Difference between revisions of "Geschiedenis van de wetenschappen in België"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
m
Line 1: Line 1:
 
[[category:Thematische notities]]
 
[[category:Thematische notities]]
 +
ONDER CONSTRUCTIE
 +
De allerdiepste wortels van de Belgische wetenschapsgeschiedenis gaan terug tot de Renaissancetijd, toen, onder invloed van het humanisme, aan de [[Universiteit van Leuven]] een historische interesse voor de klassieke wetenschappen opbloeide. De belangstelling uitte zich vooral in de uitgave van kritische edities van bronnen en bio-bibliografische werken.<ref>Onder meer Gerard Mercator verzorgde kritische bronuitgaven  van klassieke wiskundigen en Valerius Andreas was verantwoordelijk voor de uitgave van de eerste bibliografische verzamelwerken. Pieter-Jozef Heylen vormde met zijn inventaris van technische uitvindingen in die periode een uitzondering ( [http://www.digizeitschriften.de/main/dms/img/?PPN=GDZPPN002492229 "Dissertatio de inventis Belgarum"], ''Mémoires de l'Académie Impériale et Royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles'', vol. 5 (1788), p. 74-112).</ref> Van een echte wetenschapshistoriografie werd slechts stilaan sprake vanaf de scharnierperiode die uitmondde in de Belgische revolutie, toen de basis van het Belgisch wetenschapsbestel werd gelegd. Samen met de oprichting van belangrijke nationale wetenschapsinstituten - de universiteiten, de [[Koninklijke Militaire School]], de [[Académie royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique - Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten |Brusselse Academie voor wetenschappen]] en de [[Koninklijke Sterrenwacht van België-Observatoire royal de Belgique|Sterrenwacht]], ontstond toen namelijk een grote belangstelling voor de historische achtergrond van de ‘nationale’ wetenschappen. Ook propageerden sommigen, zoals de Gentse rector [[Cassel, Franz-Peter (1784-1821)|Frans-Peter Cassel]], het nut van onderwijs in de geschiedenis van de wetenschappen aan studenten. Daaropvolgend zagen een aanzienlijk aantal wetenschapshistorische bijdragen, geschreven door Gentse geleerden, het licht. De meeste van deze bijdragen waren biografisch van aard, hoewel ook een aantal werken verschenen die de Belgische wetenschapsgeschiedenis binnen een breder cultureel kader belichtten.<ref>Zie bijvoorbeeld Octave Delepierre, [http://books.google.be/books?id=PFNAAAAAcAAJ&pg=PA14&dq=heylen+inventis+belgarum&hl=fr&ei=uaJ-TOm9J4uVswbYwuyFDQ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=10&ved=0CFwQ6AEwCQ#v=onepage&q=heylen%20inventis%20belgarum&f=false ''Aperçu historique et raisonné des découvertes, inventions, innovations et perfectionnemens en Belgique dans les sciences, les arts, l'industrie etc. depuis les Romains''], Brugge: Felix De Pachtere, 1836; Idem, [http://www.archive.org/stream/labelgiqueillus01delegoog#page/n9/mode/1up ''La Belgique illustrée par les sciences, les arts et les lettres''], Brussel : Adolphe Wahlen, 1840. [http://books.google.be/books?id=bJgBAAAAYAAJ&printsec=frontcover&dq=delepierre+octave&hl=fr&ei=waF-TNbFA83DswbU-tCVCQ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=14&ved=0CHwQ6AEwDQ#v=onepage&q&f=false Andere versie] op Google Books of Félix Victor Goethals, ''Lectures relatives à l'histoire des sciences, des arts, des lettres, des moeurs et de la politique en Belgique et dans les pays limitrophes'', Brussel, [http://books.google.be/books?id=88rvAAAAMAAJ&printsec=frontcover&dq=goethals+lectures&hl=fr&ei=p6R-TKbHAsySswbCo5SWCQ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=3&ved=0CDkQ6AEwAg#v=onepage&q&f=false vol. 1] (1837), [http://books.google.be/books?id=_P8DAAAAMAAJ&printsec=frontcover&dq=goethals+lectures&hl=fr&source=gbs_similarbooks_s&cad=0#v=onepage&q&f=false vol. 2] (1840), [http://books.google.be/books?id=rP4TAAAAQAAJ&printsec=frontcover&dq=goethals+lectures&hl=fr&ei=p6R-TKbHAsySswbCo5SWCQ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=2&ved=0CDMQ6AEwAQ#v=onepage&q&f=false vol. 3] (1838), [http://books.google.be/books?id=3w8_AAAAcAAJ&dq=goethals%20lectures&hl=fr&pg=PA341#v=onepage&q&f=false vol. 4] (1838).</ref> Cultureel-wetenschappelijke tijdschriften zoals het door [[Garnier, Jean-Guillaume (1766-1840)|Jean Garnier]] en [[Quetelet, Lambert-Adolphe-Jacques (1796-1874)|Adolphe Quetelet]] opgerichte ‘‘Correspondance mathématique et physique’’ vormden het forum voor dit soort publicaties.
  
