Duel in de Wetenschapsstraat. Het Belgische wetenschapsbeleid
Een voet tussen de deur (van de wetenschap)
</ref>
Scientia potestas est
Dr. Jacques Spaey, wiens buitengewone werkvermogen erkend waren zelfs door Dubuisson, beschikte over een geducht wapen: de administratieve diensten van de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid, gezeteld op de Wetenschapsstraat 8. Deze waren opgesteld als een onderzoeksbureau ten dienste van de Raad en stonden onder de verantwoordelijkheid van de secretaris. Maar daardoor ontwikkelde de administratie geleidelijk haar eigen expertise op het gebied van het onderzoeksmanagement. Wetenschappers en hun vertegenwoordigers werden minder noodzakelijk als deskundigen voor de overheid. Het mogelijk om "wetenschappelijke activiteiten wetenschappelijk te beheren" (Spaey).[13] Kennis is macht. En een ploeg van voltijdse ambtenaren heeft altijd een voordeel ten opzichte van adviseurs die al bezig zijn met hun respectievelijke instellingen en organisaties. De diensten van het secretariaat hebben de traagheid van de werkzaamheden van de Raad gecompenseerd of benut (afhankelijk van het standpunt) en hebben het aantal initiatieven en diepgaande verslagen opgevoerd. Secretaris Spaey legde ze vervolgens aan de leden van de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid voor, ongeacht het verloop van de besprekingen die daar plaatsvonden – hij deed dit vaak onverwacht, zodat de vertegenwoordigers van de wetenschappelijke instellingen niet de tijd hadden om deze te wijzigen of zelfs maar te lezen.[14]De Raad, waarvan Dubuisson gedroomd had, was gewoon een orgaan gebruikt om de besluiten van zijn secretariaat te goedkeuren, hetwelk ondergeschikt was aan de overheid. Begin 1968 ontploften de spanningen tussen de Raad en zijn secretariaat. Verafschuwd door deze werkmethodes nam de Luikse rector opnieuw ontslag, gevolgd door de rectoren van Gent en Brussel en in november door voorzitter Jef Rens.[15]
De aanval
Om deze eindoverwinning van de staat te verklaren, moeten we ons herinneren dat de wetenschap en hoger onderwijs aan het einde van de jaren 60 op het kolen zaten. Dat moedigde de politici verder aan. Mei ‘68 deed de universitaire instellingen op hun grondvesten beven. ’Leuven Vlaams’ getuigde van de stellige wil in het noorden van het land om in onderzoek en hoger onderwijs de gelijkheid tussen Nederlandstaligen en Franstaligen te bereiken.[17] Overeenkomstig met de traditie van de Egmontstraat wilden Dubuisson en Willems kandidaten en onderzoeksprojecten uitsluitend beoordelen op basis van hun wetenschappelijke kwaliteiten, binnen het "nationale kader van de wetenschap"[18]. Tegelijkertijd waren meer en meer Vlaamse academici van mening dat een evenwicht tussen de culturele gemeenschappen noodzakelijk was, door middel van “quota’s”. In de loop van de jaren zestig hadden zich steeds meer kleine maar belangrijke geschillen voorgedaan tussen het NFWO enerzijds en het de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid en vervolgens de Diensten voor Programmatie van het Wetenschapsbeleid anderzijds. De Wetenschapsstraat wilde zijn visie op de buitengewone overheidsinvesteringen in de wetenschap opleggen, terwijl de Egmontstraat zijn volledige onafhankelijkheid en politieke "neutraliteit" bij de selectie van de onderzoeksprojecten trachtte te behouden. Van 1961 tot 1965 hebben het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid gevochten om de voogdij van een nieuw Fonds voor Collectief Fundamenteel Onderzoek. De schepping van dit Fonds betekende de triomf van de Big Science. In 1968 ontvingen het FCFO, het FGWO en het IIKW, elk een subsidie van de overheid die dubbel zo groot was als deze van het NFWO.[19] De overheid slaagde er ook in om het NFWO buiten het beheer van het ruimtedomein te houden. Daarenboven mengde het Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid zich in de interne aangelegenheden van het FNWO door bijvoorbeeld voor te stellen dat het Fonds de kosten van beurzen voor de laboratoria voor universiteiten zelf zou moeten dekken.
