Lonay, Alexandre (1852-1937)
Voluit: Alexander Anatole Lonay.
Landbouwkundig ingenieur, geboren op 4 juli 1852 in Sint-Truiden en overleden op 26 juni 1937 in Bergen. Lonay was gehuwd met Esther Vincent.
Biografie
Lonay was de zoon van (wellicht bemiddelde) landbouwer Jean-Noël Lonay en Isabelle Masseau. Het was duidelijk dat de jonge Sint-Truidenaar in de voetsporen van zijn vader zou treden. Vermoedelijk in 1869, hij was toen zeventien jaar, koos hij voor een driejarige opleiding tot landbouwingenieur aan het Rijkslandbouwinstituut van Gembloux.Deze opleiding was op zich geen noodzakelijke of logische opstap naar een job in de landbouwsector. Les volgen aan het Rijkslandbouwinstituut was enkel weggelegd voor de zonen van min of meer bemiddelde leden van de plattelandsbevolking, grondeigenaars en landadel. De meeste landbouwers beoefenden in die tijd hun stiel zonder ook maar enige wetenschappelijke achtergrondkennis te bezitten.
Lonay studeerde in 1872 af als landbouwingenieur. Het is niet duidelijk wat hij onmiddellijk hierna deed. In 1875 werd hij in ieder geval aangeworven als assistent aan het landbouwonderzoeksstation van de Association pour la fondation de stations agricoles en Belgique , aan het Rijkslandbouwinstituut van Gembloux. Hij werkte er tot 1876 in het laboratoriumteam van directeur Arthur Petermann, samen met Adrien Mercier en E. Simon. Van einde 1876 tot in 1879 was Lonay verbonden aan het overheidsbedrijf van het landgoed Pustomyty in Rusland (vandaag ligt dit landgoed in Oekraïne in de buurt van de stad L'vov). Na zijn terugkeer in België werd hij aangesteld als laboratoriumdirecteur van de suikerraffinaderij La Ruche in Gent en vervolgens werd hij directeur van een suikerraffinaderij in Liers (Luik). Al in 1880 publiceerde Lonay in het tijdschrift Sucrerie belge een artikel over de aankoop van suikerbieten voor het uitvoeren van analyses. In 1886 publiceerde hij een praktisch handboek getiteld La Culture de la Betterave Sucrière.
Op 26 september 1885 riep de Belgische overheid een Dienst van Staatsagronomen in het leven, met als voornaamste opdracht de methoden van de landbouwkundige wetenschappen te vulgariseren voor de landbouwers. Lonay werd onmiddellijk benoemd als Rijksagronoom voor Limon- Henegouwen. Naast het geven van een vijftigtal lezingen per jaar moest hij proefvelden aanleggen die moesten dienen voor het praktisch onderwijs van de landbouwers. In dit kader publiceerde Lonay verschillende werken: over de noodzaak om landelijke melkverenigingen te promoten (1889), over de teelt van peulgewassen (1889), over de proefvelden (1890), enz. Hij behield deze functie tot in 1911. In dat jaar stapte hij op naar een post van directeur aan de provinciale school voor gewassen en veeteelt in Ath. Hij doceerde er over motors, landbouwkundige machines, over smeerolie en de wetgeving. De afgeleverde diploma's van Ath hadden als titel: licentiaat in de agronomie. In 1911 werd Lonay bovendien door de Provincieraad van Henegouwen benoemd tot provinciaal inspecteur voor het landbouwonderwijs. Lonay nam verder actief deel aan een groot aantal landbouwcongressen, zowel nationaal als internationaal: voor twintig congressen presenteerde hij zeventien rapporten.
Naast zijn beroepsmatige werkzaamheden was Lonay ook een actief lid van de Association belge des chimistes. Op 14 april 1887, tijdens de stichtingsvergadering van de Association, was Lonay de enige landbouwkundig ingenieur. Tijdens de bijeenkomst van 7 september 1887 stelde de voorzitter van de Association, Edouard Hanuise, voor om een tweede studiegroep op te richten (naast de eerste studiegroep van de specialisten van de suikerraffinaderijen) over de landbouwscheikunde. Lonay stelde echter voor om te wachten met deze oprichting totdat alle zeven directeurs van de Rijkslandbouwontledingslaboratoria lid waren van de Association. Dit is de reden waarom de officiële installatie pas plaats vond op 7 augustus 1889 met Rijksstationsdirecteur Arthur Petermann als voorzitter en Lonay als ondervoorzitter.