 +
<br/>Vooral de geneeskunde vond in de eerste decennia na de revolutiejaren een aantal bekwame geschiedbeoefenaars, zoals [[Burggraeve, Adolphe-Pierre (1806-1902)|Adolphe Burggraeve en [[Broeckx, Corneille (1807-1869)|Cornelius Broeckx]]. Ook  de [[Académie royale de médecine de Belgique|Académie de Médecine]] en lokale geneeskundige genootschappen moedigden historisch onderzoek aan door het uitschrijven van prijsvragen.<ref>Zie bijvoorbeeld Corneille Broeckx, [http://books.google.be/books?id=J3s8AAAAcAAJ&pg=PA10&dq=mouvement+scientifique+en+belgique&hl=fr&ei=KaZ-TO_yLYaVswagqciUCQ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=30&ved=0CMoBEOgBMB0#v=onepage&q&f=false ''Essai sur l'histoire de la médecine belge avant le XIXe siècle''], Brussel, 1838 als antwoord op een prijsvraag van de [[Société de médecine de Gand]].</ref> De wetenschapshistoriografische productie in de medische discipline betrof voornamelijk biografische studies. De geschiedenis van de natuurwetenschappen kwam heel wat langzamer van de grond. Net als bij de geneeskunde ging het ook hier in de eerste plaats om biografische studies over grote voorlopers, zoals de reeks befaamde plantkundigen die Jean Kickx  van een notitie voorzag, en overzichten over recente ontwikkelingen, zoals [[Garnier, Jean-Guillaume (1766-1840)|Jean Garniers]] artikel Histoire des sciences pendant la Révolution française (1817).
 +
 +
<br/>[[file: Quetelet.jpg|right|L.A.J. Quetelet (1796-1874)]] Het eigenlijke fundament van de Belgische wetenschapsgeschiedenis werd gelegd door [[Quetelet, Lambert-Adolphe-Jacques (1796-1874)|Adolphe Quetelet]]. Zijn belangrijkste werken zijn Histoire des sciences mathématiques et physiques chez les Belges (1864) en Sciences mathématiques et physiques au commencement du XIXe siècle (1867). De invloed van Quetelet was bijzonder groot, zowel in de algemene oriëntatie van zijn wetenschapshistorische en -filosofische opvattingen, als in de beperking van zijn onderzoek tot de wis- en natuurkunde, waardoor de andere wetenschappen slechts moeizaam in het ruimere kader van de nationale wetenschapsgeschiedenis konden worden geïntegreerd. [[Quetelet, Lambert-Adolphe-Jacques (1796-1874)|Quetelet]] beschouwde de wetenschap als een waardemeter van het culturele niveau van een beschaving. Hij geloofde in een directe analogie tussen de ontwikkeling van het wetenschappelijke denken en de ontwikkeling van de individuele mens en de natie. Tegelijk echter verdedigde hij een eerder enge, positivistische opvatting over de aard van de wetenschap: de maturiteit van een wetenschap kon worden afgelezen van de mate waarin ze een mathematische formulering toeliet. Enkel de wis- en natuurkunde beantwoordden aan deze normen. Andere wetenschappen zoals scheikunde en geologie, hoewel enorm populair in zijn tijd, kwamen in [[Quetelet, Lambert-Adolphe-Jacques (1796-1874)| Quetelets]] geschiedschrijving daarom veel minder aan bod. <ref>Directe navolging heeft Quetelet nauwelijks gehad. Zijn assistent en biograaf [[Mailly, Nicolas-Édouard (1810-1891) Edouard Mailly]] schreef in 1883 een tweedelige Histoire de l'Académie Impériale et Royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles dat volledig in het kader van Quetelets opvattingen paste.</ref>
 +
 +
 +
<br/>[[file : monchamp Georges.jpg|right|Bron : Laminne, Jacques, ''Eloge funèbre de Mgr Georges Monchamp ... prononcé à la cathédrale de Liège, le samedi 17 juin 1907'', Luik, 1907.|200px]]Quetelets algemene kijk op de Belgische wetenschapsgeschiedenis vormde in de daaropvolgende decennia het kader waarbinnen een brede waaier van wetenschapshistorische thema’s opbloeiden. Onder meer de rol van de oude Leuvense universiteit in de ontwikkeling van de wetenschappen – stimulerend of belemmerend? - en de zaak Galilei brachten grote controverses tussen wetenschapshistorici op gang. Ook de opkomst van het neothomisme wakkerde bij katholieke geleerden de belangstelling voor antieke wetenschap aan. Onder andere de jezuïet [[Thirion, Julien (1852-1918) |Julien Thirion]], de Leuvense hoogleraar [[Laminne, Jacques Joseph (1864-1924) |Jacques Laminne]], [[Proost, Alphonse (1847-1931)|Alphonse Proost]],  en [[Monchamp, Georges (1856-1907) |Georges Monchamp]] publiceerden standaardwerken over klassieke astronomie, fysica en cartesianisme. Vaak waren ideologische of politiek geladenheid deze historische studies niet vreemd. De verheerlijking van de natie, het katholicisme of de verdediging van de Vlaamse cultuur vormde een motief. Zo stond het wetenschapshistorisch onderzoek van [[Jean-Hubert van Raemdonck]] in het teken van de recuperatie van de cartograaf Gerard Mercator als Vlaming. België was ook het kader in de studies van [[Wauwermans, Henri-Emmanuel (1825-1902) |Henri-Emmanuel Wauwermans]] en [[Vincent, Jean Joseph (1851-1932) |Jean Vincent]] over de geschiedenis van de geografie en van de weerkunde (resp.). 
