Difference between revisions of "Wetenschap aan de Rijksuniversiteit (1817-1830)"
m (→De eerste beroepsgeleerden) |
m |
||
Line 3: | Line 3: | ||
__NOTOC__ | __NOTOC__ | ||
[[category: Thematische notities]][[category:Plaatsen van wetenschap]][[category:Academisch Erfgoed]] | [[category: Thematische notities]][[category:Plaatsen van wetenschap]][[category:Academisch Erfgoed]] | ||
− | {|style="width: | + | {|style="width:75%;" align="center" |
| | | | ||
+ | [[Image: openingrijksunivlang.jpg|center|none]] | ||
<br/> | <br/> | ||
'''De vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1815 bracht een ingrijpende reorganisatie van het onderwijslandschap in het zuiden met zich mee. Naast athenea en normaalscholen stichtte Willem I rijksuniversiteiten in Luik, Leuven en Gent. Zoals gebruikelijk was, huisvestten die instellingen een faculteit voor rechtsgeleerdheid en een voor geneeskunde. Nieuw en minder evident was dat dit keer ook drie volwaardige wetenschapsfaculteiten, naast ook faculteiten voor letteren, het licht zagen…''' | '''De vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1815 bracht een ingrijpende reorganisatie van het onderwijslandschap in het zuiden met zich mee. Naast athenea en normaalscholen stichtte Willem I rijksuniversiteiten in Luik, Leuven en Gent. Zoals gebruikelijk was, huisvestten die instellingen een faculteit voor rechtsgeleerdheid en een voor geneeskunde. Nieuw en minder evident was dat dit keer ook drie volwaardige wetenschapsfaculteiten, naast ook faculteiten voor letteren, het licht zagen…''' | ||
Line 10: | Line 11: | ||
<br/> | <br/> | ||
=== <font color="DC143C"> Studeren voor wetenschapper</font>=== | === <font color="DC143C"> Studeren voor wetenschapper</font>=== | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px |
− | |[[Image:openingrijksunivgent.jpg | + | |[[Image:openingrijksunivgent.jpg|650x270px|none]] |
|-align="left" valign="top" | |-align="left" valign="top" | ||
|width="100"|'''Op 9 oktober 1817 vond in de troonzaal van het Gentse stadhuis de plechtige opening van de Rijksuniversiteit Gent plaats.''' <small>Bron: Mattheus Ignatius van Bree, Rijksmuseum via [https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=34252988.png ''Wikimedia Commons''].</small> | |width="100"|'''Op 9 oktober 1817 vond in de troonzaal van het Gentse stadhuis de plechtige opening van de Rijksuniversiteit Gent plaats.''' <small>Bron: Mattheus Ignatius van Bree, Rijksmuseum via [https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=34252988.png ''Wikimedia Commons''].</small> | ||
Line 18: | Line 19: | ||
<br/>In het najaar van 1817 openden de rijksuniversiteiten van Leuven, Luik en Gent hun deuren. Als onderwerp van een eigen faculteit kregen wetenschappen nu evenveel gewicht als de andere universitaire disciplines. De hoogleraren kregen een gelijk salaris als hun collega's aan de andere faculteiten, en zij kwamen - volgens een vastgelegde beurtrol - in aanmerking om rector te worden. Het onderwijs in de faculteit bestond uit een omvattende opleiding, waarvan het programma licht verschilde naargelang men zich voorbereidde op de geneeskunde, dan wel op het doctoraat in de wetenschappen. De faculteit was zoals voorheen ook de plek waar aspirant-kandidaten in de geneeskunde een toelatingsexamen moesten afleggen. Studenten van de wetenschapsfaculteit waren in vele opzichten gelijk aan studiegenoten in andere faculteiten: net als deze laatste konden zij meedingen naar universitaire wedstrijdmedailles en beurzen. | <br/>In het najaar van 1817 openden de rijksuniversiteiten van Leuven, Luik en Gent hun deuren. Als onderwerp van een eigen faculteit kregen wetenschappen nu evenveel gewicht als de andere universitaire disciplines. De hoogleraren kregen een gelijk salaris als hun collega's aan de andere faculteiten, en zij kwamen - volgens een vastgelegde beurtrol - in aanmerking om rector te worden. Het onderwijs in de faculteit bestond uit een omvattende opleiding, waarvan het programma licht verschilde naargelang men zich voorbereidde op de geneeskunde, dan wel op het doctoraat in de wetenschappen. De faculteit was zoals voorheen ook de plek waar aspirant-kandidaten in de geneeskunde een toelatingsexamen moesten afleggen. Studenten van de wetenschapsfaculteit waren in vele opzichten gelijk aan studiegenoten in andere faculteiten: net als deze laatste konden zij meedingen naar universitaire wedstrijdmedailles en beurzen. | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px |
