Difference between revisions of "Wetenschap aan de Rijksuniversiteit (1817-1830)"
m (→Referenties) |
m |
||
(43 intermediate revisions by 2 users not shown) | |||
Line 1: | Line 1: | ||
<div style="text-align:right;">[[:Category:Thematische notities|<font color="2F4F4F">''| Naar de Verhalengalerij''</font>]]</div> | <div style="text-align:right;">[[:Category:Thematische notities|<font color="2F4F4F">''| Naar de Verhalengalerij''</font>]]</div> | ||
− | <div style="text-align:right;">[ | + | <div style="text-align:right;">[https://www.bestor.be/wiki/index.php/La_science_au_sein_des_universit%C3%A9s_d%E2%80%99Etat_(1817-1830) FR]</div> |
__NOTOC__ | __NOTOC__ | ||
− | [[category: Thematische notities | + | [[category: Thematische notities]][[category:Academisch Erfgoed]] |
− | {|style="width: | + | {|style="width:75%;" align="center" |
| | | | ||
+ | [[Image: openingrijksunivlang.jpg|center|none]] | ||
<br/> | <br/> | ||
− | '''De vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1815 bracht een ingrijpende reorganisatie van het onderwijslandschap in het zuiden met zich mee. Naast athenea en normaalscholen stichtte Willem I rijksuniversiteiten in Luik, Leuven en Gent. Zoals gebruikelijk was, huisvestten instellingen | + | '''De vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1815 bracht een ingrijpende reorganisatie van het onderwijslandschap in het zuiden met zich mee. Naast athenea en normaalscholen stichtte Willem I rijksuniversiteiten in Luik, Leuven en Gent. Zoals gebruikelijk was, huisvestten die instellingen een faculteit voor rechtsgeleerdheid en een voor geneeskunde. Nieuw en minder evident was dat dit keer ook drie volwaardige wetenschapsfaculteiten, naast ook faculteiten voor letteren, het licht zagen…''' |
<br/> | <br/> | ||
− | + | <br/> | |
− | [[ | + | <div style="color:#DC143C;font-family:arial;font-style: normal; font-size:18px;font-weight: normal;text-align:left;letter-spacing: 3px">Studeren voor wetenschapper </div> |
+ | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | ||
+ | |[[Image:openingrijksunivgent.jpg|650x270px|none]] | ||
+ | |-align="left" valign="top" | ||
+ | |width="100"|'''Op 9 oktober 1817 vond in de troonzaal van het Gentse stadhuis de plechtige opening van de Rijksuniversiteit Gent plaats.''' <small>Bron: Mattheus Ignatius van Bree, Rijksmuseum via [https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=34252988.png ''Wikimedia Commons''].</small> | ||
+ | |} | ||
+ | <br/>Aan de Franse Université Impériale, met zijn 'Académies' in Brussel en Luik, werden weliswaar al sinds 1810 wetenschappelijke vakken gedoceerd. Ze waren het domein van de zogeheten 'Facultés de sciences mathématiques et physiques'. Maar deze ''facultés'' verschaften geen volwaardige wetenschapsopleiding. De wetenschapsvakken lagen in de lijn van de leerstof die leerlingen al eerder, aan de keizerlijke lyceums (opvolgers van de Centrale Scholen) te verwerken hadden gekregen. Ook de professoren van de wetenschapsfaculteiten waren grotendeels dezelfde als deze die aan de lycées lesgaven. Het doel van de ''facultés'' was dan ook niet het afleveren van gediplomeerde wetenschappers, maar wel het verstrekken van attesten aan studenten die zich op een opleiding in de 'hogere' faculteiten, met name die van geneeskunde, voorbereidden. Bovendien kregen enkel studenten met een letterendiploma toegang tot de vakken van de wetenschapsfaculteit. Omdat in Luik geen letterenfaculteit was ingericht, kreeg de wetenschapsfaculteit er enkel een handvol vrije leerlingen over de vloer. | ||
+ | |||
+ | <br/>In het najaar van 1817 openden de rijksuniversiteiten van Leuven, Luik en Gent hun deuren. Als onderwerp van een eigen faculteit kregen wetenschappen nu evenveel gewicht als de andere universitaire disciplines. De hoogleraren kregen een gelijk salaris als hun collega's aan de andere faculteiten, en zij kwamen - volgens een vastgelegde beurtrol - in aanmerking om rector te worden. Het onderwijs in de faculteit bestond uit een omvattende opleiding, waarvan het programma licht verschilde naargelang men zich voorbereidde op de geneeskunde, dan wel op het doctoraat in de wetenschappen. De faculteit was zoals voorheen ook de plek waar aspirant-kandidaten in de geneeskunde een toelatingsexamen moesten afleggen. Studenten van de wetenschapsfaculteit waren in vele opzichten gelijk aan studiegenoten in andere faculteiten: net als deze laatste konden zij meedingen naar universitaire wedstrijdmedailles en beurzen. | ||
+ | {|style="border="0" height="530" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | ||
+ | |[[Image:luikjezuietcollege.png|630x250px|none]] | ||
+ | |-align="left" valign="top" | ||
+ | |width="100"|'''In Luik huisde de wetenschapsfaculteit in een voormalig gebouw van de Jésuites wallons, aan de oever van de Maas. Eerder al had het gebouw de Ecole Centrale en het Keizerlijk Lyceum gehuisvest.''' <small>Bron: Remacle Leloup, 1740, via [https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=8810870 ''Wikimedia Commons''].</small> | ||
+ | |} | ||