 +
 +
<br/>
 +
[[file: Sarton Georges.gif|right|200px|Bron:Geert Vanpaemel, "Bijlage Wetenschapsgeschiedenis in België", in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen (red.), ''Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815'', Brussel 1998, 429]] Rond de eeuwwisseling was de belangstelling voor de geschiedenis der wetenschappen in België op een hoogtepunt, zowel bij historici als wetenschappers, binnen en buiten academisch milieu. De jezuïet [[Bosmans, Henri (1852-1928)|Henri Bosmans]], de ingenieur [[Ver Eecke, Paul (1867-1959)|Paul Ver Eecke]] en de wiskundige [[Godeaux, Lucien Auguste (1887-1975) |Lucien Godeaux]] stortten zich op de geschiedenis van de wiskunde, terwijl [[Maurice Delacre]], [[Jean Timmermans]] en [[Bruylants, Albert Léon Gustave Marie (1915-1990)|Albert Bruylants]] zich op de geschiedenis van de scheikunde in België toelegden. Ook de Gentse bioloog [[Van Oye, Paul (1886-1969)|Paul Van Oye]], De Luikse hoogleraar geologie [[Renier, Armand Marie Vincent Joseph (1876-1951) |Armand Renier]], de ingenieur [[Arthur Vierendeel]], de Gentse hoogleraar geografie [[Fernand van Ortroy]] en de Gentse botanicus [[MacLeod, Julius (1857-1919)|Julius MacLeod]] wijden studies of beschouwingen aan de geschiedenis van hun discipline. Een aparte plaats in de Belgische wetenschapsgeschiedenis is voorbehouden aan de naar de Verenigde Staten uitgeweken [[Sarton, George Alfred Leon (1884-1956)|George Sarton]]. Als student wis- en natuurkunde vatte Sarton interesse op voor de geschiedenis van de wetenschappen vanuit een zeer ruime filosofische en culturele optiek. Na zijn studies ging hij zich volop aan de wetenschapsgeschiedenis wijden. Sarton was de stichter van de wetenschapstijdschriften [[Isis]] en [[Osiris]].
 +
 +
<br/>[[File: Mansion.JPG|right|Mansion, Paul (1844-1919)]]In 1890 kreeg geschiedenis van de wis- en natuurkunde ook een plaats in het curriculum van de wetenschapsfaculteiten van de rijksuniversiteiten. De verplichte cursus was weliswaar beperkt in omvang en werd toegewezen aan een lid van de faculteit, als aanvulling op zijn ‘normale’ opdracht. Slechts bij uitzondering deed deze docent ook zelf historische onderzoek, zoals aan de [[Universiteit van Gent]], waar de hoogleraar wiskunde en actieve wetenschapshistoricus [[Mansion, Paul (1844-1919)|Paul Mansion]] voor het vak bevoegd was en in [[Universiteit van Luik|Luik]] waar [[Le Paige, Constantin Marie Michel (1852-1929)|Constantin Le Paige]] aan het roer stond. Het vak nam geen hoge vlucht en werd in 1928 alweer van het verplichte curriculum geschrapt, om enkele jaren later helemaal te verdwijnen. Enkel in [[Universiteit van Brussel|Brussel]] bleef de wetenschapsgeschiedenis als vrije cursus tot na de Tweede Wereldoorlog behouden, met onder andere de zeer actieve wetenschapshistoricus [[Pelseneer, Jean (1903-1985)|Jean Pelseneer]] als docent. De belangstelling voor de historische studie van de wetenschappen taande in de jaren 1930 verder, ondanks de oprichting van een [[Belgisch comité voor de geschiedenis van de wetenschappen]] ter bevordering de studie van de geschiedenis der wetenschappen in België in 1933, om pas weer na de Tweede Wereldoorlog opnieuw aan belangstelling te winnen. De discipline vond vanaf dit moment een nieuwe generatie bekwame beoefenaars: onder meer [[Florkin, Marcel (1900-1979)|Marcel Florkin]] over de geschiedenis van de fysiologie en de biochemie, [[Brien, Paul Louis Philippe (1894-1975)|Paul Brien]] over de geschiedenis van de biologie, Leo Elaut (1897-1978) en Franz-André Sondervorst (1909-1986) over de geschiedenis van de geneeskunde, Leo Vandewiele (o1910) over de geschiedenis van de farmacie en [[Bockstaele, Paul P. (1920-2009)|Paul Bockstaele]] over de zestiende en zeventiende-eeuwse wiskunde. De Gentse hoogleraar voedselchemie [[Van de Velde, Albert Jacques Joseph (1871-1956)|Albert Van de Velde]] zette zich in het bijzonder in voor de vulgarisatie  van de wetenschappen en zag daarbij een belangrijke rol voor geschiedenis weggelegd. Ook zagen verschillende  initiatieven het licht: zo werd aan de [[Académie royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique - Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten|Academie voor Wetenschappen]] een [[Bestendige Commissie voor de Geschiedenis van de Wetenschappen]] ingericht (1941) en in Gent werd een [[Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen]] opgetrokken (1948). 
 +
 +
<br/>
 +
===Noten===
 +
<references/>
 +
 +
<br/>
 