− | |[[Image:luikjezuietcollege.png | + | |[[Image:luikjezuietcollege.png|630x250px|none]] |
|-align="left" valign="top" | |-align="left" valign="top" | ||
|width="100"|'''In Luik huisde de wetenschapsfaculteit in een voormalig gebouw van de Jésuites wallons, aan de oever van de Maas. Eerder al had het gebouw de Ecole Centrale en het Keizerlijk Lyceum gehuisvest.''' <small>Bron: Remacle Leloup, 1740, via [https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=8810870 ''Wikimedia Commons''].</small> | |width="100"|'''In Luik huisde de wetenschapsfaculteit in een voormalig gebouw van de Jésuites wallons, aan de oever van de Maas. Eerder al had het gebouw de Ecole Centrale en het Keizerlijk Lyceum gehuisvest.''' <small>Bron: Remacle Leloup, 1740, via [https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=8810870 ''Wikimedia Commons''].</small> | ||
Line 26: | Line 27: | ||
<br/>Examens werden echter niet per vak georganiseerd, maar over het geheel van de leerstof in aanwezigheid van alle professoren van de faculteit. Dit liet toe dat studenten zelf een voorkeur konden laten blijken voor bepaalde onderwerpen waarover ze dan grondiger werden geëxamineerd. Daarnaast moesten de kandidaten een attest voorleggen dat ze 'met vrucht' verschillende vakken hadden gevolgd in de letterenfaculteit. Tijdens hun doctoraatsopleiding konden studenten ervoor kiezen om zich in een bepaalde wetenschapstak te specialiseren, en in dit specialisme een doctorstitel verwerven. | <br/>Examens werden echter niet per vak georganiseerd, maar over het geheel van de leerstof in aanwezigheid van alle professoren van de faculteit. Dit liet toe dat studenten zelf een voorkeur konden laten blijken voor bepaalde onderwerpen waarover ze dan grondiger werden geëxamineerd. Daarnaast moesten de kandidaten een attest voorleggen dat ze 'met vrucht' verschillende vakken hadden gevolgd in de letterenfaculteit. Tijdens hun doctoraatsopleiding konden studenten ervoor kiezen om zich in een bepaalde wetenschapstak te specialiseren, en in dit specialisme een doctorstitel verwerven. | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px |
− | |[[Image:botanische tuinleuven.jpg | + | |[[Image:botanische tuinleuven.jpg|630x250px|none]] |
|-align="left" valign="top" | |-align="left" valign="top" | ||
|width="100"|'''De plantentuin van de Leuvense universiteit in 1825.''' <small> Bron: A. de Marbaix, in: ''Châteaux et monuments des Pays-bas''. </small> | |width="100"|'''De plantentuin van de Leuvense universiteit in 1825.''' <small> Bron: A. de Marbaix, in: ''Châteaux et monuments des Pays-bas''. </small> | ||
Line 39: | Line 40: | ||
=== <font color="DC143C"> De eerste beroepsgeleerden</font> === | === <font color="DC143C"> De eerste beroepsgeleerden</font> === | ||
Wetenschap als een volwaardige universitaire discipline, dat betekende ook dat vanaf nu een aantal personen wetenschap als beroep beoefende. Twaalf personen om precies te zijn, want elke wetenschapsfaculteit had recht op vier hoogleraren. Zoveel waren het er bij aanvang echter niet. De Nederlandse overheid had namelijk moeite om geschikte kandidaten te vinden. Een goede hoogleraar bezat een of meerdere diploma’s van een prestigieuze universiteit, kon wetenschappelijk onderzoek van eigen hand voorleggen en buigen op een jarenlange onderwijservaring. Dergelijke personen waren dun gezaaid in een regio die al jaren politiek onstabiel was en waar tot dusver geen echte wetenschapsopleiding had bestaan. | Wetenschap als een volwaardige universitaire discipline, dat betekende ook dat vanaf nu een aantal personen wetenschap als beroep beoefende. Twaalf personen om precies te zijn, want elke wetenschapsfaculteit had recht op vier hoogleraren. Zoveel waren het er bij aanvang echter niet. De Nederlandse overheid had namelijk moeite om geschikte kandidaten te vinden. Een goede hoogleraar bezat een of meerdere diploma’s van een prestigieuze universiteit, kon wetenschappelijk onderzoek van eigen hand voorleggen en buigen op een jarenlange onderwijservaring. Dergelijke personen waren dun gezaaid in een regio die al jaren politiek onstabiel was en waar tot dusver geen echte wetenschapsopleiding had bestaan. | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px |
− | |[[Image:Delvaux.JPG| | + | |[[Image:Delvaux.JPG|690x220px|none]] |
− | |[[Image:sentelet.jpg| | + | |[[Image:sentelet.jpg|690x220px|none]] |