Paniek in de Egmontstraat. Jean Willems riep alle NFWO-leiders op om hun netwerken te mobiliseren om de onafhankelijkheid van het Fonds te verdedigen en overwoog zelfs een beroep op de Koning. Deze mobilisatie heeft het project tot stilstand gebracht: het NFWO was veilig. Zijn commissies zouden de selectie, opleiding en basisfinanciering voor onderzoekers behouden. Om echter elke kritiek te vermijden, greep het Fonds het voortouw en nam het maatregelen om de gelijkheid tussen de gemeenschappen te waarborgen: de taalpariteit in de raad van bestuur en in de wetenschappelijke selectiecomités, vervolgens de scheiding van de budgetten voor Nederlandstaligen en Franstaligen en ten slotte een overfinanciering als inhaalslag ten gunste van de Vlaamse onderzoekers (1970).[21] De drie duellisten verdwenen kort daarna. Jacques Spaey overleed in 1971, op maar 63 jarige leeftijd. Een jaar eerder was Jean Willems hem voorgegaan en in 1974 stierf 'de laatste prins-bisschop van Luik' in een auto-ongeval. Met de economische crisis van de jaren zeventig, de bezuinigingen en de staatshervormingen begon er een nieuw tijdperk voor het Belgische wetenschapsbeleid…
|
Bronnen
- Parlementaire Stukken, Kamer, Zitting 1967-1968, Doc. nr. 551, 1 februari 1968, “Wetsvoortsel tot oprichting van een Nationaal Instituut voor Fundamenteel Wetenschappelijk Onderzoek”.
- La Relève, 27ste jaar, n°31-37 (herdenkingsnummer ter ere van Jacques Spaey), 11/09/1971.
- Un effort national en faveur de la science. Discours prononcés lors de la séance académique tenue le 5 mai 1959 en présence de Sa Majesté le Roi au Palais des Académies, Brussel, [s.n.], [1959].
- OCDE, Politiques nationales de la science: Belgique, Parijs, OCDE, 1966.
- Spaey, J. (dir.) et al., Le développement par la science. Essai sur l’apparition et l’organisation de la politique scientifique des États, Parijs, UNESCO, 1969.
- Herinneringen aan Jean Willems (1895-1970), Brussel, FWO, 1972.
- Dubuisson, M., Mémoires, Luik, Vaillant-Carmanne, 1977.
- Nationaal Raad voor Wetenschapsbeleid, Rapport d’activité (1972-1979), Brussel, 1980.
- Molitor, A., Servir l’État, UCL, Louvain-la-Neuve, 1982.
- Fox, C. R., Le Château des Belges. Un peuple se retrouve, 3de editie, vertaling door Weber E., Brussel, Duculot, 1997.
Literatuur
- Halleux, R. et al., Histoire des sciences en Belgique (1815-2000), t. II, Brussel, La Renaissance du Livre, 2001.
- Dujardin, V., Pierre Harmel, Brussel, Le Cri, 2004.
- Bertrams, K., Université & Entreprises. Milieux académiques et industriels en Belgique (1880-1970), Brussel, Le Cri, 2006.
- Halleux, R., Xhayet, G., La liberté de chercher. Histoire du Fonds national belge de la recherche scientifique, Luik, Éditions de l’Université de Liège, 2007.
- Bertrams, K. et al., Pour une histoire de la politique scientifique en Europe (XIXe-XXe siècles) : actes du colloque des 22 et 23 avril 2005 au Palais des Académies, Brussel, Académie royale des Sciences, 2007.
- Pirot, P., “La ‘Commission nationale des sciences’ et l’émergence d’un concept de politique scientifique en Belgique” in Malpangotto, M., Jullien, V., Nicolaidis, E., L’homme au risque de l’infini. Mélanges d’histoire et de philosophie des sciences offerts à Michel Blay, Brussel, Brepols, 2013. (Coll. “De Diversis Artibus”, deel 93).
- Pirot, P., La dynastie belge et la science, Doctoraatsthesis in de geschiedenis, onuitgegeven, Universiteit van Luik, academiejaar 2014-2015.
- Halleux, R. et al., Tant qu’il y aura des chercheurs, Luik, Luc Pire, 2015.
- ↑ Pirot, Pascal, “La ‘Commission nationale des sciences’ et l’émergence d’un concept de politique scientifique en Belgique” in Malpangotto, M., Jullien, V., Nicolaidis, E., L’homme au risque de l’infini. Mélanges d’histoire et de philosophie des sciences offerts à Michel Blay, Brussel, Brepols, 2013. (Coll. “De Diversis Artibus”, deel 93), p. 401-402.
- ↑ Molitor, A., Servir l’État, UCL, Louvain-la-Neuve, 1982, p. 131.
- ↑ Dubuisson, M., Mémoires, Liège, Vaillant-Carmanne, 1977, p. 441.