===Publicaties===
 
===Publicaties===
  

Revision as of 15:22, 7 October 2013

ONDER CONSTRUCTIE De allerdiepste wortels van de Belgische wetenschapsgeschiedenis gaan terug tot de Renaissancetijd, toen, onder invloed van het humanisme, aan de Universiteit van Leuven een historische interesse voor de klassieke wetenschappen opbloeide. De belangstelling uitte zich vooral in de uitgave van kritische edities van bronnen en bio-bibliografische werken.[1] Van een echte wetenschapshistoriografie werd slechts stilaan sprake vanaf de scharnierperiode die uitmondde in de Belgische revolutie, toen de basis van het Belgisch wetenschapsbestel werd gelegd. Samen met de oprichting van belangrijke nationale wetenschapsinstituten - de universiteiten, de Koninklijke Militaire School, de Brusselse Academie voor wetenschappen en de Sterrenwacht, ontstond toen namelijk een grote belangstelling voor de historische achtergrond van de ‘nationale’ wetenschappen. Ook propageerden sommigen, zoals de Gentse rector Frans-Peter Cassel, het nut van onderwijs in de geschiedenis van de wetenschappen aan studenten. Daaropvolgend zagen een aanzienlijk aantal wetenschapshistorische bijdragen, geschreven door Gentse geleerden, het licht. De meeste van deze bijdragen waren biografisch van aard, hoewel ook een aantal werken verschenen die de Belgische wetenschapsgeschiedenis binnen een breder cultureel kader belichtten.[2] Cultureel-wetenschappelijke tijdschriften zoals het door Jean Garnier en Adolphe Quetelet opgerichte ‘‘Correspondance mathématique et physique’’ vormden het forum voor dit soort publicaties.