− | |[[Image:van mons jean baptiste.gif| | + | |[[Image:van mons jean baptiste.gif|690x220px|none|]] |
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
|width="100"|'''Jean Delvaux''' | |width="100"|'''Jean Delvaux''' | ||
Line 50: | Line 51: | ||
<br/>Met uitzondering dan van de mannen die aan de Centrale Scholen, de Keizerlijke lycea en de Faculté hadden gedoceerd. Niet alleen bezaten zij die cruciale onderwijservaring, zij behoorden ook tot de weinige Zuid-Nederlanders met een doctorstitel, behaald hetzij te Leuven, hetzij in het buitenland.<ref> [[Delvaux de Fenffe, Jean-Charles-Philippe-Joseph (1782-1863) |Jean Delvaux]] en [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)|Jean-Baptiste Van Mons]] waren de enige echte doctores in de wetenschappen. Delvaux had in Parijs een diploma in de medische wetenschappen behaald en was doctor honoris causa in de wetenschappen. [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)| Van Mons]] had zijn doctorstitel in de wetenschappen in het Duitse Helmstadt behaald. [[Vanderheyden, Jean Michel (1767-1836)| Jean Vanderheyden]] en [[Sentelet, Jean-Ferdinand (1754-1829)|Jean Sentelet]] hadden diploma’s van de Leuvense filosofiefaculteit.</ref> Men haastte zich dan ook ze opnieuw aan te werven. Zo benoemde de [[Universiteit van Luik|Rijksuniversiteit van Luik ]] de arts en scheikundige [[Delvaux de Fenffe, Jean-Charles-Philippe-Joseph (1782-1863) |Jean Delvaux]] voor de cursussen natuurkunde en chemie en de Leuvense alumnus en wiskundige [[Vanderheyden, Jean Michel (1767-1836)| Jean Vanderheyden]] voor het mathematische luik van het lesprogramma. De gerenommeerde ''all round'' geleerde en polyglot [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)|Jean-Baptiste Van Mons]] werd door de [[Universiteit van Leuven|Rijksuniversiteit van Leuven]] opgevist. De 63-jarige fysicus [[Sentelet, Jean-Ferdinand (1754-1829)|Jean Sentelet]], die onder Frans bewind aan de Faculté in Brussel gedoceerd had, kon eveneens aan de Leuvense universiteit zijn onderwijsopdracht hervatten. | <br/>Met uitzondering dan van de mannen die aan de Centrale Scholen, de Keizerlijke lycea en de Faculté hadden gedoceerd. Niet alleen bezaten zij die cruciale onderwijservaring, zij behoorden ook tot de weinige Zuid-Nederlanders met een doctorstitel, behaald hetzij te Leuven, hetzij in het buitenland.<ref> [[Delvaux de Fenffe, Jean-Charles-Philippe-Joseph (1782-1863) |Jean Delvaux]] en [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)|Jean-Baptiste Van Mons]] waren de enige echte doctores in de wetenschappen. Delvaux had in Parijs een diploma in de medische wetenschappen behaald en was doctor honoris causa in de wetenschappen. [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)| Van Mons]] had zijn doctorstitel in de wetenschappen in het Duitse Helmstadt behaald. [[Vanderheyden, Jean Michel (1767-1836)| Jean Vanderheyden]] en [[Sentelet, Jean-Ferdinand (1754-1829)|Jean Sentelet]] hadden diploma’s van de Leuvense filosofiefaculteit.</ref> Men haastte zich dan ook ze opnieuw aan te werven. Zo benoemde de [[Universiteit van Luik|Rijksuniversiteit van Luik ]] de arts en scheikundige [[Delvaux de Fenffe, Jean-Charles-Philippe-Joseph (1782-1863) |Jean Delvaux]] voor de cursussen natuurkunde en chemie en de Leuvense alumnus en wiskundige [[Vanderheyden, Jean Michel (1767-1836)| Jean Vanderheyden]] voor het mathematische luik van het lesprogramma. De gerenommeerde ''all round'' geleerde en polyglot [[Mons, Jean-Baptiste van (1765-1842)|Jean-Baptiste Van Mons]] werd door de [[Universiteit van Leuven|Rijksuniversiteit van Leuven]] opgevist. De 63-jarige fysicus [[Sentelet, Jean-Ferdinand (1754-1829)|Jean Sentelet]], die onder Frans bewind aan de Faculté in Brussel gedoceerd had, kon eveneens aan de Leuvense universiteit zijn onderwijsopdracht hervatten. | ||
<br/> | <br/> | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=3px cellspacing=10px |
− | |[[Image:vanbreda.jpg| | + | |[[Image:vanbreda.jpg|690x220px|none]] |
− | |[[Image:vanrees.png| | + | |[[Image:vanrees.png|690x220px|none]] |
| | | | ||
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
Line 60: | Line 61: | ||
