Vluchten is van alle tijden

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
Vluchtelingenlang.jpg


Kilometers prikkeldraad zijn Europa's laatste soelaas om de vluchtelingencrisis te stuiten. Ook de toon van het politieke debat raakt prikkelbaar. ‘Vluchtelingen kosten handenvol geld’, zo klinkt het ook in eigen land. Nochtans biedt de Belgische geschiedenis heel wat voorbeelden van vluchtelingen die hun gastland net verrijkten. Met wetenschap bijvoorbeeld. En het gold ook omgekeerd. Belgische geleerden op de vlucht konden zeker zijn van een gastvrije ontvangst in veiliger gebied. Zij kregen er ruime mogelijkheden om hun onderzoek verder te zetten. Voor een gastland dat zo slim was om het potentieel van uitgeweken wetenschappers te benutten, was het een verrijkende ervaring.



Bienvenue à Bruxelles
Garnier jean.jpg
Jean Garnier was in 1822-1823 rector van de Universiteit Gent. Bron: Rectorengalerij Universiteit Gent.


Een speelbal tussen republikeinen en royalisten, zo kon je het vroegnegentiende-eeuwse Frankrijk nog het best omschrijven. Telkens de bal van kamp veranderde, sloeg de verliezende partij op de vlucht. Niet zelden belandden deze mannen en vrouwen in onze contreien. In vergelijking met Frankrijk was ‘België’ - op dit moment deel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden - een oord van rust en stabiliteit. Vooral het liberale klimaat en Franse voertaal van Brussel hadden een sterk aanzuigeffect. De vluchtelingenstroom naar de Brabantse hoofdstad was zo groot, dat het bestuur in De Haag zich zorgen begon te maken.


Onder de Franse vluchtelingen in Brussel bevond zich de bioloog Pierre Drapiez. In zijn eigen land was na de restauratie van de Bourbondynastie in 1815 een raid op medestanders van Napoleon uitgebroken. Drapiez, die in zijn adolescentenjaren met Napoleons Armee d’Orient naar Egypte en Syrië was getrokken, vreesde terecht voor zijn leven en nam de benen. De bioloog liet een goeddraaiende suikerraffinaderij en een positie als directeur van een voorname scheikundeschool in Lille achter. Bij zijn aankomst in Brussel had de politiek vluchteling titel noch inkomsten. Het bescheiden baantje als leraar voor bijlessen scheikunde waarvoor het plaatselijke atheneum hem aanwierf, was beneden zijn niveau, maar het bracht brood op de plank. Geleidelijk aan kon de jonge allochtoon zich opwerken. Hij bouwde goede contacten uit met de Brusselse elite en zelfs met Koning Willem I in persoon.


Ook onze gerenommeerde wiskundige Jean Garnier was een Belg-met-migratieachtergrond. Het leven in zijn roerige vaderland beschreef hij in zijn memoires als ‘een periode van angst en levensgevaar’.[1] Evenmin als Drapiez had Garnier vermoed dat hij elders dan in la douce France zijn oude dag zou slijten. Wel had Garnier het voordeel dat hij al een zekere bekendheid had verworven. Op het moment van zijn vertrek uit Frankrijk hing er in zijn gastland al een vangnet voor hem klaar, een mooie positie als hoogleraar die hem door de Rijksuniversiteit van Gent was aangeboden.


Leerboek Garnier.png
Jean Garnier was een productief auteur van lesboeken.


Nuttige immigranten


Drapiez en Garnier prezen zichzelf gelukkig hun wetenschapsactiviteit in een nieuwe thuisbasis te kunnen verderzetten. Maar ook hun gastland had profijt aan de inwijkelingen. Zo dankte de Belgische Nationale Plantentuin zijn bestaan voor een groot deel aan Drapiez. De nieuwe Belg was niet alleen één van de initiatiefnemers voor de oprichting van de botanische hortus, maar ook de effectieve realisatie van het project was aan zijn connecties te danken.


