Difference between revisions of "Wetenschap onder bezetting (1914-1918)"
m (→Bibliografie) |
m (→De proeftuinen van wetenschap) |
||
Line 24: | Line 24: | ||
<br/> | <br/> | ||
+ | <br clear="all"> | ||
===<font color="DC143C"> De proeftuinen van wetenschap</font>=== | ===<font color="DC143C"> De proeftuinen van wetenschap</font>=== | ||
− | |||
[[file:Hustin Albert.jpg|250px|border|thumb|right|'''De Belgische arts Hustin ontdekte dat natriumcitraat als antistollingsmiddel bij bloedtransfusies kon worden ingezet.''' Bron: Patrick Loodts/Francis de Look.]] De oorlogsjaren waren nochtans niet louter een periode van intellectuele stagnatie. Aan het front bloeide wetenschap net, gevoed door de mogelijkheden die de noodzaak bood. De hospitalen bleken proeftuinen waar vrij met vooruitstrevende methodes in de chirurgie, anesthesie en geneeskunde werd geëxperimenteerd. Op de slagvelden werden dan weer nieuwe chemische en technische aanvalswapens en beschermingstuigen, zoals antigasmaskers, uitgetest. Ook vliegtuigen en duikboten, maakten in de oorlogsjaren een enorme technologische ontwikkeling door. De verpletterende tank met rupsbanden, een Engelse uitvinding, deed naar het einde van de oorlog toe zijn intrede. Ook Belgische wetenschappers zetten hun kennis in. Zo redde een verbetering in het procedé van de bloedtransfusie door de Belgische arts [[Hustin, Albert (1882-1967)|Albert Hustin]] heel wat levens. De arts [[Nolf, Pierre Adrien Émile Louis (1873-1953)|Pierre Nolf]], die aan het ziekenhuis in Sint-Idesbald instond voor de infectiepatiënten, ontwikkelde een behandeling tegen tyfus met injecties van peptiden. Een andere wetenschapper, de meteoroloog [[Jaumotte, Jules Maurice Charles (1887-1940)|Jules Jaumotte]], verrichtte vooruitstrevend werk op het vlak van luchtfotografie. Hij verbeterde onder meer het stereoscopisch procédé waardoor men de nieuwste vormen van camouflage kon detecteren. En de wiskundige [[Errera, Alfred (1886-1960)|Alfred Errera]] organiseerde als vrijwillig strijder een dienst die aan de hand van geluid de positie van artilleriestukken opspoorde. Hij doceerde nadien als expert over deze materie aan de [[Koninklijke Militaire School]]. | [[file:Hustin Albert.jpg|250px|border|thumb|right|'''De Belgische arts Hustin ontdekte dat natriumcitraat als antistollingsmiddel bij bloedtransfusies kon worden ingezet.''' Bron: Patrick Loodts/Francis de Look.]] De oorlogsjaren waren nochtans niet louter een periode van intellectuele stagnatie. Aan het front bloeide wetenschap net, gevoed door de mogelijkheden die de noodzaak bood. De hospitalen bleken proeftuinen waar vrij met vooruitstrevende methodes in de chirurgie, anesthesie en geneeskunde werd geëxperimenteerd. Op de slagvelden werden dan weer nieuwe chemische en technische aanvalswapens en beschermingstuigen, zoals antigasmaskers, uitgetest. Ook vliegtuigen en duikboten, maakten in de oorlogsjaren een enorme technologische ontwikkeling door. De verpletterende tank met rupsbanden, een Engelse uitvinding, deed naar het einde van de oorlog toe zijn intrede. Ook Belgische wetenschappers zetten hun kennis in. Zo redde een verbetering in het procedé van de bloedtransfusie door de Belgische arts [[Hustin, Albert (1882-1967)|Albert Hustin]] heel wat levens. De arts [[Nolf, Pierre Adrien Émile Louis (1873-1953)|Pierre Nolf]], die aan het ziekenhuis in Sint-Idesbald instond voor de infectiepatiënten, ontwikkelde een behandeling tegen tyfus met injecties van peptiden. Een andere wetenschapper, de meteoroloog [[Jaumotte, Jules Maurice Charles (1887-1940)|Jules Jaumotte]], verrichtte vooruitstrevend werk op het vlak van luchtfotografie. Hij verbeterde onder meer het stereoscopisch procédé waardoor men de nieuwste vormen van camouflage kon detecteren. En de wiskundige [[Errera, Alfred (1886-1960)|Alfred Errera]] organiseerde als vrijwillig strijder een dienst die aan de hand van geluid de positie van artilleriestukken opspoorde. Hij doceerde nadien als expert over deze materie aan de [[Koninklijke Militaire School]]. | ||