<Br/>Voor de andere posities zag het bestuur van het Verenigd Koninkrijk zich naar eigen zeggen genoodzaakt om buiten de grenzen van de Zuidelijke Nederlanden te scouten. Deze import van uitheemse mankracht schoot heel wat inwoners in het verkeerde keelgat. Vanuit de overheid klonk het verweer dat wetenschapsbeoefening zich vandaag de dag niet meer in een nationaal isolement kon verbergen. Bij uitstek een klein land moest van zijn positie temidden van grote wetenschapsnaties gebruikmaken om banden te smeden en zich te verrijken. Maar beleidsmakers hadden ook een politiek-strategische agenda: buitenlandse geleerden konden de overheersende romaanse invloed in het zuiden terug in balans brengen. Geleerden uit het noorden van het rijk vormden daarom aantrekkelijke kandidaten. Zij zouden de Nederlandse taal in het verfranste zuidelijk onderwijs binnenbrengen.<ref>De voertaal van het hoger onderwijs was bij aanvang weliswaar Latijn.</ref> In 1820 bood het bestuur de in Leiden opgeleide bioloog [[Van Breda, Jacques (1788-1867)|Jacob van Breda]] een positie als hoogleraar natuurlijke historie aan de wetenschapsfaculteit van de [[Universiteit van Gent|Rijksuniversiteit van Gent]] aan. Aan de [[Universiteit van Luik|universiteit van Luik]] kwam de piepjonge Utrechtse alumnus, de wiskundige [[Van Rees, Richard (1797-1875)|Rijk van Rees]] het team versterken. | <Br/>Voor de andere posities zag het bestuur van het Verenigd Koninkrijk zich naar eigen zeggen genoodzaakt om buiten de grenzen van de Zuidelijke Nederlanden te scouten. Deze import van uitheemse mankracht schoot heel wat inwoners in het verkeerde keelgat. Vanuit de overheid klonk het verweer dat wetenschapsbeoefening zich vandaag de dag niet meer in een nationaal isolement kon verbergen. Bij uitstek een klein land moest van zijn positie temidden van grote wetenschapsnaties gebruikmaken om banden te smeden en zich te verrijken. Maar beleidsmakers hadden ook een politiek-strategische agenda: buitenlandse geleerden konden de overheersende romaanse invloed in het zuiden terug in balans brengen. Geleerden uit het noorden van het rijk vormden daarom aantrekkelijke kandidaten. Zij zouden de Nederlandse taal in het verfranste zuidelijk onderwijs binnenbrengen.<ref>De voertaal van het hoger onderwijs was bij aanvang weliswaar Latijn.</ref> In 1820 bood het bestuur de in Leiden opgeleide bioloog [[Van Breda, Jacques (1788-1867)|Jacob van Breda]] een positie als hoogleraar natuurlijke historie aan de wetenschapsfaculteit van de [[Universiteit van Gent|Rijksuniversiteit van Gent]] aan. Aan de [[Universiteit van Luik|universiteit van Luik]] kwam de piepjonge Utrechtse alumnus, de wiskundige [[Van Rees, Richard (1797-1875)|Rijk van Rees]] het team versterken. | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="right" valign="bottom" cellpadding=3px cellspacing=10px |
− | |[[Image:gaede.jpg| | + | |[[Image:gaede.jpg|690x220px|none]] |
− | |[[Image:goebel.JPG| | + | |[[Image:goebel.JPG|690x220px|none]] |
| | | | ||
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
Line 68: | Line 69: | ||
|width="100"|'''Franz Göbel''' | |width="100"|'''Franz Göbel''' | ||
|} | |} | ||
− | |||
<Br/>Misschien nog meer geliefd waren de Duitse geleerden. De Germaanse wetenschapscultuur met zijn sterke intellectuele discipline en synthetische ideeëncoördinatie kon op die manier in de zuidelijke provinciën ingang vinden en zo tegenwicht bieden aan de overheersende Franse invloed. De Gentse faculteit bood een leerstoel aan aan de in Tübingen opgeleide wiskundige [[Hauff, Johan Karl Friedrich (1766-1846)|Johan Karl Hauff]]<ref>De universiteit had weliswaar eerst de Mechelaar François-Egide Verbeeck aangeworven, maar deze had in laatste instantie verstek laten gaan.</ref> en aan [[Cassel, Franz-Peter (1784-1821)|Franz-Peter Cassel]], een botanicus met een Parijs doctorsdiploma in de geneeskunde en een jarenlange ervaring als gymnasiumleraar. De universiteit van Luik, die nog een hoogleraar voor het onderricht in de natuurwetenschappen miste – Vanderheyden doceerde wiskundige vakken en Delvaux fysica en chemie – wierf in 1818 de 23-jarige Duitser [[Gaëde, Henri Maurice (1795-1834) |Heinrich Moritz Gaëde]] aan. Gaëde, een kersverse doctor van de Universiteit van Kiel, had ondanks zijn jeugdige leeftijd al een aantal gewaardeerde wetenschappelijke publicaties, onder meer over de anatomie van insecten, op zijn naam staan. Zijn observatievermogen bij dissecties en zijn behendigheid met de microscoop werden door zijn leermeesters geprezen. In 1825 trad ook de Heidelbergse bosbouwkundige [[Bronn, Valentin (1796-1834)|Valentin Bronn]] tot het Luikse korps toe. En in Leuven vervoegde de pas afgestudeerde filosoof en