuwste vormen van camouflage kon detecteren. En de wiskundige [[Errera, Alfred (1886-1960)|Alfred Errera]] organiseerde als vrijwillig strijder een dienst die aan de hand van geluid de positie van artilleriestukken opspoorde. Hij doceerde nadien als expert over deze materie aan de [[Koninklijke Militaire School]]. | ||
− | <br/>De Belgische overheid, die in tussen 1914 en 1918 in het Franse Sainte-Adresse bij Le Havre in ballingschap verbleef, solliciteerde zelf ook expliciet naar de expertise van wetenschappers. Dit was in de eerste plaats in het teken van de voorbereiding van het herstel van de staat. Academische onderzoekers en chemische ingenieurs werden ingeschakeld om nieuwe exploitatiemogelijkheden van Belgische grondstoffen te bestuderen. Anderen werden op prospectie naar | + | <br/>De Belgische overheid, die in tussen 1914 en 1918 in het Franse Sainte-Adresse bij Le Havre in ballingschap verbleef, solliciteerde zelf ook expliciet naar de expertise van wetenschappers. Dit was in de eerste plaats in het teken van de voorbereiding van het herstel van de staat. Academische onderzoekers en chemische ingenieurs werden ingeschakeld om nieuwe exploitatiemogelijkheden van Belgische grondstoffen te bestuderen. Anderen werden op prospectie naar Congo uitgestuurd om economisch nuttige ertsen en gewassen op te sporen. De botanicus [[Wildeman, Émile Auguste Joseph de (1866-1947)|Emile de Wildeman]] stelde in deze periode in opdracht van het [[Nationaal Instituut voor de Landbouwkunde in Belgisch Congo-Institut National pour l'Étude Agronomique du Congo belge|Nationaal Instituut voor de Landbouwkunde in Belgisch Congo]] zijn ''Histoire de la Flore du Congo'' samen. In de havenstad Le Havre zelf werd op voorstel van de minister van Industrie en Arbeid een laboratorium ingericht. De experimenten die er werden uitgevoerd, hadden net als de andere wetenschappelijke studies en expedities een zeer praktisch oogmerk: de bedoeling ervan was om routes uit te stippelen om na de oorlog de Belgische industrie weer snel op het oude niveau te krijgen en tegelijk de afhankelijkheid van Duitse import weg te werken. Ook op andere plaatsen in België zelf kwamen wetenschappelijke genootschappen, zoals de [[Association des ingénieurs sortis de l'Université de Liège]], clandestien samen om het Duitse chemische wonder te bestuderen en uitwegen te zoeken om een eventuele naoorlogse boycot van de Duitse industrie met binnenlandse innovatie en productie op te vangen. Aan het [[Solvay instituut]] in Brussel werkten geleerden samen in illegale studiegroepen. |
<br/>De wetenschap en haar vertegenwoordigers bleven vier jaar lang onder vuur liggen. De onherroepelijke vernietiging van kennis en materialen betekende ''de facto'' een achteruitgang voor de ontwikkeling van de wetenschap. Maar wetenschap ging tegelijk ondergronds. Ze organiseerde zich op nieuwe manieren, clandestien in eigen land, of vanuit het buitenland en vormde zich om tot een wetenschap van herstel en verdediging, klaar om uit de startblokken te schieten, eens de belegering voorbij was. Op die manier bereidden haar vertegenwoordigers een nieuw wetenschapselan in de twintigste eeuw voor, dat naadloos aansloot bij het wetenschapsoptimisme van de voorbije eeuw. | <br/>De wetenschap en haar vertegenwoordigers bleven vier jaar lang onder vuur liggen. De onherroepelijke vernietiging van kennis en materialen betekende ''de facto'' een achteruitgang voor de ontwikkeling van de wetenschap. Maar wetenschap ging tegelijk ondergronds. Ze organiseerde zich op nieuwe manieren, clandestien in eigen land, of vanuit het buitenland en vormde zich om tot een wetenschap van herstel en verdediging, klaar om uit de startblokken te schieten, eens de belegering voorbij was. Op die manier bereidden haar vertegenwoordigers een nieuw wetenschapselan in de twintigste eeuw voor, dat naadloos aansloot bij het wetenschapsoptimisme van de voorbije eeuw. |
Latest revision as of 10:10, 20 December 2018
Intellectueel vacuüm
Tussen 1914 en 1918 vond op die manier een exodus van Belgische geleerden plaats. Velen konden aan de ontvangende universiteiten onverminderd hun carrière voortzetten, tot afgunst van sommige achtergebleven wetenschappers. Zo kon Albert Brachet die naar Frankrijk vluchtte, onmiddellijk als professor anatomie en embryologie aan de Parijse Faculteit Geneeskunde aan de slag. Voor de natuurkundige Jules Verschaffelt was in Leiden een positie als assistent beschikbaar aan het cryogeen laboratorium van Kamerlingh Onnes, waar hij twintig jaar eerder als jongeman onderzoek had uitgevoerd. Julius MacLeod vond onderdak aan de Universiteit van Manchester. En de Universiteit van Harvard, het Collège de France, de Sorbonne en de Universiteit van Genève drumden om de gerenommeerde wiskundige Charles La Vallée Poussin voor gastcolleges te strikken. Een aantal geleerden waagden de oversteek en kozen voor de Verenigde Staten als toevluchtsoord. Sommigen, zoals de wetenschapshistoricus Georges Sarton bleven er voorgoed. Zij waren bekoord door de nieuwe mogelijkheden en richtingen die aan de Amerikaanse wetenschapshorizon gloorden.
De proeftuinen van wetenschap
|
- Onghena, Sofie, “The survival of 19th-century scientific optimism: the public discourse on science in Belgium in the aftermath of the Great War (ca. 1919-1930)”, in: Centaurus, 53 (2011), 280-305.
- Derez, Mark, “The flames of Louvain: the war experience of an academic community”, in: Hugh, Cecil en Liddle, Peter (red.), Facing Armageddon: the first world war experienced, Londen, 1996, 617-629.
- Horne, John "Belgian intellectuals and the German invasion 1914-1915" in: Jaumain, Serge, Amara, Michaël, Majerus, Benoît en Vrints, Antoon (red.), Une guerre totale?: la Belgique dans la Première Guerre mondiale: nouvelles tendances de la recherche historique, Brussel, 2005 Leuven, 391-404.
- De Vos, Luc, Van gifgas tot penicilline : vooruitgang door oorlog ? , Leuven, 1995.
- De Schaepdrijver, Sophie, De Groote Oorlog: het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, 2013, Antwerpen.
- Dmitriev, A., "La mobilisation intellectuelle. La communauté académique internationale et la Première Guerre mondiale", in : Cahiers du monde russe, 43 (2002), nr. 4, 617-644.
- Diser, Lyvia, Ambtenaren in witte jas. Laboratoriumwetenschap in het Belgisch overheidsbeleid (1870-1940), Onuitgegeven proefschrift, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2013.
- Diser, Lyvia, Wetenschap op de proef. Laboratoria in het Belgisch overheidsbeleid (1870-1940), Leuven, 2016.
- Bertrams, Kenneth, Universités et Entreprises. Milieux académiques et industriels en Belgique, 1880-1970, Brussel, 2006
- Nyrop, Kristoffer, L’arrestation des professeurs belges et l’université de Gand, Parijs, 1917.