Vooral de geneeskunde vond in de eerste decennia na de revolutiejaren een aantal bekwame geschiedbeoefenaars, zoals [[Burggraeve, Adolphe-Pierre (1806-1902)|Adolphe Burggraeve en Cornelius Broeckx. Ook de Académie de Médecine en lokale geneeskundige genootschappen moedigden historisch onderzoek aan door het uitschrijven van prijsvragen.[3] De wetenschapshistoriografische productie in de medische discipline betrof voornamelijk biografische studies. De geschiedenis van de natuurwetenschappen kwam heel wat langzamer van de grond. Net als bij de geneeskunde ging het ook hier in de eerste plaats om biografische studies over grote voorlopers, zoals de reeks befaamde plantkundigen die Jean Kickx van een notitie voorzag, en overzichten over recente ontwikkelingen, zoals Jean Garniers artikel Histoire des sciences pendant la Révolution française (1817).


L.A.J. Quetelet (1796-1874)
Het eigenlijke fundament van de Belgische wetenschapsgeschiedenis werd gelegd door Adolphe Quetelet. Zijn belangrijkste werken zijn Histoire des sciences mathématiques et physiques chez les Belges (1864) en Sciences mathématiques et physiques au commencement du XIXe siècle (1867). De invloed van Quetelet was bijzonder groot, zowel in de algemene oriëntatie van zijn wetenschapshistorische en -filosofische opvattingen, als in de beperking van zijn onderzoek tot de wis- en natuurkunde, waardoor de andere wetenschappen slechts moeizaam in het ruimere kader van de nationale wetenschapsgeschiedenis konden worden geïntegreerd. Quetelet beschouwde de wetenschap als een waardemeter van het culturele niveau van een beschaving. Hij geloofde in een directe analogie tussen de ontwikkeling van het wetenschappelijke denken en de ontwikkeling van de individuele mens en de natie. Tegelijk echter verdedigde hij een eerder enge, positivistische opvatting over de aard van de wetenschap: de maturiteit van een wetenschap kon worden afgelezen van de mate waarin ze een mathematische formulering toeliet. Enkel de wis- en natuurkunde beantwoordden aan deze normen. Andere wetenschappen zoals scheikunde en geologie, hoewel enorm populair in zijn tijd, kwamen in Quetelets geschiedschrijving daarom veel minder aan bod. [4]



Bron : Laminne, Jacques, Eloge funèbre de Mgr Georges Monchamp ... prononcé à la cathédrale de Liège, le samedi 17 juin 1907, Luik, 1907.
Quetelets algemene kijk op de Belgische wetenschapsgeschiedenis vormde in de daaropvolgende decennia het kader waarbinnen een brede waaier van wetenschapshistorische thema’s opbloeiden. Onder meer de rol van de oude Leuvense universiteit in de ontwikkeling van de wetenschappen – stimulerend of belemmerend? - en de zaak Galilei brachten grote controverses tussen wetenschapshistorici op gang. Ook de opkomst van het neothomisme wakkerde bij katholieke geleerden de belangstelling voor antieke wetenschap aan. Onder andere de jezuïet Julien Thirion, de Leuvense hoogleraar Jacques Laminne, Alphonse Proost, en Georges Monchamp publiceerden standaardwerken over klassieke astronomie, fysica en cartesianisme. Vaak waren ideologische of politiek geladenheid deze historische studies niet vreemd. De verheerlijking van de natie, het katholicisme of de verdediging van de Vlaamse cultuur vormde een motief. Zo stond het wetenschapshistorisch onderzoek van Jean-Hubert van Raemdonck in het teken van de recuperatie van de cartograaf Gerard Mercator als Vlaming. België was ook het kader in de studies van Henri-Emmanuel Wauwermans en Jean Vincent over de geschiedenis van de geografie en van de weerkunde (resp.).