wiskundige [[Goebel, Franz Jakob (1791-1858) |Franz Jacob Göbel]] en – het daaropvolgende academiejaar – de Würzburgse botanicus [[Adelmann, Franz Joseph (1787-1868)|Franz Adelmann]] het tot dan toe zuiver Zuid-Nederlandse tweemansteam van Van Mons en Sentelet. Adelmann was weliswaar geen zuivere ‘import’, hij woonde al drie jaar in de streek en werkte als hoofdapotheker in het Sint-Elisabethgasthuis in Antwerpen. | <Br/>Misschien nog meer geliefd waren de Duitse geleerden. De Germaanse wetenschapscultuur met zijn sterke intellectuele discipline en synthetische ideeëncoördinatie kon op die manier in de zuidelijke provinciën ingang vinden en zo tegenwicht bieden aan de overheersende Franse invloed. De Gentse faculteit bood een leerstoel aan aan de in Tübingen opgeleide wiskundige [[Hauff, Johan Karl Friedrich (1766-1846)|Johan Karl Hauff]]<ref>De universiteit had weliswaar eerst de Mechelaar François-Egide Verbeeck aangeworven, maar deze had in laatste instantie verstek laten gaan.</ref> en aan [[Cassel, Franz-Peter (1784-1821)|Franz-Peter Cassel]], een botanicus met een Parijs doctorsdiploma in de geneeskunde en een jarenlange ervaring als gymnasiumleraar. De universiteit van Luik, die nog een hoogleraar voor het onderricht in de natuurwetenschappen miste – Vanderheyden doceerde wiskundige vakken en Delvaux fysica en chemie – wierf in 1818 de 23-jarige Duitser [[Gaëde, Henri Maurice (1795-1834) |Heinrich Moritz Gaëde]] aan. Gaëde, een kersverse doctor van de Universiteit van Kiel, had ondanks zijn jeugdige leeftijd al een aantal gewaardeerde wetenschappelijke publicaties, onder meer over de anatomie van insecten, op zijn naam staan. Zijn observatievermogen bij dissecties en zijn behendigheid met de microscoop werden door zijn leermeesters geprezen. In 1825 trad ook de Heidelbergse bosbouwkundige [[Bronn, Valentin (1796-1834)|Valentin Bronn]] tot het Luikse korps toe. En in Leuven vervoegde de pas afgestudeerde filosoof en wiskundige [[Goebel, Franz Jakob (1791-1858) |Franz Jacob Göbel]] en – het daaropvolgende academiejaar – de Würzburgse botanicus [[Adelmann, Franz Joseph (1787-1868)|Franz Adelmann]] het tot dan toe zuiver Zuid-Nederlandse tweemansteam van Van Mons en Sentelet. Adelmann was weliswaar geen zuivere ‘import’, hij woonde al drie jaar in de streek en werkte als hoofdapotheker in het Sint-Elisabethgasthuis in Antwerpen. | ||
Line 76: | Line 76: | ||
Hoewel de oprichting van drie volwaardige wetenschapsfaculteiten een belangrijke stap was in de ontwikkeling van de Belgische wetenschappen, mag hun omvang in deze aanvangsperiode niet worden overschat. In het eerste academiejaar hadden de drie faculteiten samen een bezetting van slechts acht hoogleraren. Dat aantal nam doorheen het volgende decennium toe tot een nog steeds bescheiden elf gewoon hoogleraren en 2 buitengewoon hoogleraren in 1825.<ref>In 1825 bereikten de wetenschapsfaculteiten daarmee hun maximum bezetting.</ref> Dankzij de handige politiek-strategische evenwichtspolitiek van Den Haag waren daar een aantal wetenschappelijke hoogvliegers bij. Van sommige anderen kon men zich vragen stellen over hun ervaring of hun geschiktheid voor de betrekking. | Hoewel de oprichting van drie volwaardige wetenschapsfaculteiten een belangrijke stap was in de ontwikkeling van de Belgische wetenschappen, mag hun omvang in deze aanvangsperiode niet worden overschat. In het eerste academiejaar hadden de drie faculteiten samen een bezetting van slechts acht hoogleraren. Dat aantal nam doorheen het volgende decennium toe tot een nog steeds bescheiden elf gewoon hoogleraren en 2 buitengewoon hoogleraren in 1825.<ref>In 1825 bereikten de wetenschapsfaculteiten daarmee hun maximum bezetting.</ref> Dankzij de handige politiek-strategische evenwichtspolitiek van Den Haag waren daar een aantal wetenschappelijke hoogvliegers bij. Van sommige anderen kon men zich vragen stellen over hun ervaring of hun geschiktheid voor de betrekking. | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px |
− | |[[Image:garnier jean.jpg| | + | |[[Image:garnier jean.jpg|690x220px|none]] |
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
|width="100"|'''Jean Garnier''' | |width="100"|'''Jean Garnier''' | ||
Line 90: | Line 90: | ||
=== <font color="DC143C">Het einde van de wetenschapsfaculteiten?</font>=== | === <font color="DC143C">Het einde van de wetenschapsfaculteiten?</font>=== | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="left" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px |
