Instituut voor Scheikundig Onderzoek
Federale instelling, opgericht in 1911 in Tervuren, ging in 1997 samen met Nationaal Instituut voor Diergeneeskundig Onderzoek (NIDO) in de federale wetnschapsinstelling Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie – Centre d'Étude et de Recherches Vétérinaires et Agrochimiques (CODA-CERVA).
Historiek
In 1911 kwam onder de economische afdeling van het Koninklijk Museum van Belgisch Kongo in Tervuren een Laboratorium voor Scheikundige en Handelskundige Opzoekingen tot stand. De oprichting van het laboratorium kaderde in een idee van rationele efficiënte exploitatie van de koloniale eigendommen. De laboratoriumdienst wijdde zich aan de chemische studie van de grondstoffen en van de verwerkings- en afzetmogelijkheden van al wat er in en op de bodem van Kongo aanwezig was, met het oog op het toekennen van concessies aan privémaatschappijen in België. Het opstellen van een wetenschappelijke inventaris van Congolese producten was een bijkomende opdracht. In de praktijk richtte de werking van de dienst zich hoofdzakelijk op de studie van plantaardige producten, zoals oliehoudende noten en palmen en suikerrijke gewassen. Onder ander de Direction Générale de l’Agriculture van het ministerie van Koloniën maakte van de diensten van het museumlaboratorium gebruik. Eerste directeur van het laboratorium was ex-hoogleraar van het Leuvens Landbouwinstituut Joseph Pieraerts. Naast hem waren er nog één universitair opgeleide medewerker en één bediende in het laboratorium werkzaam.
Aanvankelijk was het laboratorium in een aantal kamers in de onbenutte zijvleugel van het museumgebouw gevestigd. Het was ingericht met afgedankte meubels uit het museum. In de vroege jaren 1920 trok het koloniaal exploitatielaboratorium in in een gloednieuw gebouw, met kamers die met de modernste technologie waren uitgerust.[1] Met het koninklijk besluit van 10 april 1928 kreeg de dienst het statuut van staatslaboratorium en werd het onafhankelijk van het museum. Met deze promotie werd de waarde van het laboratorium voor het koloniaal exploitatiebeleid bevestigd, en daarmee ook de waarde van wetenschap voor het genereren van economische winst.
Na de onafhankelijkheid van Congo werd het laboratorium bij de Directie voor landbouwkundig onderzoek van het Ministerie van Landbouw ondergebracht. Zijn missie bevatte vanaf dat moment de studie naar agrochemische problemen. Vanaf de jaren 1970 werd daaraan de leefmilieuproblematiek toegevoegd. De kwaliteit van plantaardige producten, de werkingsmechanismen van herbiciden, inlands hout en plantenvoeding en bemesting waren centrale thema’s. In het kader van een groepering van de wetenschapsdiensten van het ministerie van Landbouw trok ook het Rijksontledingslaboratorium van Antwerpen in de gebouwen van het instituut in. In 1997 volgde de fusie met het Nationaal Instituut voor Diergeneeskundig Onderzoek.
Bibliografie
- As time goes by. 75 years Veterinary and agrochemical centre 1930-2005, s.l., 2005.
- Op de website vindt men een korte historiek sinds 1920.
- Van Molle, Leen, 100 jaar ministerie van Landbouw. Het Belgisch landbouwbeleid in de wisselwerking tussen economische en sociale toestanden, politiek en administratie 1884-1984, Leuven, 1984, 26 en 45.
Noten
- Jump up ↑ Dit gebouw bestaat op vandaag. Het is het Stanleypaviljoen, waarin de bibliotheek en het archief van het museum zijn ondergebracht.