+ | <br/> Als volwaardige universiteitsafdeling konden de nieuwe wetenschapsfaculteiten hun studenten voor het eerst een uitgebreid lesprogramma aanbieden, dat diverse disciplines belichtte. Naast elementaire en hogere wiskunde, experimentele en wiskundige fysica, fysische sterrenkunde (''astronomie physique''), mathematische sterrenkunde (''astronomie mathématique'') en chemie moesten de wetenschapsfaculteiten ook natuurhistorische vakken aanbieden, zo stipuleerde het [https://books.google.be/books?id=63BQAAAAcAAJ&dq=organiek%20reglement%20hooger&pg=PA2#v=onepage&q&f=false Koninklijk besluit van 25 september 1816]. Studenten kregen les in dierkunde, plantkunde, plantenfysiologie, mineralogie en vergelijkende anatomie. Ook praktijkgeoriënteerde vakken als hydraulica en hydrostatica, toegepaste chemie en landbouweconomie kregen een plaats in het lesprogramma van de wetenschapsfaculteiten. Om te beantwoorden aan de economische noden van de regio werd in Luik bovendien een cursus metallurgie gecreëerd. Na enkele jaren werden daar cursussen bosbouwkunde en mijnbouwkunde aan toegevoegd. | ||
− | <br/> | + | <br/>Examens werden echter niet per vak georganiseerd, maar over het geheel van de leerstof in aanwezigheid van alle professoren van de faculteit. Dit liet toe dat studenten zelf een voorkeur konden laten blijken voor bepaalde onderwerpen waarover ze dan grondiger werden geëxamineerd. Daarnaast moesten de kandidaten een attest voorleggen dat ze 'met vrucht' verschillende vakken hadden gevolgd in de letterenfaculteit. Tijdens hun doctoraatsopleiding konden studenten ervoor kiezen om zich in een bepaalde wetenschapstak te specialiseren, en in dit specialisme een doctorstitel verwerven. |
− | + | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | |
− | + | |[[Image:botanische tuinleuven.jpg|630x250px|none]] | |
− | + | |-align="left" valign="top" | |
− | + | |width="100"|'''De plantentuin van de Leuvense universiteit in 1825.''' <small> Bron: A. de Marbaix, in: ''Châteaux et monuments des Pays-bas''. </small> | |
− | [[ | + | |} |
+ | <br/> De wetenschapsfaculteiten kwamen ook in de meest letterlijke zin de universiteit binnen: zij trokken in in de gebouwen die de steden aan de universiteiten afstonden. Aan de Gentse wetenschapsfaculteit werd - althans tijdelijk - een kapel in de Kortedagsteeg ter beschikking gesteld. De Luikenaren mochten zich in het hart van de stad in het oude Jezuïetencollege vestigen. In Leuven kon de faculteit van verspreide gebouwen gebruikmaken: het Maria Theresia-college voor chemie, het [[Institut Van Beneden - Universiteit Leuven|Koningscollege]] voor biologie en het Premonstreitcollege voor het onderricht in fysica. | ||
+ | |||
+ | <br/>Bovendien stonden de steden, op verzoek van de overheid, eigendommen aan de universiteit af voor de aanleg van wetenschappelijke collecties en bibliotheken. Deze bepaling kwam de wetenschapsfaculteiten zeker ten goede. Zo legde de stad Leuven voor de universiteit een [[Botanische tuin van Leuven|stedelijke plantentuin]] aan. In Luik kon men dankzij stadssteun een laboratorium voor chemie inrichten en was er vanaf 1819 een [[Botanische tuin van Luik|botanische tuin]] voor de lessen beschikbaar. Ook de Gentse wetenschapsfaculteit kon voortaan voor de lessen plantkunde van een [[Botanische tuin van Gent|universitaire kruidtuin]] gebruikmaken.<ref>Vooral de geneeskundefaculteit maakt van de plantentuin gebruik.</ref> Het Gents stadsbestuur droeg ook een bibliotheekcollectie over. De overdracht van een verzameling fysica-instrumenten en een collectie van anatomische en pathologische preparaten kwam de wetenschapsfaculteit al even goed van pas. Daarnaast ontvingen de drie universiteiten opmerkelijke sommen voor de aankoop van natuurhistorische objecten.<ref>Veelal adviseerden of bemiddelden de hoogleraren natuurhistorie bij de aankoop van natuurhistorische objecten.</ref> | ||
+ | <Br/> | ||
<br/> | <br/> | ||
− | < | + | <div style="color:#DC143C;font-family:arial;font-style: normal; font-size:18px;font-weight: normal;text-align:left;letter-spacing: 3px">De eerste beroepsgeleerden </div> |
− | + | <br/>Wetenschap als een volwaardige universitaire discipline, dat betekende ook dat vanaf nu een aantal personen wetenschap als beroep beoefende. Twaalf personen om precies te zijn, want elke wetenschapsfaculteit had recht op vier hoogleraren. Zoveel waren het er bij aanvang echter niet. De Nederlandse overheid had namelijk moeite om geschikte kandidaten te vinden. Een goede hoogleraar bezat een of meerdere diploma’s van een prestigieuze universiteit, kon wetenschappelijk onderzoek van eigen hand voorleggen en buigen op een jarenlange onderwijservaring. Dergelijke personen waren dun gezaaid in een regio die al jaren politiek onstabiel was en waar tot dusver geen echte wetenschapsopleiding had bestaan. | |
− | = | + | {|style="border="0" height="530" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px |
− | Wetenschap als een volwaardige universitaire discipline, dat betekende ook dat vanaf nu een aantal personen wetenschap als beroep beoefende. Twaalf personen om precies te zijn, want elke wetenschapsfaculteit had recht op vier hoogleraren. Zoveel waren het er bij aanvang echter niet. De Nederlandse overheid had namelijk moeite om geschikte kandidaten te vinden. Een goede hoogleraar bezat een of meerdere diploma’s van een prestigieuze universiteit, kon wetenschappelijk onderzoek van eigen hand voorleggen en buigen op een jarenlange onderwijservaring. Dergelijke personen waren dun gezaaid in een regio die al jaren politiek onstabiel was en waar tot dusver geen echte wetenschapsopleiding had bestaan. | + | |[[Image:Delvaux.JPG|690x220px|none]] |