− | |[[Image:dandelin.JPG| | + | |[[Image:dandelin.JPG|690x220px|none]] |
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
|width="100"|'''Germinal Pierre Dandelin''' | |width="100"|'''Germinal Pierre Dandelin''' | ||
Line 99: | Line 99: | ||
<Br/>Hoogleraren van Noord-Nederlandse herkomst waren in het heersende anti-Nederlandse klimaat sowieso kop van jut. In Luik werd Van Rees uit zijn functies ontheven. Er was een interventie van Willem I nodig voor hij kon benoemd worden in Utrecht. Van Rees behield wel goede betrekkingen met België. Anders verliep het voor Van Breda in Gent. Deze zag zich, ondanks zijn kersverse benoeming tot rector van de universiteit, gedwongen hals over kop de stad te ontvluchten. Pas het daaropvolgende jaar achtte Van Breda het veilig genoeg om naar België terug te keren om er zijn manuscripten en studies op te halen. Een foute inschatting, want hij slaagde er ternauwernood in een arrestatie te ontlopen.<ref>In totaal werden aan de Universiteit van Luik vier gewoon en buitengewoon hoogleraren ontslagen, die allen Nederlander waren. Gent ontsloeg vijf gewoon en buitengewoon hoogleraren. Ook zij waren allen Nederlander. In Leuven ontvingen zes gewoon en buitengewoon hoogleraren hun ontslagbrief, onder hen vier Duitsers en twee Nederlanders.</ref> Niet alleen Hollanderhaat, ook anti-Duitse sentimenten staken de kop op – het huis van Oranje Nassau had Germaanse wortels. Goebel en Adelmann werden met onmiddellijke ingang ontslagen. Beiden keerden terug naar hun land. Aan Bronn vroeg het Luikse universiteitsbestuur om op de leerstoel bosbouwkunde aan te blijven, maar hij verkoos om het gastvrijer thuisoord op te zoeken, waar hem een aanstelling aan de nieuwe Bosbouwschool van het Polytechnisch Instituut te Karlsruhe wachtte. | <Br/>Hoogleraren van Noord-Nederlandse herkomst waren in het heersende anti-Nederlandse klimaat sowieso kop van jut. In Luik werd Van Rees uit zijn functies ontheven. Er was een interventie van Willem I nodig voor hij kon benoemd worden in Utrecht. Van Rees behield wel goede betrekkingen met België. Anders verliep het voor Van Breda in Gent. Deze zag zich, ondanks zijn kersverse benoeming tot rector van de universiteit, gedwongen hals over kop de stad te ontvluchten. Pas het daaropvolgende jaar achtte Van Breda het veilig genoeg om naar België terug te keren om er zijn manuscripten en studies op te halen. Een foute inschatting, want hij slaagde er ternauwernood in een arrestatie te ontlopen.<ref>In totaal werden aan de Universiteit van Luik vier gewoon en buitengewoon hoogleraren ontslagen, die allen Nederlander waren. Gent ontsloeg vijf gewoon en buitengewoon hoogleraren. Ook zij waren allen Nederlander. In Leuven ontvingen zes gewoon en buitengewoon hoogleraren hun ontslagbrief, onder hen vier Duitsers en twee Nederlanders.</ref> Niet alleen Hollanderhaat, ook anti-Duitse sentimenten staken de kop op – het huis van Oranje Nassau had Germaanse wortels. Goebel en Adelmann werden met onmiddellijke ingang ontslagen. Beiden keerden terug naar hun land. Aan Bronn vroeg het Luikse universiteitsbestuur om op de leerstoel bosbouwkunde aan te blijven, maar hij verkoos om het gastvrijer thuisoord op te zoeken, waar hem een aanstelling aan de nieuwe Bosbouwschool van het Polytechnisch Instituut te Karlsruhe wachtte. | ||
− | {|style= | + | {|style="border="0" height="530" align="right" valign="bottom" cellpadding=0px cellspacing=10px |
− | |[[Image:gloesener.jpg| | + | |[[Image:gloesener.jpg|690x220px|none]] |
− | |[[Image:pagani.jpg| | + | |[[Image:pagani.jpg|690x220px|none]] |
|-align="center" valign="top" | |-align="center" valign="top" | ||
|width="100"|'''Michel Gloesener''' | |width="100"|'''Michel Gloesener''' | ||
Line 109: | Line 109: | ||
<br/>Met de vestiging van wetenschapsfaculteiten in Gent en Luik door de Belgische overheid in 1835 en de al eerdere oprichting van twee vrije universiteiten in Leuven en Brussel, was de toekomst van universitaire wetenschapsbeoefening en zijn vertegenwoordigers voortaan verzekerd. | <br/>Met de vestiging van wetenschapsfaculteiten in Gent en Luik door de Belgische overheid in 1835 en de al eerdere oprichting van twee vrije universiteiten in Leuven en Brussel, was de toekomst van universitaire wetenschapsbeoefening en zijn vertegenwoordigers voortaan verzekerd. | ||
− | |||
|} | |} | ||
<br/> | <br/> | ||