Ook Garnier kwam als geroepen. De Zuidelijke Nederlanden kampten begin 19de eeuw met een gebrek aan geschikte kandidaat-hoogleraren. Met zijn palmares beantwoordde Garnier uitstekend aan het gezochte profiel. Extra troef was de stapel pedagogische handboeken die Garnier als leraar aan de Parijse Ecole Polytechnique had geschreven. Die kwam voor de vorming van de toekomstige generatie Zuid-Nederlandse hoogleraren goed van pas. Een aantal van Garniers leerlingen, onder wie Jean Timmermans, Daniel Mareska en Charles Morren verwierven inderdaad internationale autoriteit. De meest vermaarde onder hen, Adolphe Quetelet, getuigde zelfs dat Garnier een bepalende invloed op zijn onderzoek had gehad.



Focus op talent
Revolte Italie 1820.jpg
Met de komst van de Habsburgse troepen eindigden heel wat Italiaanse revolutionairen aan de galg. Bron: Edoardo Matania, L'illustrazione Italiana


Drapiez en vooral Garnier slaagden er snel in goede posities te verwerven. Zonder steun van het gastland was dit niet zo simpel geweest. In het bijzonder de Brusselse Academie voor Wetenschappen toonde zich opmerkzaam voor het potentieel van ingeweken wetenschappers en droeg zo bij aan hun integratie. Dit ervoer althans Gaspard Pagani. Deze Italiaanse wiskundige met revolutionaire sympathieën ontvluchtte in 1820 zijn woonplaats Turijn, waar Habsburgse troepen al de galgen in gereedheid brachten.[2] Pagani liet zijn vaderland, familie en een veelbelovende carrière achter. In België kwam hij weer op nul te staan.


Het was meer dan een geluk dat de Italiaanse asielzoeker onmiddellijk in de gemeenschap van académiciens werd opgevangen. Pagani’s nieuwe vrienden – waaronder Charles Nieuport, Louis Dewez, d’Otrange en Quetelet – hielpen hem aan een baantje als privéleraar van de kinderen in hun contactenkring, zodat hij in zijn levensonderhoud kon voorzien. Belangrijker was dat ze hem ook grondig voorbereidden op zijn entree in de Academie. Pagani werd gewezen op de prijsvragen van de Klasse Wetenschappen, waarmee hij zijn naam kon lanceren. Met succes: nog vóór de wiskundige zijn tweede bekroning in de wacht had gesleept, werd hem al het lidmaatschap van de Academie aangeboden. Dankzij de contacten die hij als académicien legde, schopte Pagani het in een mum van tijd tot hoogleraar aan de Universiteit van Leuven. Zijn droom, want het betekende dat hij zich nu fulltime kon wijden aan zijn onderzoek rond ruimtekrommen.


Prigogine nobel.jpg
Prigogine ontvangt de Nobelprijs voor Chemie.


Nieuwe Belg strikt Nobelprijs


Toen België in 1929 haar grenzen opende voor het getergde Russische gezin Prigogine, kon het niet vermoeden dat het zich daarmee van wereldfaam verzekerde. Ilya Romanovich Prigogine was een kleuter toen zijn gezin omwille van strubbelingen met het nieuwe regime de Sovjet-Unie verliet. De Prigogines verbleven enkele jaren in Duitsland, maar vader Roman, een chemisch ingenieur, slaagde er door de slechte economische conjunctuur en groeiende anti-Joodse sfeer niet in een nieuw bedrijf uit te bouwen. Het Russisch gezin pakte opnieuw zijn koffers. In zijn nieuwe land België kreeg de jonge Ilya de kans om zich te ontplooien. Mits wat aanpassing kon hij aansluiten in het middelbaar onderwijs. Daarna werd hij zelfs aangemoedigd om verder te studeren. Met een doctorsdiploma in de scheikunde op zak werd Prigogine in 1947 tot docent aan de Universiteit van Brussel benoemd, twee jaar voordat zijn naturalisatie een feit was. De Nieuwe Belg bleek een prijsbeest: de Van Laar prijs, de Adolphe Wetrems-prijs, de Francqui-prijs, de Ernst-John Solvay prijs en het vijftigtal eredoctoraten vormden een gouden aanloop naar de Nobelprijs die hij in 1974 in de wacht sleepte. Met Prigogine scoorde België voor de allereerste keer in het departement van de chemie.