− | {|style= | + | |[[Image:sentelet.jpg|690x220px|none]] |
− | |[[Image:Delvaux.JPG| | + | |[[Image:van mons jean baptiste.gif|690x220px|none|]] |
− | |[[Image:sentelet.jpg| | ||
− | |[[Image:van mons jean baptiste.gif| | ||
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
|width="100"|'''Jean Delvaux''' | |width="100"|'''Jean Delvaux''' | ||
Line 34: | Line 51: | ||
|} | |} | ||
<br/>Met uitzondering dan van de mannen die aan de Centrale Scholen, de Keizerlijke lycea en de Faculté hadden gedoceerd. Niet alleen bezaten zij die cruciale onderwijservaring, zij behoorden ook tot de weinige Zuid-Nederlanders met een doctorstitel, behaald hetzij te Leuven, hetzij in het buitenland.<ref> [[Delvaux de Fenffe, Jean-Charles-Philippe-Joseph (1782-1863) |Jean Delvaux]] en [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)|Jean-Baptiste Van Mons]] waren de enige echte doctores in de wetenschappen. Delvaux had in Parijs een diploma in de medische wetenschappen behaald en was doctor honoris causa in de wetenschappen. [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)| Van Mons]] had zijn doctorstitel in de wetenschappen in het Duitse Helmstadt behaald. [[Vanderheyden, Jean Michel (1767-1836)| Jean Vanderheyden]] en [[Sentelet, Jean-Ferdinand (1754-1829)|Jean Sentelet]] hadden diploma’s van de Leuvense filosofiefaculteit.</ref> Men haastte zich dan ook ze opnieuw aan te werven. Zo benoemde de [[Universiteit van Luik|Rijksuniversiteit van Luik ]] de arts en scheikundige [[Delvaux de Fenffe, Jean-Charles-Philippe-Joseph (1782-1863) |Jean Delvaux]] voor de cursussen natuurkunde en chemie en de Leuvense alumnus en wiskundige [[Vanderheyden, Jean Michel (1767-1836)| Jean Vanderheyden]] voor het mathematische luik van het lesprogramma. De gerenommeerde ''all round'' geleerde en polyglot [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)|Jean-Baptiste Van Mons]] werd door de [[Universiteit van Leuven|Rijksuniversiteit van Leuven]] opgevist. De 63-jarige fysicus [[Sentelet, Jean-Ferdinand (1754-1829)|Jean Sentelet]], die onder Frans bewind aan de Faculté in Brussel gedoceerd had, kon eveneens aan de Leuvense universiteit zijn onderwijsopdracht hervatten. | <br/>Met uitzondering dan van de mannen die aan de Centrale Scholen, de Keizerlijke lycea en de Faculté hadden gedoceerd. Niet alleen bezaten zij die cruciale onderwijservaring, zij behoorden ook tot de weinige Zuid-Nederlanders met een doctorstitel, behaald hetzij te Leuven, hetzij in het buitenland.<ref> [[Delvaux de Fenffe, Jean-Charles-Philippe-Joseph (1782-1863) |Jean Delvaux]] en [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)|Jean-Baptiste Van Mons]] waren de enige echte doctores in de wetenschappen. Delvaux had in Parijs een diploma in de medische wetenschappen behaald en was doctor honoris causa in de wetenschappen. [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)| Van Mons]] had zijn doctorstitel in de wetenschappen in het Duitse Helmstadt behaald. [[Vanderheyden, Jean Michel (1767-1836)| Jean Vanderheyden]] en [[Sentelet, Jean-Ferdinand (1754-1829)|Jean Sentelet]] hadden diploma’s van de Leuvense filosofiefaculteit.</ref> Men haastte zich dan ook ze opnieuw aan te werven. Zo benoemde de [[Universiteit van Luik|Rijksuniversiteit van Luik ]] de arts en scheikundige [[Delvaux de Fenffe, Jean-Charles-Philippe-Joseph (1782-1863) |Jean Delvaux]] voor de cursussen natuurkunde en chemie en de Leuvense alumnus en wiskundige [[Vanderheyden, Jean Michel (1767-1836)| Jean Vanderheyden]] voor het mathematische luik van het lesprogramma. De gerenommeerde ''all round'' geleerde en polyglot [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)|Jean-Baptiste Van Mons]] werd door de [[Universiteit van Leuven|Rijksuniversiteit van Leuven]] opgevist. De 63-jarige fysicus [[Sentelet, Jean-Ferdinand (1754-1829)|Jean Sentelet]], die onder Frans bewind aan de Faculté in Brussel gedoceerd had, kon eveneens aan de Leuvense universiteit zijn onderwijsopdracht hervatten. | ||
− | |||
<br/> | <br/> | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=3px cellspacing=10px |
− | |[[Image:vanbreda.jpg| | + | |[[Image:vanbreda.jpg|690x220px|none]] |
− | |[[Image:vanrees.png| | + | |[[Image:vanrees.png|690x220px|none]] |
| | | | ||
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
Line 46: | Line 62: | ||