<br/> | <br/> | ||
<br/> | <br/> | ||
− | + | <br/> | |
− | === | + | <br/> |
+ | ===Noten=== | ||
<references/> | <references/> | ||
<br/> | <br/> | ||
− | === | + | ===Referenties=== |
*[https://books.google.be/books?id=qaxEAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false ''Règlement sur l'organisation de l'enseignement supérieur dans les provinces méridionales du royaume des Pays-Bas''], Gent, 1817. | *[https://books.google.be/books?id=qaxEAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false ''Règlement sur l'organisation de l'enseignement supérieur dans les provinces méridionales du royaume des Pays-Bas''], Gent, 1817. | ||
*De Cloet, Jean-Joseph, ''Châteaux et monuments des pays-bas, faisant suite au voyage pittoresque, dédié à S.A.R. et à madame la princesse d’Orange'', Brussel, 1830. | *De Cloet, Jean-Joseph, ''Châteaux et monuments des pays-bas, faisant suite au voyage pittoresque, dédié à S.A.R. et à madame la princesse d’Orange'', Brussel, 1830. |
Revision as of 07:47, 18 October 2017
Studeren voor wetenschapper
Aan de Franse Université Impériale, met zijn 'Académies' in Brussel en Luik, werden weliswaar al sinds 1810 wetenschappelijke vakken gedoceerd. Ze waren het domein van de zogeheten 'Facultés de sciences mathématiques et physiques'. Maar deze facultés verschaften geen volwaardige wetenschapsopleiding. De wetenschapsvakken lagen in de lijn van de leerstof die leerlingen al eerder, aan de keizerlijke lyceums (opvolgers van de Centrale Scholen) te verwerken hadden gekregen. Ook de professoren van de wetenschapsfaculteiten waren grotendeels dezelfde als deze die aan de lycées lesgaven. Het doel van de facultés was dan ook niet het afleveren van gediplomeerde wetenschappers, maar wel het verstrekken van attesten aan studenten die zich op een opleiding in de 'hogere' faculteiten, met name die van geneeskunde, voorbereidden. Bovendien kregen enkel studenten met een letterendiploma toegang tot de vakken van de wetenschapsfaculteit. Omdat in Luik geen letterenfaculteit was ingericht, kreeg de wetenschapsfaculteit er enkel een handvol vrije leerlingen over de vloer.
De eerste beroepsgeleerdenWetenschap als een volwaardige universitaire discipline, dat betekende ook dat vanaf nu een aantal personen wetenschap als beroep beoefende. Twaalf personen om precies te zijn, want elke wetenschapsfaculteit had recht op vier hoogleraren. Zoveel waren het er bij aanvang echter niet. De Nederlandse overheid had namelijk moeite om geschikte kandidaten te vinden. Een goede hoogleraar bezat een of meerdere diploma’s van een prestigieuze universiteit, kon wetenschappelijk onderzoek van eigen hand voorleggen en buigen op een jarenlange onderwijservaring. Dergelijke personen waren dun gezaaid in een regio die al jaren politiek onstabiel was en waar tot dusver geen echte wetenschapsopleiding had bestaan.
Een bescheiden beginHoewel de oprichting van drie volwaardige wetenschapsfaculteiten een belangrijke stap was in de ontwikkeling van de Belgische wetenschappen, mag hun omvang in deze aanvangsperiode niet worden overschat. In het eerste academiejaar hadden de drie faculteiten samen een bezetting van slechts acht hoogleraren. Dat aantal nam doorheen het volgende decennium toe tot een nog steeds bescheiden elf gewoon hoogleraren en 2 buitengewoon hoogleraren in 1825.[6] Dankzij de handige politiek-strategische evenwichtspolitiek van Den Haag waren daar een aantal wetenschappelijke hoogvliegers bij. Van sommige anderen kon men zich vragen stellen over hun ervaring of hun geschiktheid voor de betrekking.
Het einde van de wetenschapsfaculteiten?
De Belgische opstand van 1830 veroorzaakte deining in het universitair landschap. In afwachting van een reorganisatie van het universitair onderwijs hief het nieuwe bestuur de wetenschapsfaculteiten van Leuven en Gent op. Enkel Luik behield zijn faculteit.[10] Met het verdwijnen van twee wetenschapsfaculteiten waren er plots hoogleraren op overschot. De ouderen onder hen, zoals Garnier en Hauff werden op non-actief gesteld. [11] Aan Van Mons werd in 1835 het emeritaat verleend. Anderen vertrokken vrijwillig. Zo verliet de Luikse hoogleraar Germinal Pierre Dandelin zijn leerstoel mijnbouwkunde om als artilleriecommandant in de stadswacht de wapens op te nemen in de revolutie. Maar er vielen ook naakte ontslagen, die de buitenlandse docenten troffen.
|
Noten
- ↑ Vooral de geneeskundefaculteit maakt van de plantentuin gebruik.