Bron:Geert Vanpaemel, "Bijlage Wetenschapsgeschiedenis in België", in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815, Brussel 1998, 429
Rond de eeuwwisseling was de belangstelling voor de geschiedenis der wetenschappen in België op een hoogtepunt, zowel bij historici als wetenschappers, binnen en buiten academisch milieu. De jezuïet Henri Bosmans, de ingenieur Paul Ver Eecke en de wiskundige Lucien Godeaux stortten zich op de geschiedenis van de wiskunde, terwijl Maurice Delacre, Jean Timmermans en Albert Bruylants zich op de geschiedenis van de scheikunde in België toelegden. Ook de Gentse bioloog Paul Van Oye, De Luikse hoogleraar geologie Armand Renier, de ingenieur Arthur Vierendeel, de Gentse hoogleraar geografie Fernand van Ortroy en de Gentse botanicus Julius MacLeod wijden studies of beschouwingen aan de geschiedenis van hun discipline. Een aparte plaats in de Belgische wetenschapsgeschiedenis is voorbehouden aan de naar de Verenigde Staten uitgeweken George Sarton. Als student wis- en natuurkunde vatte Sarton interesse op voor de geschiedenis van de wetenschappen vanuit een zeer ruime filosofische en culturele optiek. Na zijn studies ging hij zich volop aan de wetenschapsgeschiedenis wijden. Sarton was de stichter van de wetenschapstijdschriften Isis en Osiris.
Mansion, Paul (1844-1919)
In 1890 kreeg geschiedenis van de wis- en natuurkunde ook een plaats in het curriculum van de wetenschapsfaculteiten van de rijksuniversiteiten. De verplichte cursus was weliswaar beperkt in omvang en werd toegewezen aan een lid van de faculteit, als aanvulling op zijn ‘normale’ opdracht. Slechts bij uitzondering deed deze docent ook zelf historische onderzoek, zoals aan de Universiteit van Gent, waar de hoogleraar wiskunde en actieve wetenschapshistoricus Paul Mansion voor het vak bevoegd was en in Luik waar Constantin Le Paige aan het roer stond. Het vak nam geen hoge vlucht en werd in 1928 alweer van het verplichte curriculum geschrapt, om enkele jaren later helemaal te verdwijnen. Enkel in Brussel bleef de wetenschapsgeschiedenis als vrije cursus tot na de Tweede Wereldoorlog behouden, met onder andere de zeer actieve wetenschapshistoricus Jean Pelseneer als docent. De belangstelling voor de historische studie van de wetenschappen taande in de jaren 1930 verder, ondanks de oprichting van een Belgisch comité voor de geschiedenis van de wetenschappen ter bevordering de studie van de geschiedenis der wetenschappen in België in 1933, om pas weer na de Tweede Wereldoorlog opnieuw aan belangstelling te winnen. De discipline vond vanaf dit moment een nieuwe generatie bekwame beoefenaars: onder meer Marcel Florkin over de geschiedenis van de fysiologie en de biochemie, Paul Brien over de geschiedenis van de biologie, Leo Elaut (1897-1978) en Franz-André Sondervorst (1909-1986) over de geschiedenis van de geneeskunde, Leo Vandewiele (o1910) over de geschiedenis van de farmacie en Paul Bockstaele over de zestiende en zeventiende-eeuwse wiskunde. De Gentse hoogleraar voedselchemie Albert Van de Velde zette zich in het bijzonder in voor de vulgarisatie van de wetenschappen en zag daarbij een belangrijke rol voor geschiedenis weggelegd. Ook zagen verschillende initiatieven het licht: zo werd aan de Academie voor Wetenschappen een Bestendige Commissie voor de Geschiedenis van de Wetenschappen ingericht (1941) en in Gent werd een Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen opgetrokken (1948).


