Vijfjaarlijkse Prijzen van de Belgische regering
Prijzen die vanaf 1845/1851 door de Belgische overheid werden uitgereikt ter erkenning van uitmuntende werken in verschillende disciplines, waaronder wetenschappen. Aanvankelijk vijfjaarlijks, later tienjaarlijks.
Frans: Prix quinquennaux décernés par le gouvernement belge
Contents
Historiek
Een nationaal pantheon van topwetenschappers
In 1851 riep de Belgische overheid, op voorstel van de Koninklijke Academie, een vijfjaarlijkse prijskamp voor een uitmuntende studie in de domeinen natuurwetenschappen en fysica/wiskunde in het leven.[1] Vanaf 1859 konden ook geleerden uit de medische wetenschappen gaan hopen om nationale glorie en eer te oogsten.
Naast glorie verschafte de staatsprijs ook aardsere genoegens - een geldsom van vijfduizend frank (KB 1851). Dit was een mooie meevaller voor geleerden die altijd om financiering verlegen zaten. Maar in de ogen van de overheid was de concours bovenal een gelegenheid om talent van eigen bodem in de kijker te zetten. Voor een jong land als België was een dergelijke prijsuitreiking een krachtig instrument voor het bevestigen van een eigen identiteit ten overstaan van de buurlanden.
De invulling van de staatsprijskampen voor de wetenschapsafdelingen viel onder de verantwoordelijkheid van de Koninklijke Academie. De leden van de Klasse van Wetenschappen zouden de redactie van de verschillende wedstrijdreglementen en het protocol voor de evaluatie van ingezonden werken op zich nemen. De Academie voor Geneeskunde stond in voor de invulling van de prijskamp in de afdeling medische wetenschappen. Ook de samenstelling van de beoordelingsjury’s van zeven peer reviewers lag volledig in handen van de Academie. Deze jury’s zouden een selectie maken van topwerken die in de loop van de voorbije vijf jaar waren verschenen. Uit dit kruim van de Belgische wetenschapswereld zouden zij, indien mogelijk, een winnend werk aanduiden. Bij gebrek aan een topper, zouden zij de geldprijs verdelen over min of meer waardevolle werken, bij wijze van stimulans of subsidie.
Wat is topwetenschap?
Maar wat wás topwetenschap eigenlijk? Volgens de juryleden van de prijs voor wis- en natuurkunde was originaliteit essentieel. Studies die nieuwe ideeën of ontdekkingen lanceerden gaven blijk van het genie van de auteur, en waren daarom superieur aan overzichtswerken, die geen zeldzaam talent demonstreerden. Eén jurylid was het daar grondig mee oneens: waarom zouden eruditie en zin voor synthese niet even waardevol zijn als originaliteit? Zijn oordeel werd echter door de collega’s niet gevolgd.
In de ogen van de jury was wetenschap bovendien een onderneming die met nobele opoffering gepaard moest gaan. In 1857 plaatsten de juryleden van de natuurwetenschappelijke afdeling de geologische kaart van André Dumont buitenspel, omdat dit oeuvre het resultaat van een 18 jaar lang, rijkelijk gesubsidieerde overheidsopdracht was. De auteur had niet zoals de meeste andere geleerden met tijdsgebrek en geldschaarste gekampt. Een dergelijk oeuvre laten meedingen zou de strijd dus ongelijk maken en dat was ontoelaatbaar. Kortom, topwetenschap bedrijven betekende dus ook: bloed, zweet en tranen storten.[2]
De academieleden van de prijskamp van de natuurwetenschappen waren het er ook roerend over eens dat hun staatsprijs enkel zuiver wetenschappelijke onderwerpen mocht bekronen. Toegepaste wetenschap zou het ‘eminent wetenschappelijk karakter’ van de wedstrijd op de helling zetten. De Belgische beleidsmakers dachten daar duidelijk anders over toen ze de prijs voor sierteelt, landbouw- en tuinbouwkunde openstelden. Zij evalueerden topwetenschap dan ook vooral op hun maatschappelijke toepasbaarheid. De académiciens gaven in hun verslag van de eerste prijskamp beleefd hun ongenoegen hierover te kennen. Maar, voegden ze er fijntjes aan toe, omdat toch geen enkel werk in de toegepaste domeinen de kwaliteitsnormen had gehaald was de kwestie niet aan de orde geweest… Ze zou overigens ook nooit aan de orde zijn, want geen enkel landbouw- of tuinbouwkundig werk sleepte ooit een staatsprijs in de wacht. Kortom, de Belgische overheid leverde dan wel het prijzengeld, maar het was de Academie die de facto besliste over de invulling van de prijs en dus over wat ‘topwetenschap’ betekende. En zij polijste dit concept volledig naar eigen smaak...