<Br/>Voor de andere posities zag het bestuur van het Verenigd Koninkrijk zich naar eigen zeggen genoodzaakt om buiten de grenzen van de Zuidelijke Nederlanden te scouten. Deze import van uitheemse mankracht schoot heel wat inwoners in het verkeerde keelgat. Vanuit de overheid klonk het verweer dat wetenschapsbeoefening zich vandaag de dag niet meer in een nationaal isolement kon verbergen. Bij uitstek een klein land moest van zijn positie temidden van grote wetenschapsnaties gebruikmaken om banden te smeden en zich te verrijken. Maar beleidsmakers hadden ook een politiek-strategische agenda: buitenlandse geleerden konden de overheersende romaanse invloed in het zuiden terug in balans brengen. Geleerden uit het noorden van het rijk vormden daarom aantrekkelijke kandidaten. Zij zouden de Nederlandse taal in het verfranste zuidelijk onderwijs binnenbrengen.<ref>De voertaal van het hoger onderwijs was bij aanvang weliswaar Latijn.</ref> In 1820 bood het bestuur de in Leiden opgeleide bioloog [[Van Breda, Jacques (1788-1867)|Jacob van Breda]] een positie als hoogleraar natuurlijke historie aan de wetenschapsfaculteit van de [[Universiteit van Gent|Rijksuniversiteit van Gent]] aan. Aan de [[Universiteit van Luik|universiteit van Luik]] kwam de piepjonge Utrechtse alumnus, de wiskundige [[Van Rees, Richard (1797-1875)|Rijk van Rees]] het team versterken. | <Br/>Voor de andere posities zag het bestuur van het Verenigd Koninkrijk zich naar eigen zeggen genoodzaakt om buiten de grenzen van de Zuidelijke Nederlanden te scouten. Deze import van uitheemse mankracht schoot heel wat inwoners in het verkeerde keelgat. Vanuit de overheid klonk het verweer dat wetenschapsbeoefening zich vandaag de dag niet meer in een nationaal isolement kon verbergen. Bij uitstek een klein land moest van zijn positie temidden van grote wetenschapsnaties gebruikmaken om banden te smeden en zich te verrijken. Maar beleidsmakers hadden ook een politiek-strategische agenda: buitenlandse geleerden konden de overheersende romaanse invloed in het zuiden terug in balans brengen. Geleerden uit het noorden van het rijk vormden daarom aantrekkelijke kandidaten. Zij zouden de Nederlandse taal in het verfranste zuidelijk onderwijs binnenbrengen.<ref>De voertaal van het hoger onderwijs was bij aanvang weliswaar Latijn.</ref> In 1820 bood het bestuur de in Leiden opgeleide bioloog [[Van Breda, Jacques (1788-1867)|Jacob van Breda]] een positie als hoogleraar natuurlijke historie aan de wetenschapsfaculteit van de [[Universiteit van Gent|Rijksuniversiteit van Gent]] aan. Aan de [[Universiteit van Luik|universiteit van Luik]] kwam de piepjonge Utrechtse alumnus, de wiskundige [[Van Rees, Richard (1797-1875)|Rijk van Rees]] het team versterken. | ||
− | + | {|style="border="0" height="530" align="right" valign="bottom" cellpadding=3px cellspacing=10px | |
− | {|style= | + | |[[Image:gaede.jpg|690x220px|none]] |
− | |[[Image:gaede.jpg| | + | |[[Image:goebel.JPG|690x220px|none]] |
− | |[[Image:goebel.JPG| | ||
| | | | ||
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
Line 55: | Line 70: | ||
|width="100"|'''Franz Göbel''' | |width="100"|'''Franz Göbel''' | ||
|} | |} | ||
+ | <Br/>Misschien nog meer geliefd waren de Duitse geleerden. De Germaanse wetenschapscultuur met zijn sterke intellectuele discipline en synthetische ideeëncoördinatie kon op die manier in de zuidelijke provinciën ingang vinden en zo tegenwicht bieden aan de overheersende Franse invloed. De Gentse faculteit bood een leerstoel aan aan de in Tübingen opgeleide wiskundige [[Hauff, Johan Karl Friedrich (1766-1846)|Johan Karl Hauff]]<ref>De universiteit had weliswaar eerst de Mechelaar François-Egide Verbeeck aangeworven, maar deze had in laatste instantie verstek laten gaan.</ref> en aan [[Cassel, Franz-Peter (1784-1821)|Franz-Peter Cassel]], een botanicus met een Parijs doctorsdiploma in de geneeskunde en een jarenlange ervaring als gymnasiumleraar. De universiteit van Luik, die nog een hoogleraar voor het onderricht in de natuurwetenschappen miste – Vanderheyden doceerde wiskundige vakken en Delvaux fysica en chemie – wierf in 1818 de 23-jarige Duitser [[Gaëde, Henri Maurice (1795-1834) |Heinrich Moritz Gaëde]] aan. Gaëde, een kersverse doctor van de Universiteit van Kiel, had ondanks zijn jeugdige leeftijd al een aantal gewaardeerde wetenschappelijke publicaties, onder meer over de anatomie van insecten, op zijn naam staan. Zijn observatievermogen bij dissecties en zijn behendigheid met de microscoop werden door zijn leermeesters geprezen. In 1825 trad ook de Heidelbergse bosbouwkundige [[Bronn, Valentin (1796-1834)|Valentin Bronn]] tot het Luikse korps toe. En in Leuven vervoegde de pas afgestudeerde filosoof en wiskundige [[Goebel, Franz Jakob (1791-1858) |Franz Jacob Göbel]] en – het daaropvolgende academiejaar – de Würzburgse botanicus [[Adelmann, Franz Joseph (1787-1868)|Franz Adelmann]] het tot dan toe zuiver Zuid-Nederlandse tweemansteam van Van Mons en Sentelet. Adelmann was weliswaar geen zuivere ‘import’, hij woonde al drie jaar in de streek en werkte als hoofdapotheker in het Sint-Elisabethgasthuis in Antwerpen. | ||
− | |||
− | |||
<br/> | <br/> | ||
+ | <br/> | ||
+ | <div style="color:#DC143C;font-family:arial;font-style: normal; font-size:18px;font-weight: normal;text-align:left;letter-spacing: 3px"> Een bescheiden begin</div> | ||
+ | <br/>Hoewel de oprichting van drie volwaardige wetenschapsfaculteiten een belangrijke stap was in de ontwikkeling van de Belgische wetenschappen, mag hun omvang in deze aanvangsperiode niet worden overschat. In het eerste academiejaar hadden de drie faculteiten samen een bezetting van slechts acht hoogleraren. Dat aantal nam doorheen het volgende decennium toe tot een nog steeds bescheiden elf gewoon hoogleraren en 2 buitengewoon hoogleraren in 1825.<ref>In 1825 bereikten de wetenschapsfaculteiten daarmee hun maximum bezetting.</ref> Dankzij de handige politiek-strategische evenwichtspolitiek van Den Haag waren daar een aantal wetenschappelijke hoogvliegers bij. Van sommige anderen kon men zich vragen stellen over hun ervaring of hun geschiktheid voor de betrekking. | ||
− | + | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | |
− | + | |[[Image:garnier jean.jpg|7100x240px|none]] | |
− | |||
− | {|style= | ||
− | |[[Image:garnier jean.jpg| | ||
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
|width="100"|'''Jean Garnier''' | |width="100"|'''Jean Garnier''' | ||
|} | |} | ||
− | <Br/>Inderdaad, de Franse wiskundige en oud-leraar van de Ecole Polytechnique [[Garnier, Jean-Guillaume (1766-1840) |Jean Garnier]] was een befaamde geleerde met een talent voor het opstellen van pedagogische handboeken. En de Duitse Gaëde werd beschouwd als een beloftevol aanstormend talent. Maar Hauffs aanstelling voor de vakken fysica en chemie was helemaal niet in de lijn van zijn curriculum vitae en publicatielijst, die geheel rond wiskunde draaiden. | + | <Br/>Inderdaad, de Franse wiskundige en oud-leraar van de Ecole Polytechnique [[Garnier, Jean-Guillaume (1766-1840) |Jean Garnier]] was een befaamde geleerde met een talent voor het opstellen van pedagogische handboeken. En de Duitse Gaëde werd beschouwd als een beloftevol aanstormend talent. Maar Hauffs aanstelling voor de vakken fysica en chemie was helemaal niet in de lijn van zijn curriculum vitae en publicatielijst, die geheel rond wiskunde draaiden. En de kersverse Leuvense hoogleraar Göbel moest op het moment van zijn aanstelling op de wiskundeleerstoel nog zijn eindexamen afleggen en slaagde in eerste instantie niet… voor wiskunde. Zijn landgenoot Adelmann begon zijn hoogleraarschap wellicht zelfs zónder doctorsdiploma. Pas enkele maanden na zijn aanstelling promoveerde men hem tot doctor honoris causa. Vele hoogleraren waren bovendien erg jong. Op de oud-leraren van de centrale scholen en de facultés na, waren alle hoogleraren in de periode 1817-1830 tussen 23 en 35 jaar oud. Een derde van het korps was zelfs jonger dan 30 jaar. Deze mannen waren dus niet eens zoveel ouder dan de studenten aan wie ze doceerden. |
+ | |||
+ | <Br/>Van hun kant bezaten de wetenschapsstudenten vaak onvoldoende voorkennis om de gevorderde wiskunde van de universiteitsopleiding aan te vatten. Aan de middelbare onderwijsinstellingen werden wiskundige vakken namelijk lange tijd verwaarloosd. Dit had nefaste gevolgen voor de kwaliteit van het wiskundeonderwijs aan de wetenschapsfaculteiten. Pas in 1826 werd de toegang tot de universiteit verstrengd, en moesten kandidaat-studenten een certificaat van de stand van hun kennis in rekenen, algebra (tot en met tweedegraadsvergelijkingen) en meetkunde (tot en met rechtlijnige driehoeksmeting) voorleggen. Bij gebrek aan een dergelijk certificaat moest de kandidaat-student een ingangsexamen aan de faculteit wetenschappen afleggen.<ref> Dit gold overigens voor kandidaat-studenten van alle faculteiten. Koninklijk besluit 9 september 1826. Nothomb, ''État de l'instruction supérieure'', LXXVII en 535.</ref> Tegelijkertijd werd het wiskundelespakket van de middelbare scholen uitgebreid. | ||
− | < | + | <br/>De faculteiten voor wetenschappen werden vooral gevolgd door studenten die daarna geneeskunde gingen studeren. In de periode 1817 tot 1834 studeerden 2627 studenten aan de drie faculteiten. Daarentegen kon het doctoraat op heel weinig belangstelling rekenen. De drie faculteiten samen leverden in deze periode in ieder geval samen slechts 35 doctores af.<ref>De Luikse universiteit leverde in 1817-1830 7 doctorsdiploma’s in de wetenschappen af, op een totaal van 724 doctorsdiploma’s. De Gentse universiteit leverde 22 doctorsdiploma’s in de wetenschappen , op een totaal van 508 doctores. Aan de Leuvense universiteit studeerden 6 doctores in de wetenschappen af, op een totaal van 623 gediplomeerden. Ter vergelijking: de rechtenfaculteiten leverden in dezelfde periode gemiddeld 328 doctoraten af, de geneeskunde faculteit 203 en de letterenafdeling 10.</ref> Maar onder deze 35 jongemannen bevonden zich ook degenen die samen een eerste generatie van internationaal gereputeerde Belgische geleerden zouden vormen. Onder andere de Gentse alumni [[Quetelet, Lambert-Adolphe-Jacques (1796-1874)| Adolphe Quetelet]], [[Lemaire, Jean François (1797-1852)|Jean Lemaire]], [[Timmermans, Jean-Alexis (1801-1864)|Jean Timmermans]], [[Morren, Charles-Francois-Antoine (1807-1858)|Charles Morren]] en [[Mareska, Daniel-Joseph-Benoît (1803-1858)|Daniel Mareska]] kwamen in het pantheon van Belgische wetenschappers terecht. In Luik studeerden [[Martens, Martin (1797-1863)|Martin Martens]], [[Gloesener, Michel (1794-1876)|Michel Gloesener]], [[Plateau, Joseph-Antoine-Ferdinand (1801-1883)|Joseph Plateau]] en [[Jacquemyns, Edouard (1806-1874)|Edouard Jacquemyns]] af. Uit Leuven kwamen [[Hensmans, Pierre-Joseph (1802-1862)|Pierre Hensmans]], [[Kickx, Jean (1803-1864)|Jean Kickx]], [[Stas, Jean-Servais (1813-1891)|Jean-Servais Stas]], [[De Koninck, Laurent-Guillaume (1809-1887)|Laurent-Guillaume De Koninck]] en [[Van Beneden, Pierre-Joseph (1809-1894)|Pierre Joseph Van Beneden]].<ref>De laatste drie studeerden in Leuven nadat de faculteit voor wetenschappen was opgeheven. Omdat de in principe nog steeds geldende toelatingseisen in de eerste jaren na de onafhankelijkheid niet strikt werden toegepast, konden zij ook zonder officieel diploma aan de medische faculteit verder studeren. Uit hun latere loopbaan blijkt echter duidelijk hun voorkeur voor de natuurwetenschappen.</ref> |