Noten

  1. Onder meer Gerard Mercator verzorgde kritische bronuitgaven van klassieke wiskundigen en Valerius Andreas was verantwoordelijk voor de uitgave van de eerste bibliografische verzamelwerken. Pieter-Jozef Heylen vormde met zijn inventaris van technische uitvindingen in die periode een uitzondering ( "Dissertatio de inventis Belgarum", Mémoires de l'Académie Impériale et Royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles, vol. 5 (1788), p. 74-112).
  2. Zie bijvoorbeeld Octave Delepierre, Aperçu historique et raisonné des découvertes, inventions, innovations et perfectionnemens en Belgique dans les sciences, les arts, l'industrie etc. depuis les Romains, Brugge: Felix De Pachtere, 1836; Idem, La Belgique illustrée par les sciences, les arts et les lettres, Brussel : Adolphe Wahlen, 1840. Andere versie op Google Books of Félix Victor Goethals, Lectures relatives à l'histoire des sciences, des arts, des lettres, des moeurs et de la politique en Belgique et dans les pays limitrophes, Brussel, vol. 1 (1837), vol. 2 (1840), vol. 3 (1838), vol. 4 (1838).
  3. Zie bijvoorbeeld Corneille Broeckx, Essai sur l'histoire de la médecine belge avant le XIXe siècle, Brussel, 1838 als antwoord op een prijsvraag van de Société de médecine de Gand.
  4. Directe navolging heeft Quetelet nauwelijks gehad. Zijn assistent en biograaf Mailly, Nicolas-Édouard (1810-1891) Edouard Mailly schreef in 1883 een tweedelige Histoire de l'Académie Impériale et Royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles dat volledig in het kader van Quetelets opvattingen paste.


Publicaties

  • Le mouvement scientifique en Belgique. 1830-1905, Brussel: Schepens, 1907, 2 vol.
  • Lucien Godeaux, Esquisse d'une histoire des sciences mathématiques en Belgique, Brussel: Office de Publicité, 1943.
  • P.P. Bockstaele, "Mathematics in the Netherlands from 1750 to 1830", in Janus 65 (1978), 67-95.
  • H.A.M. Snelders, "Physics and chemistry in the Netherlands in the period 1750-1850", in Janus 65 (1978) 1-20.
  • Florilege des sciences en Belgique, Bruxelles : Academie royale de Belgique, Classe des sciences, vol. 1 (1968), vol. 2 (1980).
  • François-André Sondervorst, Geschiedenis van de geneeskunde in België, Sint-Stevens-Woluwe: Séquoia, 1981.
  • Leo J. Vandewiele, Geschiedenis van de farmacie in België, Beveren: Orion, 1981.
  • Roger-A. Blondeau, Wetenschap in de taal der Vlamingen. Vanaf Jacob van Maerlant tot de stichting van de Akademiën, Gent: Reinaert-Het Volk, 1991.
  • Karel Velle, De nieuwe biechtvaders. De sociale geschiedenis van de arts in België, Leuven : Kritak-Meulenhof, 1991.
  • Roger-A. Blondeau, Wetenschap en Onderwijs in Vlaanderen na 1830 en in de Vlaamse Beweging, Roesbrugge : Schoonaert, 2001
  • Brigitte Van Tiggelen, Chimie et chimistes de Belgique, Brussel: Éditions Labor, 2004.
  • Kenneth Bertrams, Universités et Entreprises. Milieux académiques et industriels en Belgique, 1880-1970, Brussel: Ed. Le Cri, 2006.
  • Jean Baudet, Histoire des sciences et de l’industrie en Belgique, Waterloo: Jourdan, 2007.
  • Raf de Bont, Darwins kleinkinderen. De evolutietheorie in België 1865-1945, Nijmegen: Vantilt, 2008.
  • D. Thornburn Burns et Hendrik Deelstra, "Analytical Chemistry in Belgium: An Historical Overview," Microchimica Acta 161 (2008), 41-66.
  • Robert Halleux, Geneviève Xhayet, Pierre Demoitié, Pour la science et pour le pays. 50 ans de politique scientifique fédérale, Luik: Editions de l'Université de Liège, 2009.


Biografische woordenboeken

  • Félix Victor Goethals, Lectures relatives à l'histoire des sciences, des arts, des lettres, des moeurs et de la politique en Belgique et dans les pays limitrophes, Brussel, vol. 1 (1837), vol. 2 (1840), vol. 3 (1838), vol. 4 (1838).
  • L. Vanderkindere, 1834-1884: L'université de Bruxelles, Brussel: P. Weissenbruch, 1884.
  • Eugène de Seyn, Dictionnaire biographique des sciences, des lettres et des arts en Belgique, Brussel: Éditions de l'Avenir, 1935, 2 vol.


Tijdschriften


Musea