Belgen op de loop
Verslag Oxford.png
Verslag van Brits hoogleraar William Osler over de Leuvense vluchtelingen in tijdschrift Dominion Medical Monthly (Klik voor vergroting)


Ook Belgen op de loop voor oorlogsgeweld zochten en vonden gastvrijheid in het buitenland. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bevonden zich onder hen heel wat wetenschappers. Wiskundige Paul Libois, eerste vrouwelijke hoogleraar Lucia de Brouckère en Nobelprijswinnaar Christiaan De Duve waren op dit moment weliswaar nog kleuters. Zij hadden het geluk snel te kunnen aansluiten bij het plaatselijk onderwijs van hun gastland, zodat ze geen achterstand opliepen. Op zijn beurt vluchtte Albert Brachet naar Parijs. Daar kon hij meteen als professor anatomie en embryologie aan de Faculteit Geneeskunde aan de slag. Voor de natuurkundige Jules Verschaffelt was in Leiden een positie als assistent beschikbaar aan het cryogeen laboratorium van Kamerlingh Onnes. Bioloog Julius MacLeod vond asiel aan de Universiteit van Manchester. Jacques Thoreau vluchtte met zijn gezin naar Oxford. Ecologische pionier Jean Massart, van wie de Duitse bezetter had ontdekt dat hij meewerkte aan de clandestiene pers, vluchtte naar Antibes. Hij kon er aan het laboratorium van de agronoom Georges Poirault terecht.


De gerenommeerde wiskundige Charles La Vallée Poussin kreeg aanbiedingen van zowel de Universiteit van Harvard, het Collège de France, de Sorbonne als de Universiteit van Genève. Maar een aantal geleerden waagde ook de oversteek en koos voor de Verenigde Staten als toevluchtsoord. Sommigen, zoals de wetenschapshistoricus Georges Sarton bleven er voorgoed. [3]


De ontvangst was steeds hartelijk. Een aantal universiteiten zetten zelfs speciale steuncampagnes voor asielzoekende geleerden op. In Oxford vormden een aantal hoogleraren een committee om hun collega’s van het getroffen Leuven te ontvangen. Al in 1914 huisvestten ze zestien Leuvense hoogleraren en hun families, voor wie bovendien een maandelijkse toelage werd vrijgemaakt. Ook de Rockefeller Foundation kwam tussen in de kosten van Belgische gevluchte wetenschappers die hun onderzoek wensten verder te zetten. Onder meer de hoogleraren Joseph Denys en Arthur Van Gehuchten genoten van dit warme aanbod.



Gelijk burgerschap in de Republiek der Letteren


Tijdens één van zijn overwinningsspeeches sprak Prigogine over het fascinerende gevoel van wereldburgerschap dat hij als wetenschapper vaak ervoer. Waar ook ter wereld, in elke wetenschapsgemeenschap was de fundamentele nieuwsgierigheid dezelfde, stelde hij. Deze maakte, aldus de Nobellaureaat, dat wetenschappers elkaar begrepen, ongehinderd door landsgrenzen, taalbarrières of onderzoeksgewoonten. Het maakte ook dat zij elkaar spontaan de hand reikten in tijden van gevaar. 'C'est là une expérience humaine passionnante', besloot Prigogine. Quetelet op zijn beurt stelde dat hij en zijn collega académiciens, ‘verder keken dan de politieke situatie van de vluchteling’ en dat ‘hun interesse naar de talenten van de vreemdeling uitging.’


De uitspraken van deze twee grote geleerden klinken nog steeds actueel. Misschien kunnen zij de traditie van solidariteit in de Republiek der Letteren nieuw leven inblazen.






Noten


  1. Letterlijk schreef Garnier: “cette periode d’angoisses et de dangers personnels qu’on ne brave que pendant un certain temps.” A. Quetelet, "Notice sur Jean-Guillaume Garnier", in: Annuaire de l’Académie Royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles, 7 (1841), 163.
  2. Na het mislukken van de onafhankelijksheidsbeweging en met de komst van de Habsburgse troepen eindigden heel wat Italiaanse revolutionairen aan de galg. Hoewel Pagani naar eigen zeggen geen actieve dissident was, was hij politiek verbrand, doordat hij als tiener korte tijd met Napoleons leger was meegereisd.
  3. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtten wetenschappers, zoals de wiskundige Florent Bureau naar veiliger oorden waar hen een gastvrije ontvangst wachtte.