<br/> | <br/> | ||
+ | <br/> | ||
+ | <div style="color:#DC143C;font-family:arial;font-style: normal; font-size:18px;font-weight: normal;text-align:left;letter-spacing: 3px"> Het einde van de wetenschapsfaculteiten?</div> | ||
+ | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px | ||
+ | |[[Image:dandelin.JPG|690x220px|none]] | ||
+ | |-align="center" valign="top" | ||
+ | |width="100"|'''Germinal Pierre Dandelin''' | ||
+ | |} | ||
+ | <br/>De Belgische opstand van 1830 veroorzaakte deining in het universitair landschap. In afwachting van een reorganisatie van het universitair onderwijs hief het nieuwe bestuur de wetenschapsfaculteiten van Leuven en Gent op. Enkel Luik behield zijn faculteit.<ref> Aan de beide getroffen universiteiten werden echter al gauw vrije faculteiten Wis- en Natuurkunde opgericht. Aan de universiteit van Gent en Luik verdween ook de faculteit letteren en wijsbegeerte. De Leuvense universiteit verloor zijn rechtenfaculteit.</ref> Met het verdwijnen van twee wetenschapsfaculteiten waren er plots hoogleraren op overschot. De ouderen onder hen, zoals Garnier en Hauff werden op non-actief gesteld. <ref>Nothomb spreekt in algemene termen over ‘mis en non-activité’. Volgens Paul Mansion werd Hauff op pensioen gesteld, terwijl Garnier uit zijn leerstoel lijkt te zijn ontzet ("la revolution [lui] priva de sa chaire"). Pas na veel demarches verkreeg hij het pensioengeld waar hij recht op had, aldus Mansion. Nothomb, [https://books.google.be/books?id=fPxRAAAAcAAJ&hl=nl&pg=PR107#v=onepage&q&f=true ''Etat de l'instruction supérieure en Belgique: rapport présenté aux chambres législatives, le 6 avril 1843''], volume 1, 1843, cvii; Mansion, Paul, [http://www.archive.org/stream/universitdegan02ghenuoft#page/n5/mode/2up "J.-Ch.-F. Hauff (1817)"], in: ''Liber memorialis. Notices biographiques. Deel 2: Faculté des Sciences et Ecole Spéciale du Génie Civile et des Arts et Manufactures'', Gent, 1913, 9-10 en Idem, "J.-G. Garnier", 11-13. </ref> Aan Van Mons werd in 1835 het emeritaat verleend. Anderen vertrokken vrijwillig. Zo verliet de Luikse hoogleraar [[Dandelin, Germinal-Pierre (1794-1847) |Germinal Pierre Dandelin]] zijn leerstoel mijnbouwkunde om als artilleriecommandant in de stadswacht de wapens op te nemen in de revolutie. Maar er vielen ook naakte ontslagen, die de buitenlandse docenten troffen. | ||
− | + | <Br/>Hoogleraren van Noord-Nederlandse herkomst waren in het heersende anti-Nederlandse klimaat sowieso kop van jut. In Luik werd Van Rees uit zijn functies ontheven. Er was een interventie van Willem I nodig voor hij kon benoemd worden in Utrecht. Van Rees behield wel goede betrekkingen met België. Anders verliep het voor Van Breda in Gent. Deze zag zich, ondanks zijn kersverse benoeming tot rector van de universiteit, gedwongen hals over kop de stad te ontvluchten. Pas het daaropvolgende jaar achtte Van Breda het veilig genoeg om naar België terug te keren om er zijn manuscripten en studies op te halen. Een foute inschatting, want hij slaagde er ternauwernood in een arrestatie te ontlopen.<ref>In totaal werden aan de Universiteit van Luik vier gewoon en buitengewoon hoogleraren ontslagen, die allen Nederlander waren. Gent ontsloeg vijf gewoon en buitengewoon hoogleraren. Ook zij waren allen Nederlander. In Leuven ontvingen zes gewoon en buitengewoon hoogleraren hun ontslagbrief, onder hen vier Duitsers en twee Nederlanders.</ref> Niet alleen Hollanderhaat, ook anti-Duitse sentimenten staken de kop op – het huis van Oranje Nassau had Germaanse wortels. Goebel en Adelmann werden met onmiddellijke ingang ontslagen. Beiden keerden terug naar hun land. Aan Bronn vroeg het Luikse universiteitsbestuur om op de leerstoel bosbouwkunde aan te blijven, maar hij verkoos om het gastvrijer thuisoord op te zoeken, waar hem een aanstelling aan de nieuwe Bosbouwschool van het Polytechnisch Instituut te Karlsruhe wachtte. | |
− | |||
− | |||
− | <Br/>Hoogleraren van Noord-Nederlandse herkomst waren in het heersende anti-Nederlandse klimaat sowieso kop van jut. | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px |
− | |[[Image:gloesener.jpg| | + | |[[Image:gloesener.jpg|690x220px|none]] |
− | |[[Image:pagani.jpg| | + | |[[Image:pagani.jpg|690x220px|none]] |
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
|width="100"|'''Michel Gloesener''' | |width="100"|'''Michel Gloesener''' | ||
Line 88: | Line 109: | ||
<Br/>Met alle ontslagen en vertrekken bleven in Luik nog slechts twee hoogleraren over: de Belgische Delvaux en de Duitse Gaëde. De niet ontslagen hoogleraren van de opgeheven wetenschapsfaculteiten werden overgeplaatst naar Luik, om er de vrijgekomen posities in te vullen. [[Pagani, Gaspard-Michel-Marie (1796-1855)|Gasparo Pagani]] werd aangesteld voor de wiskundevakken, [[Gloesener, Michel (1794-1876)|Michel Gloesener]] voor de fysische vakken en [[Lemaire, Jean François (1797-1852)|Jean Lemaire]] voor onder meer algebra, geometrie en differentiaalrekenen. | <Br/>Met alle ontslagen en vertrekken bleven in Luik nog slechts twee hoogleraren over: de Belgische Delvaux en de Duitse Gaëde. De niet ontslagen hoogleraren van de opgeheven wetenschapsfaculteiten werden overgeplaatst naar Luik, om er de vrijgekomen posities in te vullen. [[Pagani, Gaspard-Michel-Marie (1796-1855)|Gasparo Pagani]] werd aangesteld voor de wiskundevakken, [[Gloesener, Michel (1794-1876)|Michel Gloesener]] voor de fysische vakken en [[Lemaire, Jean François (1797-1852)|Jean Lemaire]] voor onder meer algebra, geometrie en differentiaalrekenen. | ||