Revision as of 13:03, 19 January 2017
In augustus 1914 trok de hemel boven België dicht. Met de Duitse schending van de Belgische neutraliteit begon een vier jaar lange bezetting van het overgrote deel van het land. Door de blokkade werden levensmiddelen en andere producten schaars. Fabrieken en andere diensten sloten hun deuren. De bevolking ging op rantsoen en velen leden uitzichtloze honger. Jonge mannen trokken van alle uithoeken van het land richting rekruteringsbureau, vrijwillig of met een oproepbrief in de hand. Na verloop van tijd eiste de bezetter ook de resterende sterke mannen op voor dwangarbeid in de Duitse oorlogsindustrie. Wat deden Belgische wetenschappers tijdens de lange oorlogsjaren? Ook voor hen was dit een periode van schaarste, op materieel en intellectueel vlak. En dus van stagnatie. Of toch niet helemaal?
Intellectueel vacuümOp het thuisfront leek het wetenschappelijk leven inderdaad stil te vallen. De Koninklijke Academie voor Wetenschappen, de wetenschappelijke genootschappen en kringen sloten één na één hun deuren. Ook de vier universiteiten stuurden wat overbleef aan studenten voor onbepaalde tijd naar huis. De sluitingen waren bedoeld als een vorm van passief verzet, om Duitse inmenging in het onderwijs te vermijden. Ook wenste men het studentenvolk dat vrijwillig naar het front was getrokken niet te benadelen tegenover de achtergebleven medestudenten. Onder meer de hoogleraren Frédéric Swarts, Henri Pirenne en Paul Fredericq waren in Gent de initiatiefnemers van de sluiting. Omdat ze weigerden de universiteit te heropenen, werden Pirenne en Fredericq in 1916 naar Duitsland gedeporteerd, tot grote ontzetting van hun collega-wetenschappers in binnen- en buitenland, die de daad in een brief aan von Bissing als moreel laakbaar veroordeelden.
Het ontmantelen van het wetenschapsapparaat van de vijand en het opvorderen van chemische grondstoffen en ertsen stond daarom hoog op de lijst van de bezetter. In Leuven kwam dit pijnlijk tot uiting in de brandschatting van meer dan duizend gebouwen, waaronder de Lakenhal, waar de universiteitsbibliotheek gevestigd was. Maar ook andere wetenschapsinstellingen bevonden zich in het vizier van de bezetter. Terwijl het Antwerps Rijkslandbouwlaboratorium zijn collectie platina kroezen aan de Platzkommandant diende over te dragen, werd de Leuvense zusterafdeling voor de voorziening van zuiver water voor het leger opgevorderd. De recipiënten van het laboratorium werden in beslag genomen om te dienen als drinkbak voor de paarden. Zes dagen later werden zowel het laboratorium als de directeurswoonst in de as gelegd. ‘De onderzoeksresultaten, vergaard sinds 1888 zijn volkomen vernietigd’, schreef een verslagen laboratoriumdirecteur Jean Graftiau in zijn rapport van dat jaar. ‘Alle geduldig verzameld en geklasseerde documenten en alle vruchten van zoveel onderzoek zijn in de vlammen opgegaan. Het materieel en de precisie-instrumenten zijn verloren.’ De directeur werd kort daarop, samen met zijn zoon gevangengenomen en naar het gevangeniskamp van Munster gestuurd.