Tot aan de opheffing van de studiegroepen in 1898 en de vervanging door lokale secties was de activiteit van de "section de chimie agricole" zeer intens. Gedurende een twintigtal bijeenkomsten te Brussel werden er heftige discussies gevoerd tussen de directeurs van de proefstations, de officiële scheikundigen, en deze die in de privé werkten. Het merendeel van de discussies concentreerde zich rond drie onderwerpen: de problematiek van de aankoop en de analyse van suikerbieten, de analyse van scheikundige kunstmeststoffen en de analyse van akkergronden in België. Lonay publiceerde ook artikelen over de technieken en de productie van tabak. Op 2 juni 1897 hield hij een lezing over de analyse en de verkoop van gerst voor de brouwerijen. Een typisch voorval om de ideeën van Lonay beter te begrijpen is zijn tussenkomst op de bijeenkomst van 3 juni 1896, toen de noodzakelijke herziening van de wet op de vervalsingen van kunstmest (wet van 29 december 1887) ter sprake kwam. Hij stelde vast dat deze wet van 1887 geen einde had kunnen stellen aan de misbruiken in de handel van kunstmest. Hij deed dertien voorstellen om de oude wet te herzien, zodat zij de landbouwers beter kon beschermen tegen het bedrog waarvan zij regelmatig het slachtoffer waren. In 1898 werden de studiegroepen vervangen door lokale, of beter regionale secties. Lonay was voorzitter van de sectie te Mons van 1900 tot 1906. Hij hield hier talrijke lezingen.
Lonay was in 1888 een van de oprichters van de Henegouwse Federatie van Imkerijen en van hun tijdschrift Le Progrès Apicole. Vanaf 1889 doceerde hij bovendien grondige cursussen over de agronomie aan de Ecole des Mines van Bergen. In 1890 was hij een van de stichters van de Vereniging van afgestudeerde ingenieurs van het Landbouwkundig Instituut van Gembloux. Hij was voorzitter van deze Vereniging van 1913 tot 1919. Hij creëerde in 1902 de eerste "École Mécanique Agricole" te Mons, die bedoeld was om landbouwkundige werktuigkundigen op te leiden.
Naar het einde van zijn leven interesseerde Lonay zich steeds meer voor politieke en maatschappelijke kwesties. Al in 1894 had hij een artikel gepubliceerd over de emancipatie van de landbouwers door de oprichting van verenigingen van eigenaars van landbouwgronden en de landbouwers zelf met de bedoeling om hun ervaringen uit te wisselen opdat betere landbouwkundige technieken op punt gesteld konden worden. In 1908 publiceerde hij te Parijs en te Mons een brochure over de "Concentratie van het Kapitalisme in de Landbouw". Hij was overtuigd dat de toekomst van de landbouw lag bij grootschalige uitbatingen, bij voorkeur van coöperatieve aard. Gedurende een dertigtal jaar publiceerde hij regelmatig over de Waalse Landbouw. In 1919 werd hij lid van de "Assemblée Wallonne", zonder ook maar enig belang te hechten aan taalkwesties. In 1935 werd hij lid van de plaatselijke afdeling van de "Ligue Wallonne" te Bergen, die aangesloten was bij de "Concentration Wallonne". Zijn laatste werk handelde in 1930 over "de Belgische Arbeidersklasse en de definitieve verovering van de macht" (Du parti ouvrier belge et la conquête définitive du pouvoir).
Bibliografie
- Deelstra, Hendrik, "De Afdeling 'Landbouwscheikunde' van de Association belge des Chimistes", in: Scientiarum-Historia, 31, 2005, nr. 2, 51-60.
- Deelstra, Hendrik, "Lonay, Alexandre", in: Nouvelle Biographie Nationale, 11 (2012), 276-277.