− | <br/>Met de | + | <br/>Met de vestiging van wetenschapsfaculteiten in Gent en Luik door de Belgische overheid in 1835 en de al eerdere oprichting van twee vrije universiteiten in Leuven en Brussel, was de toekomst van universitaire wetenschapsbeoefening en zijn vertegenwoordigers voortaan verzekerd. |
− | |||
|} | |} | ||
<br/> | <br/> | ||
<br/> | <br/> | ||
<br/> | <br/> | ||
− | + | <br/> | |
+ | <br/> | ||
+ | <div style="color:#DC143C;font-family:arial;font-style: normal; font-size:18px;font-weight: normal;text-align:left;letter-spacing: 3px"> Noten</div> | ||
+ | <br/> | ||
<references/> | <references/> | ||
<br/> | <br/> | ||
− | + | <div style="color:#DC143C;font-family:arial;font-style: normal; font-size:18px;font-weight: normal;text-align:left;letter-spacing: 3px"> Referenties</div> | |
+ | <br/> | ||
*[https://books.google.be/books?id=qaxEAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false ''Règlement sur l'organisation de l'enseignement supérieur dans les provinces méridionales du royaume des Pays-Bas''], Gent, 1817. | *[https://books.google.be/books?id=qaxEAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false ''Règlement sur l'organisation de l'enseignement supérieur dans les provinces méridionales du royaume des Pays-Bas''], Gent, 1817. | ||
− | *''Châteaux et monuments des pays-bas, faisant suite au voyage pittoresque, dédié à S.A.R. et | + | *De Cloet, Jean-Joseph, ''Châteaux et monuments des pays-bas, faisant suite au voyage pittoresque, dédié à S.A.R. et à madame la princesse d’Orange'', Brussel, 1830. |
*Nothomb, [https://books.google.be/books?id=fPxRAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false ''Etat de l'instruction supérieure en Belgique: rapport présenté aux chambers legislatives, le 6 avril 1843''], volume 1, 1843. | *Nothomb, [https://books.google.be/books?id=fPxRAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false ''Etat de l'instruction supérieure en Belgique: rapport présenté aux chambers legislatives, le 6 avril 1843''], volume 1, 1843. | ||
* Le Roy, Alphonse , [https://books.google.be/books?id=9YFBAAAAcAAJ&printsec=frontcover&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false ''Liber memoralis: L'Université de Liége depuis sa fondation''], 1869. | * Le Roy, Alphonse , [https://books.google.be/books?id=9YFBAAAAcAAJ&printsec=frontcover&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false ''Liber memoralis: L'Université de Liége depuis sa fondation''], 1869. | ||
* De Clerck, Karel , Langendries, Elienne en Vandermeersch, Anne-Marie, [http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/258/197/RUG01-000258197_2010_0001_AC.pdf ''175 jaar Universiteit Gent: een verhaal in beeld''], Gent, 1992. | * De Clerck, Karel , Langendries, Elienne en Vandermeersch, Anne-Marie, [http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/258/197/RUG01-000258197_2010_0001_AC.pdf ''175 jaar Universiteit Gent: een verhaal in beeld''], Gent, 1992. | ||
− | * Despy-Meyer, Andrée,[http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0008.php ''Instellingen en netwerken''], in: {{Halleux 1}}, 71-83. | + | * Despy-Meyer, Andrée, [http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0008.php ''Instellingen en netwerken''], in: {{Halleux 1}}, 71-83. |
* Isaac, Marie-Thérèse en Sorgeloos, Claude, “De verspreiding van de wetenschappen in de centrale scholen”, in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, ''Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815'', Brussel, 1998, 385-412. | * Isaac, Marie-Thérèse en Sorgeloos, Claude, “De verspreiding van de wetenschappen in de centrale scholen”, in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, ''Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815'', Brussel, 1998, 385-412. | ||
− | *Opsomer, Carmélia en Halleux, Robert, “Wetenschappelijke instellingen en netwerken”, in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, '' | + | *Opsomer, Carmélia en Halleux, Robert, “Wetenschappelijke instellingen en netwerken”, in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, ''Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815'', Brussel, 1998, 330. |
*Deelstra, Hendrik, [http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0016.php De scheikunde aan de universiteiten en hogescholen], in: {{Halleux 1}}, 159-160. | *Deelstra, Hendrik, [http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0016.php De scheikunde aan de universiteiten en hogescholen], in: {{Halleux 1}}, 159-160. |
Latest revision as of 13:05, 1 February 2018
Studeren voor wetenschapper
De eerste beroepsgeleerden
Een bescheiden begin
Het einde van de wetenschapsfaculteiten?
|
- ↑ Vooral de geneeskundefaculteit maakt van de plantentuin gebruik.