Tussen 1914 en 1918 vond op die manier een exodus van Belgische geleerden plaats. Velen konden aan de ontvangende universiteiten onverminderd hun carrière voortzetten, tot afgunst van sommige achtergebleven wetenschappers. Zo kon Albert Brachet die naar Frankrijk vluchtte, onmiddellijk als professor anatomie en embryologie aan de Parijse Faculteit Geneeskunde aan de slag. Voor de natuurkundige Jules Verschaffelt was in Leiden een positie als assistent beschikbaar aan het cryogeen laboratorium van Kamerlingh Onnes, waar hij twintig jaar eerder als jongeman onderzoek had uitgevoerd. Julius MacLeod vond onderdak aan de Universiteit van Manchester. En de Universiteit van Harvard, het Collège de France, de Sorbonne en de Universiteit van Genève drumden om de gerenommeerde wiskundige Charles La Vallée Poussin voor gastcolleges te strikken. Een aantal geleerden waagden de oversteek en kozen voor de Verenigde Staten als toevluchtsoord. Sommigen, zoals de wetenschapshistoricus Georges Sarton bleven er voorgoed. Zij waren bekoord door de nieuwe mogelijkheden en richtingen die aan de Amerikaanse wetenschapshorizon gloorden.
De proeftuinen van wetenschapDe oorlogsjaren waren nochtans niet louter een periode van intellectuele stagnatie. Aan het front bloeide wetenschap net, gevoed door de mogelijkheden die de noodzaak bood. De hospitalen bleken proeftuinen waar vrij met vooruitstrevende methodes in de chirurgie, anesthesie en geneeskunde werd geëxperimenteerd. Op de slagvelden werden dan weer nieuwe chemische en technische aanvalswapens en beschermingstuigen, zoals antigasmaskers, uitgetest. Ook vliegtuigen en duikboten, maakten in de oorlogsjaren een enorme technologische ontwikkeling door. De verpletterende tank met rupsbanden, een Engelse uitvinding, deed naar het einde van de oorlog toe zijn intrede. Ook Belgische wetenschappers zetten hun kennis in. Zo redde een verbetering in het procedé van de bloedtransfusie door de Belgische arts Albert Hustin heel wat levens. De arts Pierre Nolf, die aan het ziekenhuis in Sint-Idesbald instond voor de infectiepatiënten, ontwikkelde een behandeling tegen tyfus met injecties van peptiden. Een andere wetenschapper, de meteoroloog Jules Jaumotte, verrichtte vooruitstrevend werk op het vlak van luchtfotografie. Hij verbeterde onder meer het stereoscopisch procédé waardoor men de nieuwste vormen van camouflage kon detecteren. En de wiskundige Alfred Errera organiseerde als vrijwillig strijder een dienst die aan de hand van geluid de positie van artilleriestukken opspoorde. Hij doceerde nadien als expert over deze materie aan de Koninklijke Militaire School.
|
Bibliografie
- Onghena, Sofie, “The survival of 19th-century scientific optimism: the public discourse on science in Belgium in the aftermath of the Great War (ca. 1919-1930)”, in: Centaurus, 53 (2011), 280-305.
- Derez, Mark, “The flames of Louvain: the war experience of an academic community”, in: Hugh, Cecil en Liddle, Peter (red.), Facing Armageddon: the first world war experienced, Londen, 1996, 617-629.
- Horne, John "Belgian intellectuals and the German invasion 1914-1915" in: Jaumain, Serge, Amara, Michaël, Majerus, Benoît en Vrints, Antoon (red.), Une guerre totale?: la Belgique dans la Première Guerre mondiale: nouvelles tendances de la recherche historique, Brussel, 2005 Leuven, 391-404.
- De Vos, Luc, Van gifgas tot penicilline : vooruitgang door oorlog ? , Leuven, 1995.
- De Schaepdrijver, Sophie, De Groote Oorlog: het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, 2013, Antwerpen.
- Dmitriev, A., "La mobilisation intellectuelle. La communauté académique internationale et la Première Guerre mondiale", in : Cahiers du monde russe, 43 (2002), nr. 4, 617-644.
- Diser, Lyvia, Ambtenaren in witte jas. Laboratoriumwetenschap in het Belgisch overheidsbeleid (1870-1940), Onuitgegeven proefschrift, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 2013.
- Diser, Lyvia, Wetenschap op de proef. Laboratoria in het Belgisch overheidsbeleid (1870-1940), Leuven, 2016.
- Bertrams, Kenneth, Universités et Entreprises. Milieux académiques et industriels en Belgique, 1880-1970, Brussel, 2006
- Nyrop, Kristoffer, L’arrestation des professeurs belges et l’université de Gand, Parijs, 1917.