Het lijkt erop dat de prijzen voor de wetenschapsafdelingen rond het einde van de eeuw grondig werden hervormd. Er kwamen meer prijskampen, voor een waaier aan disciplines, waaronder dierkunde, zuivere wiskunde, toegepaste wiskunde, mineralogie en geologie. Elk van deze prijzen werd nog slechts om de tien jaren uitgereikt. Meer dan vroeger kon de Staatsprijs nu, naast de bekroning van een specifieke studie, ook een volledige loopbaan van een wetenschapper eren.
De eerste laureaten
De eerste Staatsprijs in de Natuurwetenschappen voor de periode 1847-1951 bekroonde niet één maar drie laureaten. De jury stelde dat het onmogelijk was geweest om te kiezen tussen werken uit zo uiteenlopende domeinen. Het eerste was de Description des animaux fossiles qui se trouvent dans le terrain carbonifère de la Belgique, van de paleontoloog Laurent-Guillaume De Koninck (1842-1844 en 1851). De jury loofde onder meer de nauwgezetheid van het werk en de overtuigende presentatie van een aantal nieuwe genres en dat op een nog maagdelijk onderzoeksdomein.[3] De Konincks publicatie lag in de lijn van een prijsvraag waarmee de Academie zelf tien jaar eerder het onderzoek naar dit onontgonnen studiegebied had proberen aanzwengelen. De juryleden staken zichzelf dan ook pluimen op de hoed.
Op de gedeelde eerste plaats stond ook de "Mémoire sur les terrains ardennais et rhénan de l’Ardenne, du Rhin, du Brabant et du Condroz", (1847) van de Luikse hoogleraar geologie André Dumont, dat door de jury als ‘een van de meest opmerkelijke studies in de beschrijvende geognosie’ werd genoemd. Ook de Leuvense mariene bioloog Pierre Van Beneden sleepte met zijn publicatie waarin hij het tegenbewijs op de theorie van spontane generatie leverde de prijs in de wacht (Recherches sur la faune littorale de Belgique: Les vers cestoïdes, 1850).
De jury van de eerste Staatsprijs in de Wis- en Natuurkunde, voor de periode 1849-1953, had heel wat minder moeite om een winnaar aan te duiden, ook al omdat er in dit domein weinig concurrentie was. De logische keuze was de mémoire Sur les phénomènes que présente une masse liquide libre et soutraite à l’action de la pesanteur (1843 en 1849), waarin de befaamde fysicus Joseph Plateau zijn procedé om vloeistoffen aan de zwaartekracht te onttrekken uiteenzet. De jury, onder voorzitterschap van Adolphe Quetelet loofde het werk onder meer omdat het de wetenschappelijke reputatie van België in het buitenland had vergroot.[4] Het rapport van de jury vermeldde geen andere kandidaten. Die waren er klaarblijkelijk niet. Dit geeft goed de armoede weer waarin het Belgisch natuurkundig onderzoek op dit moment verkeerde.