- ↑ Veelal adviseerden of bemiddelden de hoogleraren natuurhistorie bij de aankoop van natuurhistorische objecten.
- ↑ Jean Delvaux en Jean-Baptiste Van Mons waren de enige echte doctores in de wetenschappen. Delvaux had in Parijs een diploma in de medische wetenschappen behaald en was doctor honoris causa in de wetenschappen. Van Mons had zijn doctorstitel in de wetenschappen in het Duitse Helmstadt behaald. Jean Vanderheyden en Jean Sentelet hadden diploma’s van de Leuvense filosofiefaculteit.
- ↑ De voertaal van het hoger onderwijs was bij aanvang weliswaar Latijn.
- ↑ De universiteit had weliswaar eerst de Mechelaar François-Egide Verbeeck aangeworven, maar deze had in laatste instantie verstek laten gaan.
- ↑ In 1825 bereikten de wetenschapsfaculteiten daarmee hun maximum bezetting.
- ↑ Dit gold overigens voor kandidaat-studenten van alle faculteiten. Koninklijk besluit 9 september 1826. Nothomb, État de l'instruction supérieure, LXXVII en 535.
- ↑ De Luikse universiteit leverde in 1817-1830 7 doctorsdiploma’s in de wetenschappen af, op een totaal van 724 doctorsdiploma’s. De Gentse universiteit leverde 22 doctorsdiploma’s in de wetenschappen , op een totaal van 508 doctores. Aan de Leuvense universiteit studeerden 6 doctores in de wetenschappen af, op een totaal van 623 gediplomeerden. Ter vergelijking: de rechtenfaculteiten leverden in dezelfde periode gemiddeld 328 doctoraten af, de geneeskunde faculteit 203 en de letterenafdeling 10.
- ↑ De laatste drie studeerden in Leuven nadat de faculteit voor wetenschappen was opgeheven. Omdat de in principe nog steeds geldende toelatingseisen in de eerste jaren na de onafhankelijkheid niet strikt werden toegepast, konden zij ook zonder officieel diploma aan de medische faculteit verder studeren. Uit hun latere loopbaan blijkt echter duidelijk hun voorkeur voor de natuurwetenschappen.
- ↑ Aan de beide getroffen universiteiten werden echter al gauw vrije faculteiten Wis- en Natuurkunde opgericht. Aan de universiteit van Gent en Luik verdween ook de faculteit letteren en wijsbegeerte. De Leuvense universiteit verloor zijn rechtenfaculteit.
- ↑ Nothomb spreekt in algemene termen over ‘mis en non-activité’. Volgens Paul Mansion werd Hauff op pensioen gesteld, terwijl Garnier uit zijn leerstoel lijkt te zijn ontzet ("la revolution [lui] priva de sa chaire"). Pas na veel demarches verkreeg hij het pensioengeld waar hij recht op had, aldus Mansion. Nothomb, Etat de l'instruction supérieure en Belgique: rapport présenté aux chambres législatives, le 6 avril 1843, volume 1, 1843, cvii; Mansion, Paul, "J.-Ch.-F. Hauff (1817)", in: Liber memorialis. Notices biographiques. Deel 2: Faculté des Sciences et Ecole Spéciale du Génie Civile et des Arts et Manufactures, Gent, 1913, 9-10 en Idem, "J.-G. Garnier", 11-13.
- ↑ In totaal werden aan de Universiteit van Luik vier gewoon en buitengewoon hoogleraren ontslagen, die allen Nederlander waren. Gent ontsloeg vijf gewoon en buitengewoon hoogleraren. Ook zij waren allen Nederlander. In Leuven ontvingen zes gewoon en buitengewoon hoogleraren hun ontslagbrief, onder hen vier Duitsers en twee Nederlanders.
Referenties
- Règlement sur l'organisation de l'enseignement supérieur dans les provinces méridionales du royaume des Pays-Bas, Gent, 1817.
- De Cloet, Jean-Joseph, Châteaux et monuments des pays-bas, faisant suite au voyage pittoresque, dédié à S.A.R. et à madame la princesse d’Orange, Brussel, 1830.
- Nothomb, Etat de l'instruction supérieure en Belgique: rapport présenté aux chambers legislatives, le 6 avril 1843, volume 1, 1843.
- Le Roy, Alphonse , Liber memoralis: L'Université de Liége depuis sa fondation, 1869.
- De Clerck, Karel , Langendries, Elienne en Vandermeersch, Anne-Marie, 175 jaar Universiteit Gent: een verhaal in beeld, Gent, 1992.
- Despy-Meyer, Andrée, Instellingen en netwerken, in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 71-83.
- Isaac, Marie-Thérèse en Sorgeloos, Claude, “De verspreiding van de wetenschappen in de centrale scholen”, in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815, Brussel, 1998, 385-412.
- Opsomer, Carmélia en Halleux, Robert, “Wetenschappelijke instellingen en netwerken”, in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815, Brussel, 1998, 330.
- Deelstra, Hendrik, De scheikunde aan de universiteiten en hogescholen, in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 159-160.