- ↑ Daarnast werden twee andere instellingen voor het wetenschapsbeleid in het leven geroepen: het Ministerieel Comité voor Wetenschapsbeleid (waarin alle ministers die het fundamenteel of toegepast wetenschappelijk onderzoek subsidieerden zaten, onder voorzitterschap van de eerste minister) en de Interministeriële commissie voor Wetenschapsbeleid (waarin de hoge ambtenaren van bovengenoemde ministeries werden samengebracht om de uitvoering van de besluiten van hun hoofden te coördineren).
- ↑ OCDE, Politiques nationales de la science : Belgique, Parijs, OCDE, 1966, p. 32-35.
- ↑ Andere ondervoorzitters waren onder meer Hubert Ansiaux, directeur van de Nationale Bank; Corneel Heymans, hoogleraar aan de Universiteit Gent en Nobelprijswinnaar voor Geneeskunde; Jean Willems voor het NFWO (hij verliet de Raad in 1964); en Henri Janne, Prorector van de Université Libre de Bruxelles.
- ↑ Volgens Dubuisson heeft Eerste Minister Theo Lefèvre daarna Massart het rectoraat van het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen aangeboden om zich van hem te ontdoen. Hij werd vervangen door Jef Rens, een hoge socialistische ambtenaar.
- ↑ En dus lid van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. Darimont was socialist. Halleux, R., "La marche des idées" in Halleux, R. et al., Histoire des sciences en Belgique (1815-2000), t. II, Brussel, La Renaissance du Livre, 2001, p. 25.
- ↑ Geciteerd in “Jacques Spaey vu par ses collaborateurs” in La Relève, 27ste jaar, nr. 31-37, 11 september 1971, p. 2.
- ↑ Spaey, J.(dir.) et al., Le développement par la science. Essai sur l’apparition et l’organisation de la politique scientifique des États, Parijs, UNESCO, 1969, resp., p. 99 en p. 84.
- ↑ OCDE, Politiques nationales de la science : Belgique, Parijs, OCDE, 1966, p. 20, p. 36-38.
- ↑ Idem, p. 102.
- ↑ Citaat na Halleux R. et al., Tant qu’il y aura des chercheurs, Luik, Luc Pire, 2015, p. 141.
- ↑ “Les travaux sont orientés par des statistiques dont tout le monde sait qu’elles peuvent être présentées d’une manière’, on perd beaucoup de temps à les commenter, et puis, comme il faut à un moment donné finir, on hâte le travail en approuvant des textes d’autant plus volumineux que l’on a eu moins de temps pour les faire courts.” schrijft Marcel Dubuisson. Dubuisson, M., Mémoires, Luik, Vaillant-Carmanne, 1977.
- ↑ De andere rectoren herzagen hun beslissing en drongen zo sterk aan op Dubuisson dat hij terugkwam in de Raad in 1970. In het voorjaar van 1971 verliet hij het niettemin weer: gekwetst door de wet van 24 maart 1971 betreffende de inrichting van het universitaire onderwijs door de Staat, die hun autonomie beperkte en hen was opgelegd in weerwil van hun verzet, gaf hij het rectorale hermelijnbont op.
- ↑ De liberalen en socialisten hadden zich er gedurende de jaren 60 tegen verzet, maar de christendemocratische formateur Paul Vanden Boeynants was er in het regeerakkoord van 12 juni 1968 in geslaagd deze concessie van de Belgische Socialistische Partij te verkrijgen. Molitor, A., Servir l’État, UCL, Louvain-la-Neuve, 1982, p. 137.
- ↑ Tussen 1954 en 1965 waren slechts zes van de 25 instellingen voor hoger onderwijs in België uitsluitend Nederlandstalig. De Vlaamse onderzoekscentra waren aanzienlijk ondergefinancierd en onvoldoende uitgerust. Het merendeel van de NFWO-beurzen werd nog steeds toegekend aan Franstaligen, evenals de beurzen van FGWO, IWONL, US... Uit de statistieken blijkt echter dat het gebrek aan wetenschappelijke roepingen in Vlaanderen dit onevenwicht gedeeltelijk verklaart. Vanpaemel, G.; Van Camp, B., “Wetenschapsbeoefening” in Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, deel III, p. 3721-3723.
- ↑ Jean Willems in 1967, citaat na Halleux R. et al., Tant qu’il y aura des chercheurs, Luik, Luc Pire, 2015, p. 166.
- ↑ Parlementaire stukken, zitting 1967-1968, Doc. nr. 551, 1 februari 1968, “Wetsvoorstel tot Oprichting van een Nationaal Instituut voor Fundamenteel Wetenschappelijk Onderzoek”, p. 1.
- ↑ Idem, p. 3-4.
- ↑ Halleux, R. et al., Tant qu’il y aura des chercheurs, Luik, Luc Pire, 2015, p. 167-168.