Latere laureaten
Vijfjaarlijkse Staatsprijs in de Natuurwetenschappen:
- 1ste periode (1847-1851): Laurent-Guillaume De Koninck - André Dumont - Pierre Van Beneden
- 2de periode (1852-1856): Jean Kickx, Recherches pour servir à la flore cryptogamique des Flandres, 1810-1855 – De Selys-Longchamps, Monographie des Caloptérygines, 1854 - Laurent-Guillaume De Koninck, Recherches sur les Crinoïdes du terrain carbonifère de la Belgique - Constantin Wesmael, verscheidene notities in de Bulletins de l'Académie, die voortbouwen op zijn publicatie Tentamen Ichneumonum Belgii, in de Mémoires de l'Académie (1845).
- 3de periode (1857-1861):Pierre Van Beneden, Recherches sur la faune littoral de la Belgique, 1861.[5]
- 4de periode (1862-1866):Pierre Van Beneden, Recherches sur la faune littorale de la Belgique, 1866.
- 5de periode (1867-1871): ?
- 6de periode (1872-1876):Edouard Van Beneden
- 7de periode (1877-1881): ?
- 8ste periode (1882-1886): Edouard Van Beneden
Vijfjaarlijkse Staatsprijs in de Wis- en Natuurkunde
- 1ste periode (1849-1853): Joseph Plateau
- 2de periode (1854-1858): Geen winnaar
- 3de periode (1859-1863): Jan Stas, Recherches sur les rapports réciproques des poids atomiques
- 4de periode (1864-1868): Joseph Plateau, Recherches sur les figures d'équilibre, de negen laatste delen (1856-1868) (soort loopbaanbekroning).
- 5de periode (1869-1873): ?
- 6de periode (1874-1878): ?
- 7de periode (1879-1883): ?
- 8ste periode (1884-1888): ?
- 9e periode (1889-1893): ?
Vijfjaarlijkse Staatsprijs in de Medische wetenschappen:
- 1ste periode (1856-1860): Van Kempen, Manuel d'anatomie générale (1860), en Expériences physiologiques sur- la transmission de la sensibilité et du mouvement dans la moelle épinière (1859).
- 2de periode (1861-1965): geen winnaar
Referenties
- Archief Académie Royale de Belgique, Archives Contemporaines [1816], Administration générale, Prix.
- Les prix Quinquennaux et Triennaux en Belgique: rapports officiels 1850-1870, Brussel, 1870.
- Vanpaemel, Geert, De natuurkunde, in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 125 en 130-131.
- Dewalque, G., Les sciences minérales devant les jurys des prix quinquennaux des sciences naturelles, Brussel, 1897.
- Tableau général des prix quinquennaux de la Classe des lettres: annexe au rapport de la Commission mixte daté du 7 novembre, s.l., 1881.
- Gachard, Rapport aux classes des sciences et des lettres sur le réglement des prix quinquennaux, 1851.
Noten
<references>- ↑ Eerder al had de overheid vijfjaarlijkse prijzen voor vaderlandse geschiedenis, literatuur en ethiek/politicologie uitgeschreven. Na 1851 werden ook nog driejaarlijkse wedstrijden voor Nederlandstalige en Franstalige dramatiek in het leven geroepen. Tegen de jaren 1860 konden Belgische geleerden in maar liefst negen disciplines voor de erkenning van de overheid kampen.
- ↑ De academie stond met die opvatting niet veraf van de overheid die de prijs als een recompensatie en niet als een subsidie of aanmoediging had geconcipieerd.
- ↑ Het supplement dat De Koninck in 1851 toevoegde maakte dat zijn publicatie in aanmerking kwam voor de vijfjaarlijkse prijs. Description des animaux fossiles qui se trouvent dans le terrain carbonifère de la Belgique. Supplément, Luik, 1851.
- ↑ De andere leden van de jury waren de wiskundige Michel Steichen, Jean-Baptiste Brasseur, Lamarle, H. Valerius, Martens, en L. De Koninck. (Laurent-Guillaume De Koninck?)
- ↑ De Staatsprijzen werden vanaf 1859 ondeelbaar.