- ↑ Veelal adviseerden of bemiddelden de hoogleraren natuurhistorie bij de aankoop van natuurhistorische objecten.
- ↑ Jean Delvaux en Jean-Baptiste Van Mons waren de enige echte doctores in de wetenschappen. Delvaux had in Parijs een diploma in de medische wetenschappen behaald en was doctor honoris causa in de wetenschappen. Van Mons had zijn doctorstitel in de wetenschappen in het Duitse Helmstadt behaald. Jean Vanderheyden en Jean Sentelet hadden diploma’s van de Leuvense filosofiefaculteit.
- ↑ De voertaal van het hoger onderwijs was bij aanvang weliswaar Latijn.
- ↑ De universiteit had weliswaar eerst de Mechelaar François-Egide Verbeeck aangeworven, maar deze had in laatste instantie verstek laten gaan.
- ↑ In 1825 bereikten de wetenschapsfaculteiten daarmee hun maximum bezetting.
- ↑ Dit gold overigens voor kandidaat-studenten van alle faculteiten. Koninklijk besluit 9 september 1826. Nothomb, État de l'instruction supérieure, LXXVII en 535.
- ↑ De Luikse universiteit leverde in 1817-1830 7 doctorsdiploma’s in de wetenschappen af, op een totaal van 724 doctorsdiploma’s. De Gentse universiteit leverde 22 doctorsdiploma’s in de wetenschappen , op een totaal van 508 doctores. Aan de Leuvense universiteit studeerden 6 doctores in de wetenschappen af, op een totaal van 623 gediplomeerden. Ter vergelijking: de rechtenfaculteiten leverden in dezelfde periode gemiddeld 328 doctoraten af, de geneeskunde faculteit 203 en de letterenafdeling 10.
- ↑ De laatste drie studeerden in Leuven nadat de faculteit voor wetenschappen was opgeheven. Omdat de in principe nog steeds geldende toelatingseisen in de eerste jaren na de onafhankelijkheid niet strikt werden toegepast, konden zij ook zonder officieel diploma aan de medische faculteit verder studeren. Uit hun latere loopbaan blijkt echter duidelijk hun voorkeur voor de natuurwetenschappen.
- ↑ Aan de beide getroffen universiteiten werden echter al gauw vrije faculteiten Wis- en Natuurkunde opgericht. Aan de universiteit van Gent en Luik verdween ook de faculteit letteren en wijsbegeerte. De Leuvense universiteit verloor zijn rechtenfaculteit.
- ↑ Nothomb spreekt in algemene termen over ‘mis en non-activité’. Volgens Paul Mansion werd Hauff op pensioen gesteld, terwijl Garnier uit zijn leerstoel lijkt te zijn ontzet ("la revolution [lui] priva de sa chaire"). Pas na veel demarches verkreeg hij het pensioengeld waar hij recht op had, aldus Mansion. Nothomb, Etat de l'instruction supérieure en Belgique: rapport présenté aux chambres législatives, le 6 avril 1843, volume 1, 1843, cvii; Mansion, Paul, "J.-Ch.-F. Hauff (1817)", in: Liber memorialis. Notices biographiques. Deel 2: Faculté des Sciences et Ecole Spéciale du Génie Civile et des Arts et Manufactures, Gent, 1913, 9-10 en Idem, "J.-G. Garnier", 11-13.
- ↑ In totaal werden aan de Universiteit van Luik vier gewoon en buitengewoon hoogleraren ontslagen, die allen Nederlander waren. Gent ontsloeg vijf gewoon en buitengewoon hoogleraren. Ook zij waren allen Nederlander. In Leuven ontvingen zes gewoon en buitengewoon hoogleraren hun ontslagbrief, onder hen vier Duitsers en twee Nederlanders.
- Règlement sur l'organisation de l'enseignement supérieur dans les provinces méridionales du royaume des Pays-Bas, Gent, 1817.
- De Cloet, Jean-Joseph, Châteaux et monuments des pays-bas, faisant suite au voyage pittoresque, dédié à S.A.R. et à madame la princesse d’Orange, Brussel, 1830.
- Nothomb, Etat de l'instruction supérieure en Belgique: rapport présenté aux chambers legislatives, le 6 avril 1843, volume 1, 1843.
- Le Roy, Alphonse , Liber memoralis: L'Université de Liége depuis sa fondation, 1869.
- De Clerck, Karel , Langendries, Elienne en Vandermeersch, Anne-Marie, 175 jaar Universiteit Gent: een verhaal in beeld, Gent, 1992.
- Despy-Meyer, Andrée, Instellingen en netwerken, in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 71-83.
- Isaac, Marie-Thérèse en Sorgeloos, Claude, “De verspreiding van de wetenschappen in de centrale scholen”, in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815, Brussel, 1998, 385-412.
- Opsomer, Carmélia en Halleux, Robert, “Wetenschappelijke instellingen en netwerken”, in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815, Brussel, 1998, 330.
- Deelstra, Hendrik, De scheikunde aan de universiteiten en hogescholen, in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 159-160.